Gul op goede gronden
A.J. Terlouw: „De dominees Vroegindeweij leken vooral op elkaar en op hun vader''
Hun naam was een begrip in hervormd-gereformeerde kring. Arend, Leen, Wim en Wouter Vroegindeweij, zonen van hetzelfde huis, alle vier predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk. Met weemoed denkt A.J. Terlouw uit Zeist aan hen terug. „Ze hadden iets strengs, en tegelijk iets milds.
Hoewel Terlouw in hart en nieren hervormd is, en hij gedurende zijn werkzame leven ook beroepshalve bij de Hervormde Kerk betrokken was, ademt zijn royale bibliotheek een weldadige interkerkelijkheid. Van Reenen en C. den Boer staan gebroederlijk naast Philpot, Spurgeon wordt geflankeerd door Calvijn en B. Wielenga. Het zegt iets van de brede belezenheid van de bezitter.
Een zwak had de inwoner van Zeist voor de vier dominees Vroegindeweij, zonen uit hetzelfde gezin. „Drie van hen heb ik meermalen horen preken, verder heb ik veel over hen gehoord en van hen gelezen. Vanuit mijn vakgebied had ik van tijd tot tijd contact met hen.
Van dominee Leen, om het wat oneerbiedig te zeggen, weet ik nog het meest. Dat komt mede door een eerste kennismaking, toen ik nog maar een jaar of dertien, veertien was. Rond 1953. Vanaf dat moment, in de eeuwenoude dorpskerk in mijn geboorteplaats Langerak, heeft die man indruk op me gemaakt. Niet zozeer vanwege de inhoud van zijn preek. Ik weet niet eens meer de tekst waarover hij toen preekte, maar de manier waarop hij toen een beurt bij ons vervulde, vergeet ik niet meer.
Leespreek
„Het was op een zondagavond, de dienst zou om half zeven beginnen. De gemeente was vacant en er waren onvoldoende ringpredikanten te vinden die konden voorgaan, dus er werd buiten de ring gezocht. Ds. L. Vroegindeweij stond toen in Papendrecht. Geen wereldreis, maar ook weer geen sabbatsreis. Of hij te laat van huis ging, of dat er oponthoud was onderweg, ik weet het niet. Maar om half zeven ging een ouderling de kansel op, die de wachtende gemeente meedeelde dat de dominee er nog niet was. Hij gaf daarom een psalm op.
De gemeente wachtte in spanning op de dingen die komen zouden. Na een minuut of tien kwam dezelfde ouderling weer de kerk binnen. Bij afwezigheid van de predikant zullen we vanavond een leesdienst houden, werd afgekondigd. En dat gebeurde ook. Dat wil zeggen, de ouderling was nog maar net aan de leespreek begonnen of de deur ging open. Daar stond dominee Leen, in vol ornaat, de toga al aan. Het was inmiddels tegen zevenen.
De ouderling keek op en stopte met lezen. Nee nee, gaat u maar door, zei de dominee. Mijn preek stelt toch niet veel voor. De ouderling liet een psalmvers zingen, kwam van de preekstoel af en onderhandelde onderaan de kansel met de dominee. Hij won het, want enkele minuten later stond dominee Vroegindeweij achter de kanselbijbel. Hij keek even naar de tekst van de leespreek en begon over dezelfde tekst te preken. Totaal onvoorbereid. Gemeente, we zijn eruit gekomen, ik neem de dienst over. Ik houd me aan de leespreek van mijn collega, af en toe maak ik er wat bij, maar geeft u me eerst even tijd om de preek in te zien. Daarom stel ik voor dat we weer zingen. Het werd een goede dienst, die op mijn jongenshart indruk maakte. En dan de manier waarop, die was echt, zo uit zijn hart. Niet gespeeld en niet gemaakt, want hij meende wat hij zei: dat zijn preek niet veel voorstelde. Natuurlijk stelde de preek álles voor, maar zo klein dacht Vroegindeweij over zichzelf. Ootmoedig, zichzelf ver onder die leespreek stellend. Dat was mijn eerste contact met hem.
Vragenbusdominee
De tweede ontmoeting volgde een paar jaar daarna. „Inmiddels was ik de kersverse secretaris van de jongelingsvereniging Immanuël in Langerak. Een van de leden van die vereniging stelde een vraag. Hij had moeite met het tiende gebod: Gij zult niet begeren. Hij was verliefd geworden en zocht verkering, maar gaf aan dat hij daarmee dat meisje begeerde. Zij was niet van hem, maar van haar ouders. Hoe was dat te rijmen met het tiende gebod?
