Dagboekje van een onbekende
Drs. P.L.J. Wapenaar: „Henriëtte Spiering was een zeer kordate en soms dominante vrouw''
Slijtage op de rug, vermeldt een aanbieder van het Nieuw Bijbels Dagboekje van H.W.S. op Marktplaats. Niet zo verwonderlijk. Het dagboekje van Henriëtte Wilhelmine Spiering werd dagelijks door velen ter hand genomen. „Een directielid van de uitgeverij begreep niets van de goede verkoopcijfers, maar was er wel blij mee.
Dagboeken zijn in trek. Er gaat geen jaar voorbij of er verschijnen bij de onder ons bekende boekhandels weer nieuwe exemplaren, om de 365 dagen per jaar af te sluiten. Philpots Korenaren uit de volle oogst en Door Bacas vallei kregen forse concurrentie, nadat ze enkele generaties achtereen bijna het alleenrecht hadden gehad. Bijna, want het Nieuw Bijbels Dagboekje, geschreven door iemand die zich achter de initialen H.W.S. had verscholen, was er ook altijd nog.
Wie was deze H.W.S.? We kwamen in contact met drs. P.L.J. Wapenaar in Voorburg, emeritus-predikant en oud-directeur van verpleeghuis Nieuw-Vrijthof in Tiel. Hij wijdde in 2001 een boek aan Henriëtte Wilhelmine Spiering, de vrouw achter deze drie letters. Onder de veelzeggende titel H.W.S. Een Tiels voorbeeld van dienende liefde ging dit boek de markt op en haalde het deze vrouw uit de schaduw van haar initialen.
Drs. Wapenaar (1934) diende de Hervormde Gemeenten in Grijpskerke (1959), Leimuiden (1965) en Rhenen (1969). In 1977 werd hij predikant voor buitengewone werkzaamheden in de classis Tiel en als zodanig geestelijk verzorger van het Protestants-Christelijke verpleeghuis Nieuw-Vrijthof. In 1981 volgde zijn benoeming tot directeur van het verpleeghuis
Hoe kruiste u het pad van Henriëtte Wilhelmine Spiering?
„Dat had te maken met mijn werk in Nieuw-Vrijthof. Dit verpleeghuis was voortgekomen uit het Bethesdaziekenhuis en dat was gesticht door mevrouw Spiering. Met haar zus Johanna Judith, die evenals zij ongetrouwd bleef, heeft zij in 1910 de Fundatie voor Christelijke Belangen te Tiel opgericht.
De zussen waren zeer vermogend. Ze hielden het kapitaal niet voor zichzelf, maar wendden dat aan voor een aantal doelen in hun woonplaats Tiel. Het ziekenhuis, het kerkgebouw Eben-Haëzer voor orthodoxe hervormden en een christelijke lagere school werden door hen bekostigd. De hervormde gemeente in Tiel was in die tijd zeer vrijzinnig. Dr. Allard Pierson gaf een gouden tip, toen hij het bestuur van de christelijke school adviseerde de dames Spiering te benaderen met de vraag of voor hun rekening een nieuwe school mocht worden gebouwd. De bestaande school was namelijk zo oud, dat nieuwbouw onvermijdelijk was. De dames bleken daartoe bereid, maar stelden wel als voorwaarde dat enige gereformeerde broeders het bestuur zouden verlaten. De beide dames en de voorganger van de Evangelisatie, de heer F. van Kooij, namen de plaatsen in. In 1904 kon de school geopend worden.
Toen ik aan het verpleeghuis verbonden werd, trof ik in de directiekamer een heel mooie klok aan. Een inscriptie vermeldt dat deze is aangeboden door de leden van de NMB aan H.W.S. Rond 1994 kwam van de zolder van een overleden curator - in 1978 werd ik curator en in 1988 secretaris van het curatorium van de fundatie - een pakket archiefmateriaal. De stadsarchivaris vroeg mij of ik dat wilde bekijken. Daardoor kreeg ik een breder beeld van de activiteiten van de dames Spiering. Zo ontdekte ik dat de letters NMB stonden voor Nederlandsche Meisjes Bond, waaraan Henriëtte Spiering als presidente verbonden was. Veel gebeurde op haar initiatief, Johanna Judith stond wat meer op de achtergrond. Henriëtte was een zeer kordate en soms dominante vrouw. Onverzettelijk! Dat blijkt uit alles.
De zusters waren zeer vermogend. Dat waren zij van huis uit?
