Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Feiten van Israël.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Feiten van Israël.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Feiten van Israël.

Christus of de Apostelen in de Hervormde kerk kwamen, ze alleen „getuigen" zouden tegen het modernisme, socialisme en voorts zouden roepen: „in stilzitten zal uw sterkte zijn ? "

Tot zoover "De Heraut." Wij willen gaarne daarop antwoorden.

Zekerlijk hebben de profeten onder Israël meer gedaan dan „getuigen" — gelijk ook wij meer willen doen.

Evenwel „De Heraut" weet even goed als wij, dat het voor de profeten onder Israël óok altijd geen tijd was om de Baälspriesters te slachten !

En waar en wanneer hebben de profeten naast den tempel een anderen tempel gebouwd?

Heeft Elia dat gedaan?

Hij heeft wel de Baälspriesters geslacht op een bizonder oogenblik, na een bizondere Godsopenbaring, na een bizondere belijdenis van het geheele volk.

Maar we lezen niet van het bouwen van een anderen tempel.

En bij de andere profeten lezen we óok niet van het bouwen van een nieuw Godshuis en óok niet van het slachten van Baälspriesters!

Alleen wanneer de Heere zich bizonder 'kwam openbaren werden er bizondere daden verricht door de Godsmannen — en overigens getuigden zij in den name des Heeren, roepende : tot de wet en tot de getuigenis, want die niet naar 's Heeren Woord spreken en handelen, zullen geen dageraad hebben, maar in duisternis wan-, delen en in donkerheid omkornen !

En wat heeft Christus gedaan toen „Mozes" niet meer op het gestoelte zat in den tempel ? Toen het een „adderengebroédsel" was dat de wet voorschreef, menschelijke inzettingen stellende boven Gods ordinantiën ?

Hij ging eiken sabbath naar de Synagoge. Hij dreef bij het begin van Zijn optreden de kooplieden uit den tempel — die er weer spoedig in kwamen. Hij bleef in den tempel komen. Dreef ze er later weer uit, terwijl ze er wéér in kwamen. Bleef in den tempel tot het laatste oogenblik.

En dat was Jezus, die op die bizondere wijze kon handelen — wat we van de Apostelen nooit lezen.

Die spreken en getuigen.

En als ze dan om hun spreken en getuigen uitgeworpen worden, dan gaan ze — daar de Heere een ganseh nieuwe bedeeling nu heeft doen aanbreken, met verwoesting van het volksbestaan van Israël, met verbranding van den tempel, door de profetie van den Heiland, bij Zijn leven bekend gemaakt.

Neen — in plaats dat men óns verwijt, dat wij „de Baaipriesters niet slachten", zal het een héele .kunst zijn^ om te bewijzen, dat de profeten een nieuwe kerk gesticht hebben naast de oude. De kerke door God gesticht was hun kerk, hoewel de zonde dikwijls heerschte, getuigende dan van de Waarheid overal en tegen allen, waar't maar, eenigszins mogelijk was — onder bizondere omstandigheden, onder bizond'ere drijving des Geestes, bizondere daden verrichtend!

En om de Apostelen „die een zelfstandige Christelijke gemeente gesticht hebben" in éen adem te noemen met de reformatie van een gezonken Christelijke kerk, gaat niet op.

Want toen maakte de Heere éen ganseh nieuwe bedeeling —terwijl de Apostelen dan in de kerke door God geplant blijven, ook al heerscht de zonde dikwijls ; — tegen de zonde getuigende en die maatregelen nemen, die maar eenigszins mogelijk waren. De brieven der Apostelen lezend en de brieven van Christus, in het boek de Openbaring, kan men toch onmogelijk zeggen : de Apostelen en de eerste Christenen hebben een nieuwe kerk gesticht, wanneer de zonde heerschte, de oude kerk verlatend.

Integendeel, dan worden zij opgeroepen om te getuigen tegen de zonde en de Waarheid te verkondigen, met bestrijding van leugen en ongerechtigheid, die maatregelen nemend, die maar eenigszins mogelijk waren.

Vraagt men hoe wij de toestanden op heden in de Ned. Herv. Kerk beschouwen, dan willen we dït antwoorden: de Ned. Herv. Kerk is de Geref. kerk van Nederland, hebbende de Geref. belijdenisschriften onzer vaderen tot grondslag.  In de Ned. Herv. Kerk is de prediking des Woords vrij, de formulieren voor Doop, Avondmaal, bevestiging van" dienaren des Woords, ouderlingen en diakenen zijn ongeschonden gebleven en kunnen ja, moeten eerlijkheidshalve overal gebruikt worden, 't Zijn „de" kerkelijke formulieren ; „de" formulieren van de Ned. Herv. Kerk. Maar onze Geref. Kerk, met haar Geref. belijdenis en Geref. formulieren voor sacramentsbediening enz. is door de zonde van óns en ónze Vaderen in een inzinking gekomen, die vreeselijk is. De Heere heeft haar de Waarheid gelaten, 't Is ganseh anders dan met de Roomsche kerk in Luthers dagen. Die eerlijk is zal het moeten getuigen. Maar haar inzinking is groot, schrikkelijk groot! En die dagen harer inzinking heb­ben haar zóo zeer uitgeput, onder de straffende hand Gods, dat het naar den mensch gesproken nog niet de tijd is, dat zij nu reeds zou kunnen opstaan en wandelen!

En een zieke cureert men anders dan een gezonde.

En waar men in een „gezonde" kerk al zoo voorzichtig moet zijn (men ziet dat in „de Geref. Kerken" die jong en kerngezond zijn, naar men dikwijls wil voorgeven) wat moet nien dan niet in het midden van een kerk die „ziek" is? — Ziek, waarbij de zonden van onze Vaderen en ons roepen voor het aangezichte Gods en waarbij de Heere nog zoo kennelijk wil bewijzen: Ik heb geen lust in uwen dood.

Wij weten zéér goed, dat men van een oud huis in een nieuw huis overgegaan zijnde, op het oude huis weinig betrekking meer kan hebben en gemakkelijk van dat oude huis kan zeggen : breek het af!

Maar als we in een oud huis wonen en we weten, dat we dat oude huis niet kunnen en niet mogen verlaten, '-, 'omdat er geen nieuw huis voor ons gebouwd is, dan zeggen we: herstel, herstel waar en wanneer 't maar mogelijk is.

Waarbij wij biddend werken en werkend.bidden, vragende: „O, HEERE, God der heirscharen, breng ons weder; laat uw aanschijn lichten, zoo zullen wij verlost zijn." En ja, misschien roept men ons dan toe: knoei werk, allemaal knoeiwerk, bij zoo'n rotte boel is er toch niets meer te herstellen ! Ach — misschien heeft men dan nog nooit gelezen, wat de dichter van Ps. 80 bad, toen de kerke Gods verwoest was en de wijngaard des.Heeren omgewroet was door het zwijn des wouds, zeggende: „o God der heirscharen'! keer toch weder; aanschouw uit den hemel en zie, en bezoek dezen wijnstok, en den stam, die Uwe rechterhand geplant heeft, en dat om den Zoon, dien Gij U gesterkt hebt!"

Dat is vasthouden aan de plantinge des Heeren — waarvoor-wij ook  aanzien de Hervormde (Gereformeerde) Kerk van Nederland, met haar Geref. belijdenis als grondslag — al is het waar „het zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet en het wild des velds heeft hem afgeweid" (Ps. 80 : 14).

Al is het waar, wat de Heere ook op andere plaatsen in Zijn heilig getuigenis gesproken heeft. (Hos. 2:11, Jes. 5:5 enz.) En wee ! die de zonde gering acht. Wee, die niet spreekt naar het Woord. De Heere'zal het bezoeken, want Hij zoekt Zijn recht.

Waarbij ónze begeerte mag zijn: „roep uit de keel en zwijg niet".-— in 's Heeren getuigenis lezende: „gij zult bouwen de oude verwoeste plaatsen; de fondamenten, van geslacht tot geslacht verwoest, zult gij oprichten; en gij zult genaamd worden: die de bressen toemuurt, die de paden weder opmaakt, om te bewonen." Waarop dan zoo heerlijk en troostvol volgt: „dan zult gij' u verlustigen in den HEERE en Ik zal u doen rijden op de hoogten der aarde en Ik zal u spijzigen met de erve van uwen vader Jacob : want de mond des HEEREN heeft het gesproken." (Jes. 58; )

Wij willen dus spreken naar het Woord. Wij willen getuigen van de Waarheid. Wij willen aandringen en blijven aandringen op reformatie. Wij willen ons wenden tot dé gemeenten, tot de ambtsdragers, tot de jongelingen en tot de ouders, tot de overheid en tot het volk. Neen, wij willen niet in valsche lijdelijkheid gaan neerzitten. Maar wij willen niet meedoen om de Herv. Kerk te verlaten en af te breken. Gods werk, al ligt het ook in de modder, is ons meer heilig en dierbaar dan 's menschen werk, dat uitwendig sierlijk en schoon is.

Wij nemen het woord van Jesaja over: zoo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sódom zouden wij geworden zijn, wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden" (1 : 9).

Dat is 's Heeren trouw te midden van onze schande.

En wij wenschten wel, - dat onze gescheidene broeders, waar zij zelf zooveel 'te klagen hebben over „broedertwist", „los-naast elkaar-leven", „ganseh verkeerde inrichting van het kerkelijk leven", gebreken . bij de prediking des Woords, de bediening der Sacramenten en de uitoefening van de tucht enz. enz., een weinig minder hóoggevoelend waren en niet altijd déze voorstelling ingang trachtten té doen vinden bij de menschen : dat zij, die in de Herv. Kerk blijven in valsche lijdelijkheid neerzitten — terwijl zij, die het Woord Gods recht verstaan en wenschen te betrachten noodzakelijk de Hërv. Kerk moeten verlaten en zich bij „de Geref. Kerken" voegen.

Want noch het een noch het ander is waar. Laat men eens hiertoe mogen komen, dat men gaat overleggen: de Waarheidsvrienden, die niet met ons meegingen en niet met ons meegaan, bedoelen het óok' eerlijk en zoeken het in een anderen weg; in een weg waarvan zij meenen, dat deze meer naar het Woord is dan de weg der broederen, die zich hebben afgescheiden van de Ned. Herv. Kerk.

„Sion zal door recht verlost worden en hare wederkeèrenden door gerechtigheid." (Jes. 1 : 27).

Waaraan wij vasthouden en hopen te blijven vasthouden, ook al moest het naar Gods wonder en volmaakt bestel nóg treuriger worden met onze Ned. Herv. Kerk!

Als er nog niet de rechte gestalte des harten is, zal de Heere nóg van verre blijven.

Maar zoolang de belijdenis, naar Gods Woord, de eenige, wettige, historische grondslag is van de Herv. Kerk, hopen wij in de Herv. Kerk te blijven en zullen wij verkondigen, dat het zonde is haar te verlaten. Ook in de diepte van ellende, ook in de moeite, ook als de satan op zijn troon zit, ook als de gruwelijkheid vrij bedreven wordt, weet de Heere Zijn volk te bewaren.

En o! wat maakt de Heere het nog niet wel  met de Herv. Kerk!

Hij geeft nog vrijheid om naar het Woord te spreken en het Woord te verkondigen onder jongen en ouden.

Ziet, als dan de zonde groot is en de ongerechtigheid niet gering, dan zullen we verdragen zooveel we kunnen en we zullen getuigen zooveel we kunnen en we zullen werken, werken onder jongen en ouden, onder inwachting van 's Heeren zegen, hulp en bijstand.

En ja, dan willen we bij tijden als onze ziele in de engte komt, de zonde van onze Herv. Kerk breed uitmeten; dan willen we geeselen alle vijanden van de Waarheid, dan willen we slaan alle werken der ijdelheid, die verderfenis brengen. Dan willen we spreken van onze Kerk als ware zij een Sodom in de zonde en een Gomorra in de ongerechtigheid.

Maar wanneer ons harte omkeert in ons binnenste, dan willen we gewagen van de plantinge van 's Heeren hand, van het werk Zijns Geestes, van Zijn trouw en waarheid, van leven en zegen, van vreugd en zaligheid!! Dan willen we zingen psalmen in den nacht!

En vasthoudende aan den Heere laten we onderen ons dan weer scheldend beschuldigen van „afgoderij", „hoererij", „duivelskunstenarij" en wèt niet al — om daarbij biddend te werken en werkende te bidden, hopende op de belofte des Heeren: nochtans zal Ik ook in die dagen, .spreekt de HEERE, geen voleinding met ulieden maken" (Jer. 5 : 18.)

Laat men dan beschuldigend schelden van „wildernis" en „woestenij", van „puin" en „afval", van ; , Babel" en, Rome", dat alles toepassend op onze Herv. Kerk — wij willen daarbij getuigeen en spreken naar 's Heeren Woord onder jongen en ouden, hopende op het woord des Heeren: hoe zou Ik u overgeven, o Efraïm? u overleveren, o Israel ? hoe zou Ik u maken als Adama? u stellen als Zeboïm? Mijn hart is in Mij omgekeerd, al Mijn berouw is tezamen ontstoken." . (Hosea 11:8).

En zoo is, volijverig zijnde in het ons aanbevolen werk, ons vertrouwen in stilheid op den God des Eeds en des Verbonds, die trouwe houdt tot in eeuwigheid en ons wel straft, maar naar onze zonde niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Feiten van Israël.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's