DER HEILIGE GEIST UND DIE KIRCHE BEI SCHLEIERMACHER
Wilfried Brandt, DER HEILIGE GEIST UND DIE KIRCHE BEI SCHLEIERMACHER, 364 8., S.Fr. 29.-, Zwingli Verlag, Z^ürich/ Stuttgart, 1969.
Een nieuw opmerkelijk boek uit een opmerkelijke reeks, nl. de Studiën sur Dogmengesohichte und systematisohen Theologie. In deel 25 daarvan geeft Brandt ons zijn dissertatie uit Tubingen over de pneumatologie van SclUeiermacher. Dat is uiteraard een centraal thema, wel geschikt om iemand werkelijk te horen te krijgen. Maar het is bij Sehl. bepaald niet eenvoudig, omdat geest, Geest, Heilige Geest, „Gemeingeist" en dgl. zo sterk door de tijdgeest zijn gekleurd.
Kenmerkend voor Schl. is, dat „der Ort der Pneumatologie im System der Glaubenslehre sio dazu bestimmt von dom zu reden, was die Kirche in der Welt und gegeniiber der Welt zur Kirche macht". Dat is dus radicaal kerkelijk gedacht, maar daarbij moet verstaan worden, dat dit aspect het persoonlijke christen-zyn, met wedeigeboorte, heiliging enz. niet uit-, maar insluit. Door het werk van de Geest wordt het unieke „Gottesbewusztsein" van Christus aan de christen medegedeeld ; zo kan de pneumatologie heten: do leer van het verlost-zijn.
De auteur deelt mee, dat Sehl. inzake de verkiezingsleer bij Calvijn wilde aanknopen, inzake de pneumatologie bij de Broedergemeente. Dat laatste lijkt ons zeer juist, het eerste echter allerminst. De auteur geeft immers zelf toe, dat Calvijn inzake de verkiezing van het universele naar het „spezielle" (particuliere) gaat, terwijl bij Schl. Gods verkiezing van het „spezielle" in de Kerk naar het universele loopt, zodat het gaat om een „cndzeitliche Ideutitat von Kirche und Menschheit": alle volkeren zijn bestemd om in de christelijke gemeenschap op te gaan. Dit moet vooral niet begrepen worden als filosofische constructie, maar van een (universele) Christus uit en krachtens een „christlich-fromme Geschichtsdeutung".
We kunnen hier alleen maar aanwijzen wat o.i. de hoofdlijn van het boek is, dat intussen veel meer biedt en een o.i. uitstekende inleiding tot de toch wel erg moeilijk toegankelijke Sehl. vormt.
Aan het eind van zijn boek releveert de auteur, dat men Schl. wel van „Falschmünzerei" heeft beticht: onder oude benamingen zou hij nieuwe inhouden binnensmokkelen. Dat Sehl. dat niet bedoelt, heeft dit boek ons wel duidelijk gemaakt, maar dat er onder bijbels-christelijke vlag heel wat idealistische lading is binnengekomen lijkt niet te ontkennen. De auteur staat allerminst kritiekloos tegenover Schl., maar lijkt ons toch te weinig aandacht te geven aan de o.i. diepe
tegenstelling van oer-bijbels en oer-idealistiseh.
Dat optimistische uitzicht van Schl. op een eindtijd, waarin alle volkeren het Rijk van God zullen binnenstromen doet ons tenslotte vragen: Behoort soms de verrassend geniale Schl. ook tot de „theologen van de hoop"?
U.
S.v.d.L.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1969
Theologia Reformata | 84 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1969
Theologia Reformata | 84 Pagina's