„Er lag een familierelatie tot enkele adellijke geslachten, zoals Baron Van Verschuer met zijn kohlbruggiaanse gezindheid en de familie Van der Feltz. Henriëttes moeder was barones Van Balveren, dochter van een generaal die s zomers kasteel Wijenburg in Echteld bewoonde. Grootvader Spiering was jurist en enige tijd burgemeester van Tiel. Haar vader was eveneens jurist en in Tiel rechter-plaatsvervanger bij de arrondissementsrechtbank.
Een niet bevestigd verhaal is dat er een grote erfenis was ontvangen van familie in Suriname. Hoe dan ook, de zusters waren buitengewoon bemiddeld. Maar ze deden er ook heel veel goeds mee! Naast wat ik al genoemd heb, richtten ze een naaischool op. En een Tielse afdeling van de Nationale Christelijke Geheel-Onthouders Vereniging (N.C.G.O.V.).
Het is bekend dat ze de contacten met hun familie heel goed onderhielden. Ook met het verplegend personeel uit Bethesda. Zo bezorgden ze een aantal diaconessen een uitstapje naar Duitsland. Met hun eigen auto, een schitterende Ford. Daarvan hadden zij het dak laten verhogen. Omdat ze er anders niet in zouden passen met hun grote hoeden!
Het dagboekje van Henriëtte is overbekend. Heeft ze daarnaast nog meer gepubliceerd?
„Heel veel. Twee liederenbundels, veel kinderboekjes en diverse andere publicaties in het orgaan van de Meisjesbond. Het aantal loopt echt in de honderden. En dat alles onder de initialen H.W.S., naar mijn mening een misplaatste bescheidenheid. Desondanks had ze een groot, landelijk netwerk, hoewel ik de indruk heb dat zij in de Tielse gemeenschap buiten haar eigen kring weinig contact had.
Ze leefde wat geïsoleerd, denk ik. Hoewel zij uit een regentenfamilie kwam, lijken de contacten met de plaatselijke regenten, zoals de familie Van Lidth de Jeude, minimaal. Dat had met de kerkelijke voorkeur te maken. De Tielse adel was vanouds vrijzinnig georiënteerd. Henriëtte was door en door confessioneel. Kleindochter van het Reveil, zo heb ik haar aangeduid.
Kleindochter... waarom geen dochter?
„Ik vond kleindochter wat mooier klinken dan dochter. Dat laatste had natuurlijk ook gekund, hoewel de tijd van het Reveil in het algemeen globaal wordt aangeduid van 1815 tot 1865. Henriëtte leefde van 1852 tot 1921, dus duidelijk na die tijd. Met het begrip kleindochter heb ik onbewust aangegeven dat zij niet tot de meest vooraanstaande figuren van het Reveil heeft behoord.
Van haar dagboekje zijn meer dan een kwart miljoen exemplaren gedrukt. Het is ook nu nog nieuw verkrijgbaar. Hoe verklaart u de grote belangstelling?
„Die kan ik niet verklaren. In 1902 verscheen de eerste druk. Vanaf de derde druk kwam het bij Callenbach uit. Inmiddels is de 31e druk verschenen. Het is in modern Nederlands herschreven door mevrouw G.W. Tamminga-Visser uit Leersum. Destijds begreep een directielid van de uitgeverij ook niets van de goede verkoopcijfers, maar hij was er wel blij mee. Zou het boekje door de eenvoud, de duidelijkheid of de boodschap aan populariteit hebben gewonnen? Of een combinatie daarvan? Ik weet het niet.
Het spreekt u persoonlijk wel aan?
„Niet zo sterk, al zit in mijn geloofsleven wel wat piëtisme. Het taalgebruik van het dagboekje is wat ouderwets. Ik heb nooit geprobeerd de theologie in dit boekje te ontdekken. Het is eenvoudig van opzet, bedoeld voor de gewone man en vrouw, en zeer gericht op de verkondiging van het Evangelie.
De benaming dagboek komen we vanaf de zeventiende eeuw al tegen. Dan heeft het niet de betekenis van een bundel meditatieve stukjes ter afsluiting van de dag, maar van een autobiografie. Wellicht is het boekje van H.W.S. een van de eerste dagsluitingboekjes?
„Ik heb dat nooit nagegaan. Wel weet ik dat dit soort boekjes later zeer gewild waren. In heel veel christelijke gezinnen kwam voor het naar bed gaan dit boekje op tafel.
Nu is het voor veel mensen de enige herinnering aan Henriëtte Wilhelmine Spiering.
Vindt u dat jammer?
