De wedergeboorte - pagina 139
D e wedergeboorte
is een reële verandering
van het hart
133
Johannes spreekt bij de mens, die uit God geboren is, van een zaad Gods, dat in hem bhjft en Paulus weet te spreken van de hefde Gods, die in onze harten is uitgestort door de Heihge Geest, die ons is gegeven ^). • Kuyper heeft er zeker evenveel recht op als ieder ander, d a t zijn opvattingen van bepaalde leerstukken in het geheel van zijn theologie zullen worden verstaan, en dat hij niet zal worden opgehangen aan een willekeurige interpretatie, die de een of ander daarvan beheft te geven. Het is zeker voor geen tegenspraak vatbaar, dat hij de oude gereformeerde leer van schepping en voorzienigheid, evenals trouwens Bavinck, op de meest beshste wijze tegen alle deïstische en evolutionistische insluipsels heeft verdedigd. W a n n e e r dit echter zo is, is het toch op zijn minst gesproken zonderling om aan te nemen, dat hij in de leer der wedergeboorte en vernieuwing plotseling beide deïsme en evolutionisme ten troon zou hebben verheven door te leren, dat er in de wedergeboren zondaar een zelfstandig heiligheidsprincipe werkt, waardoor uit eigen inhaerente krachten zijn levensvernieuwing zou worden tot stand gebracht. Dat dit het geval zou zijn, is door hem steeds zo luid mogelijk ontkend, en hij heeft met klem gewaarschuwd tegen elke voorstelhng, die in deze richting zou willen wijzen. Zoals Kuyper elke opvatting van de zonde als een stoffelijk iets, dat door de ouders op de kinderen zou worden overgebracht, als een vernieuwing van de oude dwaalleer der Manichceën zeer nadrukkelijk afwijst, handhaaft hij ook steeds met volle overtuiging, dat de nieuwe levenskiem, die de Heihge Geest in het hart van de zondaar brengt, iets stoffelijks zou zijn. Hij toornt tegen elke opvatting, die van het zaad der wedergeboorte ,,een soort aanwijsbare levenskiem of heihgheidskiem" maakt en is van mening, dat Böhl terecht tegen deze ontreddering van de waarheid heeft g e p r o t e s t e e r d " ) . En wie van mening mocht zijn, dat desondanks de beschuldiging, dat Kuyper dit puur geestelijke zaad verzelfstandigt en verzakelijkt, kan worden gehand^^) 1 Joh. 3 : 9 ; Eom. 5 : 5 ; vgl. ook G. C. Berkouwer, a.w., pag. 77 v.v. 19) Vgl. voor Kuypers bestrijding van de Manichese voorstelling Het werk van den Heiligen Geest, II, pag. 68—75. Op pag. 151 van het zelfde werk zegt hij: „Dit feit nu, dat op en na het ogenblik der wedergeboorte (tenzij er onmiddellijk bekering op volgt) het wedergeboren wicht in niets van het onherboren wicht te onderscheiden is, kan niet beslist en sterk genoeg beleden, tegenover alle mens, die in het zaad der wedergeboorte een soort stoffelijk iets ziet. Deze dwaling staat op één lijn met de Manicheïsche dwaling in het stuk der zonde. Gelijk de Manicheeër van de zonde een stoffelijke gifkiem maakt, zo maakt ook deze doler van het zaad der wedergeboorte een soort aanwijsbare levenskiem of heiligheidskiem. En dit nu mag niet. Dat is de geestelijke orde der dingen verkeren en vervalsen, en zeer terecht heeft o. a. Prof. Dr Böhl nogmaals, ten ernstigste tegen deze ontreddering van de waarheid geprotesteerd. Neen, dit is niet zo. Het zaad der wedergeboorte is in geen enkel opzicht iets aanwijsbaars of grijpbaars of waarneembaars. Het is van puur geestelijke aard".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Vrijmakingsbrochures | 346 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Vrijmakingsbrochures | 346 Pagina's