Zes kerkgangers in de kerk van Philpot
Ooit preekten hier Philpot, Warburton, Tiptaft en Huntington. De Bethel Chapel in het Engelse Allington puilde dan uit. Het volk kwam van heinde en ver. De vouwwand werd weggeschoven, de galerij zat vol, de consistorie ook. De Bethel Chapel staat er nog steeds, aan een rommelig landweggetje. Zondags kerken er gemiddeld nog zes mensen.
Stanley Burgess (66) is één van die zes. Zijn vrouw Jocelyn (75) is er ook één van. Zij poetst iedere maandag de banken, en bespeelt zondags het orgel. Hij doet elke maandag onderhoud aan de kapel, verft, timmert en repareert.
Er zijn weinig zondagen waarop een predikant in Allington voorgaat. Dan leest Burgess een preek, meestal van Philpot, van Warburton, of van een hedendaagse predikant van de strict baptists. Ambtsdragers zijn er niet.
Zijn ze niet somber over de toekomst van de gemeente?
Beiden vertonen geen spoor van moedeloosheid. „Dit is nu eenmaal een afgelegen gebied. Als er mensen naar de kerk willen, moeten ze altijd van ver komen. Maar de kerk is niet van ons, die is van God. En wij geloven in God, de Almachtige. Hij is opgestaan en Hij leeft. Voor Hem is niets te wonderlijk.”
Met Pasen waren er opeens zomaar meer dan dertig bezoekers, zegt Burgess. „En als we maar met ons zessen zijn, is er altijd een kind bij. Waarom zou een nieuwe generatie niet voor nieuwe opbloei van de kerk kunnen zorgen? Wat ons betreft: wij gaan door zolang we kunnen. Dat is alles wat we ervan kunnen zeggen. Zo lang we leven, zullen we de kerk openhouden.” Ze zijn goedsmoeds, „want de chapel is in Gods handen”.
Rechttoe rechtaan
Allington is een klein dorp, onder in Engeland gelegen, ergens in de verlorenheid tussen Chippenham en Marlborough, vlak bij de stad Devizes, in het graafschap Wiltshire. Het is een echt boerengehucht, schuilgaand onder iepen en vruchtbomen. Een wat droef dorp, wat herfstig, zelfs in het voorjaar. In dit Allington wonen misschien veertig, vijftig mensen.
Het dorp werd door Philpot beschouwd als „een gezegende buurtschap waar velen een ernstige begeerte vertonen om het Woord te horen”.
Half verborgen achter een hoog opschietende heg staat de Bethel Chapel. Op een bord staan de kerktijden, tweemaal per zondag. En in kapitale letters staat er “Visitors welcome”. Het is echt een schuurtje van de strict baptists, deze kapel, rechttoe rechtaan, beetje vierkant met een dak erop, en een aanbouwtje voor de consistorie. Het is allemaal een beetje sjofel. Niet dat dat wat geeft, trouwens. Het is in Allington in elk geval wel duidelijk dat de mens hier geen blijvende stad heeft.
Vlucht
De Bethel Chapel werd in 1829 gebouwd, op kosten van Joseph Parry, op een kavel grond van hemzelf. Parry was een grote boer en ambtsdrager van de verstrooide baptisten te Allington. Toen Philpot na veel strijd in 1835 de Engelse staatskerk verliet, maar niet wist hoe het verder moest, vluchtte hij weg, weg van alle reuring van de grote kerk, weg van „dat vleselijke stelsel”, niet wetend waar hij komen zou. Om op verhaal te komen, vertrok hij naar het kleine Allington, naar Parry, zijn vriend. Hij schreef aan Parry: „Verwacht maar weinig van mij, dan zult ge ook minder teleurgesteld worden, want ik ben maar een armoedig schepsel, naar ziel en lichaam.”
Omdat Philpot de staatskerk had verlaten, kon hij zijn eigen doop niet langer erkennen. Aan John Warburton vroeg hij om hem in de Bethel Chapel opnieuw te dopen. Dat is gebeurd in dit vierkante schuurtje, in september 1835.
Gedenktegels
Achter de voordeur hangt een klein galerijtje, al jaren niet meer in gebruik. Daartegenover staat de preekstoel, nog steeds dezelfde als waarop Philpot en zijn vrienden preekten voor grote scharen volk. Onder de kansel staan twee orgels, een harmonium en een elektronisch ding met half pedaal.
