De wedergeboorte - pagina 292
286
Het tweede stadium: de voortgaande
vernieuwing
des levens
strijd des geloofs strijdt. Hij kan spreken van gezichten en openbaringen Gods en is opgetrokken geweest in de derde hemel ""^). W a t echter horen wij deze man van zich zelf getuigen? Is het mogelijk om in krasser bewoordingen te spreken over zijn zondige natuur dan hij het doet in Romeinen 7? Hij zegt, dat in hem, dat is in zijn vlees, geen goed woont. Het goede, dat hij wenst, doet hij niet, maar het kwade, dat hij niet wenst, doet hij. Hij breekt uit in de smartekreet: ,,Ik, ellendig mens! W i e zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?" En het is waarlijk niet alleen Paulus, die zo spreekt. Dit is het getuigenis, dat bij alle Bijbelheihgen terugkeert. De dichter van Psalm 130 wacht op de Here, sterker dan de wachters op de morgen. Maar hij weet ook: ,,Zo gij. Here, de ongerechtigheden gadeslaat. Here, w^ie zal bestaan." In Jesaja 64 beluisteren wij de klacht: ,,Doch wij allen zijn als een onreine, en alle onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad en onze misdaden voeren ons weg als een wind". Mozes getuigt: ,,Gij stelt onze ongerechtigheden vóór u, onze heimelijke zonden in het licht uws aanschijns"'^). De dichter van Psalm 119 zingt één lofhed op de wet des Heren. Hij houdt niet op te verzekeren, dat hij die wet liefheeft, dat zij al zijn vermaking is, dat hij haar zal onderhouden van ganser harte. T e middernacht staat hij op om God te loven voor de rechten zijner gerechtigheid. Maar hij w^eet ook, dat zijn ziel kleeft aan het stof. E n zijn laatste woord is: ,,Ik heb gedwaald als een verloren schaap" '^). En zo spreken al de gelovigen, die door de Geest van God worden geleid. Zij ontdekken in hun leven steeds meer onvolkomenheid en zonde. De ,,verlichte ogen des verstands", die zij van de Geest der wedergeboorte ontvangen, doen hen de zonde ontwaren in haar verborgen roerselen en vertakkingen, op de sluipwegen waarlangs zij kronkelt, in de vermommingen en schone gedaanten, waarin zij zich hult. Zij verleren het om zich te vleien met de ijdele hoop, dat hun verdorvenheid zo erg niet zal blijken te zijn. Zij weten, dat het absoluut onmogelijk is, dat zij de Almachtige ooit iets zullen kunnen aanbieden in ruil voor hun overtreding. Zij denken er niet aan om van hun eeuwige schuld bij God iets af te betalen met het kleingeld van in zich zelf gebrekkige menselijke vroomheid. Zij troosten zich ook niet met de schuld van anderen, die groter schijnt dan de hunne, maar klagen zich zelf als de voornaamste der zondaren aan. Zij spreken met Job: ,,Waarlijk, ik weet, dat het zo is, want hoe zou de mens rechtvaardig zijn bij God? Z o Hij lust heeft om met hem te 62) 2 Cor. 12 : 1—4. B3) Psalm 90 : 8.
«") Psalm 119 : 16, 47, 62, 25, 176.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Vrijmakingsbrochures | 346 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Vrijmakingsbrochures | 346 Pagina's