De wedergeboorte - pagina 305
Het tweede stadium: de voortgaande
vernieuwing
des levens
299
grote beslistheid de realiteit der nieuwe gehoorzaamheid handhaven. De allerheiligsten mogen maar een klein beginsel hebben, dit beginsel is dan toch onomstotelijke werkelijkheid en ,,zij beginnen met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar alle geboden Gods te leven" " ^ ) . Het trekt zeker sterk de aandacht, dat Schrift en belijdenis zo sterke nadruk leggen op het ,,willen" en het ,,voornemen". Dat ,,willen" en „voornemen" wordt onderscheiden van het ,,werken", van de uitvoering, welke aan het voornemen gegeven wordt in de werken, waarmee d e gelovigen in het licht treden. Stellig geschiedt dit, omdat die uitvoering altijd onvolkomen en gebrekkig is en ver bij het voornemen ten achter blijft. Tegelijk echter wordt hierin ook de oprechtheid en het zuivere gehalte van de nieuwe gehoorzaamheid aangewezen. Die gehoorzaamheid is geen ,,geveinsdelijk zich onderwerpen", geen uitwendige gehoorzaamheid naar de stijl der Farizeeën. Zij doet geen dode werktuiglijk verrichte werken, geen werken waaraan zich het hart niet paart en waarin het hart niet meespreekt. Neen, zij brengt een vrijwillige offerande, welke aan God en de Heiland in dankbaarheid gebracht wordt. Dit betekent niet, dat in het hart van de wedergeboren mens alleen maar goede voornemens opkomen en dat al zijn verlangens en begeerten uitingen zijn van de nieuwe gehoorzaamheid. E r is in hem ook nog de oude mens, die in het leven van zijn gedachten en affecten de boze begeerten brengt. Er is ook in hem een wil des vleses en der gedachten, die hij verzaken moet, waarmee hij voortdurend op leven en dood moet strijden. Zonder ophouden moet hij waken en bidden om in deze strijd niet het onderspit te delven en om door het kwade niet te worden verrast. Dit echter is de vrucht van de voortgaande wedergeboorte, dat de Heilige Geest hem voortdurend weer dwingt met zijn „zeer krachtige" en tegelijk ,,zeer zoete werking" •^'') om zijn diepste gedachten gevangen te leiden tot de gehoorzaamheid van Christus •^'). Terwijl in hem het verzet tegen de boze lusten des vleses sterker en sterker wordt, groeit tegelijk de oprechte begeerte om voor Gods aangezicht naar zijn bevelen te leven. E n die begeerte leeft in hem zo sterk en zo onuitroeibaar, dat hij telkens weer plechtig beloven moet: ',,Ik zal U w bevelen in eeuwigheid niet vergeten" •'^^). Hier kan men de vraag weer stellen, of dit aannemen van een nieuwe gehoorzaamheid en van goede werken der gelovigen, niet gevaarlijk is voor de belijdenis van de rechtvaardiging door het geloof. i»-") Vraag 114.
10(1) Bordtse leerregels, Hoofdstuk III en IV, a r t . 12. -O') 2 Corinth. 10 : 5. los) Psalm 119 : 93.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Vrijmakingsbrochures | 346 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Vrijmakingsbrochures | 346 Pagina's