In de consistoriekamer deden we met elkaar wat we konden om die jongen ervan te overtuigen dat deze vorm van begeren niet verkeerd was. Toch lukte ons dat niet. Daarom besloten we als bestuur om deze vraag voor te leggen aan dominee Vroegindeweij, die in het blad De Vaandrager een vragenrubriek verzorgde. Als secretaris had ik de eer om deze vraag aan hem voor te leggen. Met het puntje van mijn tong buitenboord schreef ik een brief aan de weleerwaarde heer ds. L. Vroegindeweij. Dat was nogal wat in die tijd; brieven aan dominees schreef je niet elke dag.
Met veel belangstelling keek ik naar de brievenbus. En inderdaad, twee weken later kwam er een reactie. Die stelde toch wel teleur: Bedankt voor jullie brief. Helaas moet ik ervan afzien om een antwoord te geven in de Vragenbus. Er liggen nog zoveel vragen te wachten. En ik denk dat onze Bondsvrienden in Langerak met elkaar best in staat zijn om hun vriend een passend antwoord te geven. Daar konden we het mee doen.
De Vragenbus werd intensief gelezen, en gevuld met vragen over van alles en nog wat. Hij werd ermee overstelpt. Later is een selectie in boekvorm verschenen. Als een vraag dominee Leen niet zinde, beantwoordde hij die gewoonweg niet. De antwoorden díe hij gaf, waren gedegen, bijbels verantwoord, pastoraal. Soms werden er wel vragen verzonnen, om de dominee aan de tand te voelen. Ook daar wist hij mee om te gaan. Zelfs met farizeeërachtige vragen.
Karakteristieke figuren
De vier gebroeders Vroegindeweij: Wouter, Arend, Leen en Willem, waren stuk voor stuk karakteristieke figuren met markante eigenschappen, oordeelt Terlouw. „Ik zou niet meteen een ander in de Hervormde Kerk kunnen noemen met wie ze te vergelijken waren. Ze leken vooral op elkaar en op hun vader, hoe verschillend ze daarnaast ook konden zijn.
Wat ze allen gemeen hadden, kwam naar voren in een In Memoriam dat ds. J. van Rootselaar uit Barneveld in 1969 over ds. L. Vroegindeweij schreef, voor Woord en Dienst: In de eerste plaats organisatietalent. Verder een enorme werklust en werkkracht. Dominee Vroegindeweij hield vaak vier diensten op een zondag, meestal voor overvolle kerken. Preken was zijn lust en zijn leven. Hij en zijn broers begeerden stuk voor stuk om jongeren en ouderen in de kerk samen te bundelen. In die tijd paste dat goed. Wat dat betreft hadden ze de tijd mee, maar ze maakten die begeerte ook waar.
Dominee Arend heeft zich bijzonder ingezet voor de Mannenbond. Dominee Wouter was meer plaatselijk dan landelijk bezig, hij was vooral een gemeentedominee. Dominee Willem heeft door heel Nederland geijverd voor de Zondagsscholenbond, dominee Leen deed veel voor het jeugdwerk. Daarbij was hij een zeer gevierd spreker op toog- en bondsdagen. Zo hadden ze allen naast gemeenschappelijke kenmerken hun specifieke talenten.
Gul
Mensen verheerlijken en in mensen eindigen past niet, beseft Terlouw. „Dat zouden ze zelf ook nooit gewild hebben. Het klagen over hun eigen onbekwaamheid was bij deze mensen echt! Maar ze mochten door Gods genade wel veel betekenen voor de kerk. Ze hadden iets strengs, en tegelijk iets milds.
Om een voorbeeld van het milde te geven: dominee Leen maakte het nogal eens mee dat er een grote schroom was om deel te nemen aan het Heilig Avondmaal, omdat men nog niet ten volle verzekerd was. In 1960 kreeg hij een vraag of jonge mensen ook mogen deelnemen aan de Avondmaalsbediening. Hij schreef toen: Hoofdzaak is of er bij u, vrienden, geloof is. Nee, ik vraag niet hoe groot dat geloof is. Er is ook een geloof als een mosterdzaad. Laat ik het anders zeggen: als ge diep in uw hart weet dat ge de Heere Jezus niet missen kan, ga dan ten Avondmaal, al is het met vrezen en beven. Als uw verlangen echt is, dan zal de Heere u bevestigen aan Zijn tafel. En laten de mensen dan maar scheef kijken, dat zullen ze altijd blijven doen (...). Zo was hij, gul op goede gronden.