„Het is een stukje erfgoed dat we heel duidelijk als geschiedenis kunnen beschouwen. Henriëtte was heel stellig als het ging om het Goddelijk Woord. In alle statuten van de door haar opgerichte stichtingen was het een stringente bepaling dat Gods Woord een onveranderlijke grondslag moest zijn. In de statuten van de Fundatie voor Christelijke Belangen te Tiel staat nog steeds dat uitgegaan moet worden van de eeuwige waarheden van Gods Woord, opgevat in de zin die daaraan door de Gereformeerde of Nederlandse Hervormde Kerk volgens haar belijdenis is gehecht. Ook daarin was ze onverzettelijk.''
Een leven van dienstbetoon
Henriëtte Wilhelmine Spiering werd op 12 september 1852 geboren. Er waren al twee zonen in het gezin, er volgden nog drie dochters en twee zonen. Na het overlijden van haar ouders bleef zij met haar zuster in de ouderlijke woning aan de Sint Walburgstraat in Tiel wonen.
Haar jeugd was bepaald niet onbezorgd. Toen zij elf jaar was, verloor zij haar moeder, nog maar 44 jaar oud. Vier maanden later stierf haar een jaar oudere broertje. Toen ze 17 jaar was, overleed haar vader op 48-jarige leeftijd. De opvoeding van de kinderen kwam in handen van twee ongetrouwde zusters van haar vader. Veel familieleden overleden ongehuwd, zodat hun nagelaten vermogens werden herverdeeld in familieverband.
Ondanks het zeer aanzienlijke vermogen hielden de beide zusters er een sobere levensstijl op na. De enige luxe die zij zich permitteerden, was hun auto. Het leven van Henriëtte Spiering stond in het teken van dienende naastenliefde. Daarbij was Gods Woord haar richtsnoer. Zij verzorgde 25 jaar lang een scheurkalender. Op de achterkant van de kalenderblaadjes wilde ze geen verhaaltjes, zoals gebruikelijk was. „De boodschap Gods mag niet verwaterd of voorbij gezien worden door t verhaaltje op de achterzijde, die zo menigmaal meer de aandacht trekt en bezighoudt dan de tekst, zo motiveerde ze.
Vanwege haar vele arbeid op het terrein van de liefdadigheid kreeg Henriëtte een koninklijke onderscheiding: ze werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Op 3 januari 1921 overleed ze geheel onverwacht, terwijl zij s morgens om half negen bezig was om met het huispersoneel Gods Woord te lezen. Ze had net het eerste vers van Psalm 73 gelezen: „Immers is God Israël goed, dengenen die rein van hart zijn, toen zij het bewustzijn verloor en niet meer bij kennis kwam. Zij werd begraven in de grafkelder van de familie op de begraafplaats Ter Navolging in Tiel. Ds. M. Haveman, die haar begrafenis leidde, zei onder andere: „Zij, die tot tweemaal toe op uitnodiging van Hare Majesteit de Koningin in het Koninklijk Paleis verscheen, voelde zich ook thuis in de hut der armen.
Het complex in de Gasthuisstraat, bestaande uit de Eben-Haëzerkerk en verenigingsgebouw Ons Huis, kreeg na het integratieproces van de Evangelisatie met de Hervormde Gemeente aanvankelijk andere bestemmingen. Op zaterdagavond kerkte de Volle Evangelie Gemeente in Eben-Haëzer, in 1979 maakte de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt gebruik van het kerkgebouw. In 1981 maakten sloophamers het complex met de grond gelijk.
Uit het dagboekje van H.W.S. (29e druk, 238-245e duizendtal)
„Roept Mij aan in de dag der benauwdheid, Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.
(Psalm 50:15)
Hij nodigt ons als het ware: Komt toch tot Mij als gij in moeite zit. Weet toch, dat er geen benauwdheid is, waaruit Ik niet helpen kan. Gaat Mij toch niet voorbij om uw kommer alleen te dragen, of te brengen daar waar geen hulpe is. Zal ons gebed in werkelijkheid beantwoorden aan wat het zijn kan, dan moet het ook een openleggen zijn van onze ganse mens voor het aangezicht des Heeren. Dan moeten wij ook niets achterhouden, want daarmee doen we aan Gods Vaderrechten tekort. Dan onthouden wij Hem dus de eer, waarop Hij bij ons aanspraak heeft. Laten wij ons ernstig voornemen niets te genieten zonder onze God te danken, maar ook geen benauwdheid over ons heen laten gaan, zonder Zijn hulp in te roepen. In het vast vertrouwen, dat Hij Zijn woord waar zal maken en ons zal uithelpen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 juli 2009
Terdege | 84 Pagina's