Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jongens van de dijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jongens van de dijk

Aalbert van Dieren: „Ik ben bij Smit weggegaan, maar zon werf laat je nooit meer los"

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zonder de scheepswerven van Smit was Kinderdijk niets. Vrijwel de gehele mannelijke bevolking werkte er, vrijwel iedereen woonde in een huis van Smit. Maar van een onderdanige sfeer was geen sprake. Oud-directeur ir. Jaap Stam: „We waren allemaal jongens van de dijk, van Dick Smit tot de jongste in de timmerloods.

Nog altijd wordt Kinderdijk gedomineerd door de scheepswerf. Honderden meters kade, loodsen en kantoren langs de rivier De Noord, parallel aan de dijk die tegelijk de slagader van het lintdorp is. Een deel van de huizen moest wijken voor de dijkverhoging, veel van de woningen die bleven staan zijn door de bewoners gerenoveerd.
De tijd dat Smit eigenaar van vrijwel al het onroerend goed in Kinderdijk was, is voorbij. Voor een aantrekkelijk bedrag konden de bewoners hun pand overnemen. Aalbert van Dieren (55) is sindsdien eigenaar van zijn rijtjeswoning aan de Margrietweg. In 1965 kwam hij in dienst bij J. & K. Smit, als leerling-timmerman. Zijn vader, ongeschoold arbeider op de kabelfabriek in Alblasserdam, feliciteerde hem uitbundig met de benoeming. „We waren samen wezen solliciteren. Toen we weer buiten stonden, was het eerste wat hij zei: Nou heb je de rest van je leven werk, Aalbert. Smit stond goed bekend. Als je je best deed, kon je ook als jongen uit een arbeidersgezin vooruit komen.
Twee jaar na zijn aantreden fuseerde de rooie werf van J. en K. Smit met het voornamere L. Smit & Zoon, gespecialiseerd in de bouw van baggerschepen. Voor het werkvolk was het wennen om voormalige rivalen als collegas te krijgen. „Mn buurman Wim Klerk, die ook op de timmerloods werkte, maakte een tekening van een kapseizend baggerschip van Leen Smit dat naar de haven werd getrokken door een sleepboot van J. en K. Dat typeerde de sfeer, vooral onder de ouderen. Toen die met pensioen waren, was de rivaliteit snel voorbij.

Respect
De timmerloods was een wereldje op zich binnen Smit Kinderdijk, dat in de glorietijd 1400 werknemers telde. „Wij waren met een man of dertig. We leverden al het timmerwerk voor de schepen: de meubels, de kooien, de sofas, de bureaus, de kasten, de wanden, de plafonds.
Als hij de mentaliteit op de werf vergelijkt met de sfeer die hij in de bouw aantreft, ziet Van Dieren een wereld van verschil. „Er werd bij Smit heel verschillend gedacht, de een was zwaar gereformeerd, de ander socialistisch, maar je hield rekening met elkaar. We hebben één keer gestaakt, omdat dat van bovenaf werd opgelegd, maar ik zou het niet in mijn hoofd halen om collegas die wel gingen werken, zoals buurman Klerk en Kees Leeuwenburg, af te vallen. Die waren principieel tegen staken, en dat respecteerde je.
In 1987 nam de timmerman, inmiddels opgeklommen tot werkvoorbereider en hoofd van de timmerloods, afscheid van Smit. Met pijn in het hart. „Na een gesprek met meneer Dick ben ik weggegaan, maar zon werf laat je nooit meer los. Als we voldoende werk hadden gehouden, was ik niet vertrokken.

Huisvesting
Werktuigbouwkundig ingenieur Jaap Stam (74) maakte zowel de gloriejaren als de crisis in de scheepsbouw mee. In 56 trad hij in dienst bij Leen Smit & Zoon. „Ze waren toen de Smit-Bolnesmotor aan het ontwikkelen. De professor bij wie ik in Delft afstudeerde, was adviseur van Smit. Via hem raakte ik betrokken bij de metingen aan die motor. Na mn militaire dienst ben ik in vaste dienst gekomen, als research-ingenieur op de machinefabriek.
Bij Leen Smit, de werf waar zijn grootvader ruim vijftig jaar werkte, klom Stam op tot hoofdbedrijfsleider. Na de fusie groeide hij door tot directeur van de scheepswerf in Kinderdijk en de veel kleinere werven van Gusto in Slikkerveer en Geleen. In die functie had hij twaalfhonderd werknemers onder zich, anderhalf keer zo veel zielen als Kinderdijk inwoners telde.
„Een deel van de mensen kwam van elders. Uit naburige dorpen, maar we hebben ook Spanjaarden en Italianen geïmporteerd. In Kinderdijk werkte praktisch de hele mannelijke bevolking bij Smit, afgezien van de winkeliers. En vrijwel iedereen woonde in een huis van Smit. In totaal had het bedrijf meer dan vierhonderd woningen, in Krimpen, Alblasserdam, Kinderdijk en Lekkerland.