Olifant
De gemeenten die ze dienden, konden veel van de dominees Vroegindeweij hebben. „Ze begaven zich gemakkelijk onder het gewone volk. Zo was dominee Arend betrokken bij de opening van een zorgcentrum in Veenendaal, waaraan een olifant te pas kwam. Samen met een verpleegkundige maakte hij een ritje op de rug van dat beest. Men zou dat een andere dominee wellicht kwalijk hebben genomen, hem niet.
De totstandkoming van dit centrum was voor een belangrijk deel aan hem te danken. Hij had ontdekt dat er in Veenendaal geen christelijk bejaardenhuis was. Vanaf dat moment heeft hij zich optimaal ingezet voor het realiseren van zon tehuis, en wist hij ook bronnen aan te boren. Geweldig, toch?
Dominee Wouter was sterk samenbindend werkzaam. Omdat de bibliotheek van de jongelingsvereniging in Langerak gebrek aan boeken had, ging ik op een zaterdag met enkele anderen naar Bleiswijk, waar een grote hoeveelheid boeken werd aangeboden. De voorzitter van de bibliotheekcommissie daar zei tegen ons: Dominee Vroegindeweij houdt de gemeente hier bij elkaar. Als hij weggaat, ben ik bang dat er een scheuring komt. Die is er na zijn vertrek helaas ook gekomen. Een deel van de gemeente stapte over van de Gereformeerde Bond naar de confessionele richting.
Twee woorden
Het kost de inwoner van Zeist weinig moeite om nog meer karaktereigenschappen van de gebroeders te noemen. „Humor bijvoorbeeld. En bescheidenheid. Dominee Leen was doctorandus in de theologie, maar die titel gebruikte hij nooit. Terwijl het in die tijd meer uitzondering dan regel was dat een predikant zijn doctoraal haalde.
Ze waren allen ook diepbewogen. Ik kan niet zeggen dat er één uit sprong. In wat ze gepreekt en gepubliceerd hebben, behielden ze alle vier het goede evenwicht tussen wet en Evangelie, de kleinheid van de mens en de grootheid van Christus, zonde en genade.
De Vroegindeweijs spraken met twee woorden. Dat stond mij voor ogen toen ik onlangs een uitgebreide serie levensschetsen over hen publiceerde in het blad Oude Paden. Ik wilde laten zien dat er binnen de Hervormde Kerk mensen waren die hun ambt zo vervulden. De artikelen waren niet bedoeld als tegenhanger van de verhalen over voorgangers in de schuurtjeskerken van destijds. Wel wilde ik ermee laten zien dat binnen de gevestigde kerken, waar soms veel te veel leervrijheid is, ook mensen als de dominees Vroegindeweij dienden. En die zijn er gelukkig nog.''
Een leven in het jeugdwerk
A.J. Terlouw (1939) was tien jaar ambtenaar op de gemeentehuizen van Giessenburg en Schoonhoven. „Ik had daar het idee dat ik aan een kous zat te breien die nooit af kwam. Al jong was hij verbonden aan de knapenvereniging, later jongelingsvereniging, en de zondagsschool.
„Avond aan avond was ik met het jeugdwerk bezig, ook in de ring Alblasserdam. Wat zou het heerlijk zijn om beroepshalve in dit werk bezig te kunnen zijn, dacht ik vaak. In 1965 werd voor Goeree-Overflakkee een regionale jeugdwerkleider gevraagd, ten dienste van de hervormde gemeenten. In 1966 ben ik daarvoor aangenomen, in 1972 werd ik provinciaal jeugdwerkadviseur voor de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond in Zuid-Holland. Dat was een grote verandering. Mijn werkterrein ging van dertien naar honderddertig hervormde gemeenten.
In 1980 volgde de benoeming tot adjunct-directeur van het landelijk bureau van de HGJB in Bilthoven. „Dat ben ik geweest tot aan mijn vervroegd uittreden in 2001. Toen sloot ik een lange periode in het jeugdwerk af: tien jaar als vrijwilliger en 35 jaar beroepsmatig. In het begin was het pionierswerk. Ik zat met een kofferschrijfmachine achter een houten tafel. Nu is er een geoliede organisatie, maar het doel is onveranderd gebleven: de jeugd te binden aan Gods Woord.''
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 maart 2007
Terdege | 100 Pagina's