De wedergeboorte - pagina 229
Het eerste stadium:
de principiƫle
verandering
des harten
223
D e Heilige Geest vindt in de zondaar een stenen hart. D. w. z. een hart, dat koud is en hard en ondoordringbaar, een hart, dat ongevoelig is en onaandoenlijk, waarop Gods boodschap geen enkele indruk maakt. Hij maakt daarvan een vlezen hart, d. w. z. een hart, dat zacht en week is, dat ontvankelijk is voor Gods roepstem. Een hart, waarin de Here zijn wet en Evangelie schrijven kan. En het is een levend hart, dat op Gods boodschap kan reageren, ja dat daarop reageren moet door in een te krimpen onder de verkondiging van zijn wraak en straf en op te springen van vreugde over de boodschap der verzoening. Toen de eerste mens, naar Gods beeld geschapen in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid, voor zijn Schepper leefde, lag het geheim van dat reine en smetteloze leven in zijn geloof. Hij stond tegenover zijn God in een houding, die geheel bepaald werd door onvoorwaardelijk vertrouwen. Hij luisterde naar zijn Schepper zonder voorbehoud. Hij gaf zich vrijwillig geheel aan zijn leiding over en stelde zich met heel zijn leven in zijn dienst. Men kan de mens in de staat der rechtheid dan ook het best beschrijven als de mens wiens gehele leven door het geloof in God werd gedragen, als de gelovige en de gelovende mens. Hij moest zijn ziel geweld aan doen, toen hij het woord van de duivel liet praevaleren boven dat van God. En hij heeft zijn hart geschonden en geestelijk gedood, toen hij daarin het wantrouwen tegen God toeliet, dat het geheel vergiftigen moest. Z o is het herstel van het beeld Gods in de wedergeboorte ook hierin gelegen, dat de in ongeloof verstarde zondaar weer in een gelovig en gelovend mens veranderd wordt. De in vijandig wantrouwen van God vervreemde mens vindt daarin de geloofshouding weer, waarin hij alleen leven kan. Of liever, die geloofshouding wordt hem gegeven, wordt in hem hersteld, doordat zijn geschonden, vergiftigde en geestelijk dode hart zo door de Geest van Christus wordt omgezet, dat het door Christus tot God moet gaan en in Hem gelovende het leven heeft in zijn Naam. Met deze opvatting van de wedergeboorte in haar eerste stadium als de verandering van het ongelovige in het gelovige hart sluiten wij ons nauw aan bij gedachten en voorstellingen, die reeds bij de Reformatoren voorkomen. W i j hebben er reeds op gewezen, dat Luther in zijn eerste periode de wedergeboorte gaarne beschreef als de begiftiging met het geloof. Het was deze opvatting, die hem in staat stelde volle ernst te maken met het getuigenis der Schrift, dat het geloof niet uit de mens is, maar gave van Gods genade*"). Ook Calvijn ziet, wanneer hij de wedergeboorte leert als een werking van de Heilige 4") Zie de noot op pag. 188.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Vrijmakingsbrochures | 346 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Vrijmakingsbrochures | 346 Pagina's