Met enige moeite kunnen hier wel zeventig bezoekers een plek vinden, maar zoveel mensen zijn er al jaren niet meer geweest. Op iedere plaats ligt wel keurig een Bijbel en een gezangboek met de liederen van William Gadsby, ook een strict baptist.
De consistorie is nog exact dezelfde als in de dagen van Philpot.
Met enige fantasie zie je hem zo weer naast het open vuur zitten, in afwachting van het begin van de dienst, wachtend op de inblazing des Geestes, biddend om de hulp van Boven, uitziende of er aren geraapt mochten worden op dit akkertje van Boaz.
Voor de preekstoel staat de lezenaar. Vanaf deze plaats leest Burgess zondags de preek.
„Nee, niet vanaf de preekstoel, die is alleen voor dominees.” Boven de kansel hangen tegen de muur twee gedenktegels, een voor Philpot, een voor Parry.
Anglicaanse Kerk
De Bethel Chapel is echt hun kerk, hun leven lang al. Ze zijn ermee vergroeid. Als het kerkje het opgeeft - dat is niet eens zo heel erg denkbeeldig - heeft hun leven ogenschijnlijk zijn doel verloren. Ergens anders kerken is voor hen geen optie. „Wij horen hier.”
Stanley heeft zijn leven lang in Allington gekerkt. Jocelyn (dochter van de strict baptist-predikant ds. Joseph Short) voegde zich geruisloos bij hem. In 1981 trouwden ze. In de Bethel Chapel werd hun huwelijk kerkelijk bevestigd, door ds. G. Buss, voorganger van de “Old Baptist Chapel” in het naburige Chippenham.
Het kerkelijk leven in Engeland kwijnt. Maar Burgess laat zich niet uit het veld slaan. Soms kerkt hij nog een enkele maal in de Anglicaanse Kerk, als dat nodig is vanwege relaties met families en vrienden, bij trouwerijen of begrafenissen.
Is de zuivere waarheid alleen bij de strict baptists te horen, of ook elders, misschien ook nog in de Kerk van Engeland? „Maar natuurlijk! Wij zullen met ons zessen hier toch niet de enige christenen zijn? Dat kan niet waar zijn.”
Buiten de kerk liggen de graven, wel tien, wachtend op het teken van de Zoon des mensen. Drie graven zijn alle van een Joseph Parry. Van Parry, de vriend van Philpot.
Van Parry, zijn vader, en van Parry, zijn zoon. Zo volgt geslacht na geslacht de oude weg naar het graf.
Genemuiden
Jaren geleden waren Stanley en Jocelyn in Genemuiden.
Ze maakten er de zondag mee. Zij is er nog opgetogen van: „We keken onze ogen uit. Zoveel kerken, en zoveel mensen op straat, allemaal op hun zondags, zoveel kinderen, hele gezinnen tegelijk, die opgingen naar Gods huis. Dat hadden we nog nooit gezien.”
Hij: „Ieder ging naar zijn eigen kerk. We zagen wel vier of vijf kerken, allemaal even groot en kolossaal. Waarom zou dat erg zijn, zoveel verschillende kerken? Ze zaten allemaal vol. Daar gaat het toch maar om, dat mensen onder het Woord komen.”
Moedeloos en verslagen
Terwijl Jocelyn nog eens een stofdoek over de banken haalt, wil Stanley Burgess de Manor Farm laten zien, het boerenlandhuis waar Joseph Parry woonde, vijfhonderd meter verderop aan het boerenweggetje. Het is een kapitale woning, omgeven door gazons en groene borders.
In zijn huidige vorm dateert de Manor Farm uit 1850, het is dus niet helemaal hetzelfde huis als uit de tijd van Philpot. Maar hier woonde hij dan toch maar, twee jaar lang.
De achtertuin loopt helemaal door tot aan Kenneth and Avon Canal, een twee meter diep water. Dat moet Stanley Burgess ook nog laten zien. „Vaak liep Philpot hier wat heen en weer, moedeloos en verslagen, niet wetend voor- of achteruit te gaan. Op deze plaats vreesde hij eens dat heel zijn geloof en zijn godsdienst naar de bodem van het kanaal waren weggezonken.”
Met een enorme antieke sleutel sluit Burgess de Bethel Chapel weer af. Zondagmorgen gaat de sleutel weer in het slot, dan gaat de kerk weer open. Dan komen ze weer, zes kerkgangers, vijf volwassenen en een kind, op hoop van zegen, om op adem te komen in de wonderlijke reis die het leven is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 mei 2012
Terdege | 100 Pagina's