Ingezonden.

De Gezangen-kwestie.

Ds. Lingbeek, thans te Spijk, schreef ddo. 25 Juni 1908 in de Geref. Kerk« (no. 1029) althans vergis ik mij niet, dan zijn de initialen C. A. L. te V. van hem, omtrent de oude gezangen o. m. het navolgende, naar aanleiding van een hem gedane vraag.

(Let wel de oude - niet eens de nieuwe gezangen, door de Synode ons opgedrongen):

»'t Is mij dikwijls voorgekomen, dat men in den bundel «bladerende, daarin iets mist, wat men zoekt, en dat is »zéer goed te verklaren.

»Vergelijkt men ze met dê oorspronkelijke dichtstukken » van een Lodenstein enz, dan bemerkt men al spoedig, dat »de samenstellers, zonder de gedichten in ketterschen geest »te wijzigen, toch hier en daar er de fijne puntjes wel eens sop bedenkelijke wijze hebben afgeslepen.

»Daardoor maakt de bundel soms den indruk, dien de «Catechismus zou maken, wanneer men er hier en daar »een belangrijke zinsnede had uitgelicht.

»Ledeboer vergeleek den bundel bij het beeld van Nebukadnezar; Dr. Hoedemaker sprak eens van een geest »van zoethout en suikerwater. En zeker is daaruit voor »een groot deel de tegenstand van ons volk tegen de gezangen te verklaren . . . .«

Tot zoover Ds. Lingbeek, van 1908 die ten slotte eindigt met zich neer te leggen bij de voorrede van de samenstellers.

Commentaar is hier vrijwel overbodig.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen