Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na de Preek.

1) (Auteursrecht voorbehouden.)

Langzaam schuifelde de kerk leeg.

Het voetgeschoffel werd overheerscht door de orgelklanken, die de kerkruimten vulden en nog door de deuren naar buiten drongen, door maat en mengeling 'n indruk gevend van vastheid en trouw, als 'n psalm des geloofs en der zékere hope.

De nauwe uitgang perste de menschenmenigte saam, die zich buiten dadelijk verdeelde en waaiervormig uitspreidde ; warrelend ook dooreen, om maag en vriend te hervinden of den wekelijkschen groet te brengen, vóór een ieder weer ging naar eigen woning, soms ver uit elkaar.

Bedrijvig burger vrouwtje zocht haar kroost. Mager van vleesch en rap ter been, glipt ze door en langs de menschenkluwens, die dwars in 't looppad klonterend aaneen plakken, 't kerkplein tot 'n doolhof makend, waaruit men slechts langs kruis-en slingerpad op den weg raakt.

Vlug vindt zij ze alle twee, de middelsten, die mee ter kerk gingen en niet zonder moederlijk toezicht huiswaarts mogen. Even op weg schiet haar 'n kennis terzij. „Mooie preek, von-je niet? ... 'k Heb genoten !" 'n Zucht is haar antwoord, 'n zucht, afgeknerpt in 'n weggeslikten snik. „Von jij niet vraagt nu de kennis, haar oogen zoekend, verbaasd den tred vertragend.

„Weet jij, dat je olie hebt in 't vat? " valt zij nu uit. „Ben je d'r zeker van ? Kun jij je onmogelijk vergissen.... Die maagden dachten toch ook, dat ze zouden binnengaan ......"

Gods Woord was aangrijpend geweest. En de verkondiging hoogst ernstig!

De dwaze maagden, die niet behoorden tot de ongeloovige wereld; die meeliepen, meededen, meezongen, meebaden, meeleefden met Gods volk ; die vastelijk verzekerd waren van haar ingang in de bruiloftszaal; wier lampen brand'den .... en die toch op het beslissende oogenblik geen olie hadden ; te laat kwamen ; voor een eeuwigheid te laat; die de gouden straten en de paarlen poorten van 't nieuw Jeruzalem zagen, maar er onherroepelijk buiten bleven, hoewel ze meenden te zullen ingaan — het had haar zoo gegrepen in het hart, geschud aan de consciëntie!

Als dan alles eens inbeelding was! Geen genade aan haar was verheerlijkt. Als ze wel 'n lamp had, maar geen olie. De bekeering niet hartveranderend was geweest ....

Als ijskoud water hadden die gedachten haar omspoeld, onder de verkondiging des Woords, waren ze om haar heen gerezen, haar beklemmende de ademhaling der ziel. Zóó had ze Gods huis verlaten.

Haar kennis haalt de schouders op; begrijpt dat niet: Magdalena Woudstra stond toch immers sinds jaren als 'n goed gefundeerde christinne bekend, wier lamp zóo lichtte in de gemeente en in de wereld, dat men waarlijk wel zien kon, hoe zij in oprecht verlangen den Bruidegom wachtte!

Met 'n korten groet en koelen handdruk nam de vriendin bij Magdalena's woning afscheid; neen, zij begreep dit niet......

Magdalena deed haar huisdeur open. Verwondert staat ze stil en luistert.

Anders springen haar hier de twee kleinsten al tegemoet, 'n knaap en 'n meisken, trekkend moeder aan de japon, hangend aan haar arm, wegdragend paraplu en kerkboek en staat de, oudste zus bij de kamerdeur, trotsch dat ze alles zoo alleen heeft aan „kant" gebracht, maar toch ook weer blij, dat moeder zélf 't bevel over de woelige kleinen hernemen kan...nu niets van dat alles.

't Is of ze er allen uit zijn ! Haastig stapt ze door en treedt de kamer binnen. De twee kleinen schuilen bedeesd weg tegen 't bureau en Lena, de 15-jarige, frommelt zenuwachtig aan haar schort met trillende lip; barst in tranen uit.

„Wat is hier gebeurd ? " vraagt Magdalena snel.

Lena snikt luider; de kleinen zoeken angstig dekking; de moeder zoekt speurend rond, wat het wel wezen mag 't geoefende oog ontdekt dra, wat er gemist wordt.

„Wat is er met de vaas gebeurd ? " gilt ze.

De kostbare vaas, erfstuk nog harer grootouders, waar de bezoekers altijd bewonderend naar opkeken ; die zooveel jaren boven op de kast stond, is weg. Er ligt nog 'n scherf op 't vloerkleed.

„Wie heeft dat gedaan? " vraagt ze, bevend van drift. In korte stootzinnen snikt Lena 't uit: De twee kleinen waren aan 't stoeien, aan 't ruziën, aan 't vechten geweest, om 'n vlaggestok, die ze beiden wilden, omspanden met hun handen, trokken en wrongen, tot met 'n zwaai van den stok de vaas werd geraakt en aan scherven viel.

Buiten zichzelf van drift geeft Magdalena, taai van spieren, ondanks haar tengerheid de twee schuldigen 'n strenge kastijding en stuurt ze naar den zolder.

„En jij — wat deed jij '" vraagt ze Lena.

't Meisje aarzelt 'n oogenblik, maar buigt 't hoofd en stamelt: „Ik las even in de krant" ....

„Dacht ik het niet? .... En dan denk je aan zoo'n meid wat te hebben! Dan denk je 's eens in de week naar de kerk te kunnen gaan ! Jawel, pas heb je je hielen gelicht of ze kijkt nergens naar om! Dat leest in de krant, terwijl ze me die pracht van 'n vaas vernielen! Prul, dat je bent! Ga weg !"

„Wat is hier te doen ? " vraagt 'n mannenstem.

't Is Evert, die thuis kwam van een morgenwandeling en ontevreden rondkijkt. Met 'n vloed van woorden doet Magdalena hem 't verhaal, dat hem zeer ontstemt.

„Dat heb je'r van, als je 's morgens naar de kerk gaat, " zegt hij sarcastisch.

Nu vliegt haar 't warme bloed naar 't hoofd.

„Dan had jij die paar uur ook wel eens thuis kunnen blijven en naar de kinderen kunnen kijken ! Al ga je d'r dan zélf niet heen, dat kon je me toch wel gunnen! De gansche week is 't sloven en zwoegen, om alles in orde te houden en de kinderen knap voor den dag te laten komen, als ik dan 's Zondagsmorgens nog niet eens naar de kerk kan is 't heelemaal geen leven voor me ...."

„Nou — win je zoo niet op, " valt Evert in. Maar dat is juist haar zwak. Dat is 't punt, waarop satan haar altijd aanvalt.

{Slot volgt.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1909

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Voor Oud en Jong.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1909

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's