Rotterdamse mentaliteit
De joviale ingenieur ervoer het nimmer als een probleem om leiding te geven aan mededorpelingen, onder wie oud-klasgenoten. „Je hebt hier al zon beetje de Rotterdamse mentaliteit: Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. We waren allemaal jongens van de dijk, van Dick Smit tot de jongste in de timmerloods. Dat je toevallig directeur bent of een titel hebt, wil nog niet zeggen dat je alles beter weet. Ik heb heel veel geleerd van het volk op de werf. We hadden meer dan honderd functies, dan is het logisch dat die mensen op hun gebied meer weten dan jij, ook al staan ze in de hiërarchie zeven stappen onder jou.
Net als bij Philips, Vroom en Dreesman en andere befaamde familieconcerns werden de directeuren Smit aangesproken bij hun voornaam, met het predicaat meneer. Meneer Jan en meneer Leo maakte Stam maar kort mee, met meneer Dick werkte hij intensief samen. Standsverschil speelde niet. „Dick was net als ik. Het zei hem niks als iemand zoon van de Commissaris van de Koningin was, maar voor een knaap die goed gras kon maaien, had hij respect. Door die stijl hebben de Smitten het denk ik zo lang uitgehouden.
De oliecrisis in de jaren zeventig luidde voor de scheepswerf in Kinderdijk de toptijd in. „Die lui in het Midden-Oosten begonnen idiote projecten op te zetten, waar een hoop zand voor nodig was. We bouwden aan de lopende band baggerschepen voor grote aannemers in Nederland en België.

Borreltje
Ook uit China stroomden de orders binnen. „In 74 en 75 hebben we veertien sleepzuigers gebouwd, zes hier en acht op andere werven. Elke drie maanden hadden we een tewaterlating. Op het moment dat het ene schip van stapel liep, stond het achterschip van de volgende zuiger alweer gereed. Twee jaar lang hebben we zeventien Chinezen in het dorp gehad, als toezichthouder. De woning van Smit waarin ze werden ondergebracht, heet nog altijd het Chinezenhuis.
In de jaren tachtig kwam de grote neergang, door de wereldwijde recessie. „Baggeren kost verdraaid veel geld. Allerlei projecten werden uitgesteld, waardoor de grote baggerboeren minder schepen nodig hadden. De bestaande vloot was grotendeels vernieuwd, dus vervanging speelde ook nauwelijks. In 87 moest meer dan eenderde van het personeel eruit. Bij de ontslagen werknemers bemerkte Stam weinig wrok. „Je deed het niet voor je lol. Hadden we niet ingegrepen, dan waren we met zn allen gegaan. Andere bedrijven, zoals Verolme Alblasserdam, gingen helemaal dicht. Bij IHC verdwenen Gusto in Schiedam en Verschure in Amsterdam. Uiteindelijk was de situatie in Kinderdijk nog gunstig. Van alle IHC-werven zijn enkel Kinderdijk en Sliedrecht nog over.
Sinds zijn pensionering in 93 komt de oud-directeur van Smit Kinderdijk, die een villa aan de Lek bewoont, alleen nog op de werf om met wat oudgedienden een borreltje te drinken. „En als mn beitels geslepen moeten worden. Daarvoor loop ik even de machinefabriek binnen. Daarnaast kom ik er soms door mijn rol als voorzitter van een regionale gemalenstichting, die oude pompgemalen opkoopt en repareert. Als ik speciaal gereedschap nodig heb, haal ik dat op de werf.

Ondenkbaar
Aalbert van Dieren bleef na zijn afscheid van de werf verbonden met de familie Smit. De jaren door verrichtte hij het timmerwerk in de monumentale villa op de Punt. „Ik heb de studeerkamer van meneer gemaakt, de keuken, de boekerij... Zijn vrouw Ida werkte meer dan twintig jaar in de huishouding van mevrouw Jannie Smit, geboren Verstoep, echtgenote van meneer Dick.
Een portret van de inmiddels overleden dame kreeg een ereplaats tussen de fotos van de wederzijdse ouders. „Ze was voor ons als een moeder. Toen haar jongste zoon trouwde, kregen ook wij een uitnodiging. Iedereen werd in smoking verwacht, maar die had ik natuurlijk niet. Kom maar even mee naar boven, Aalbert, zei mevrouw Smit. Daar hingen in een kast een hele rij van die dingen: van opa Verstoep en noem maar op. Het was echt een heel bijzondere vrouw, zeer sociaal, altijd gericht op anderen.
Ook bij ir. Jan Dirk en mr. Patricia Smit, de huidige bewoners van de villa, komt de timmerman nog geregeld over de vloer. „Ze hebben al vaak gezegd dat ik ze gewoon bij de voornaam moet aanspreken, maar ik blijf liever meneer en mevrouw Smit zeggen. Daar voel ik me veilig bij. De verhouding is er niet minder vriendschappelijk om. Toen hun dochter in Delft afstudeerde, kregen we een uitnodiging voor de uitreiking van de bul. Als je zoiets mee mag maken, is dat voor mensen als wij heel bijzonder. De contacten met de familie Smit hebben ons leven in een richting gestuurd die we zelf nooit hadden gevonden. Zulke mensen hebben andere gewoonten, lezen andere lectuur. Daarin trokken ze ons mee. Dat mijn dochter vwo heeft gedaan, en nu directiesecretaresse bij Fokker-Stork is, zou zonder Smit ondenkbaar zijn geweest.


Nazaten van een hoefsmid
De familielijn van de befaamde scheepsbouwersfamilie Smit voert terug naar een in Alblasserdam belande hugenoot, die in het Alblasserwaardse dorp een smederij begint en daaraan zijn naam dankt. Een zoon van Jacques Luydertsz, de eerste Jan in de familie, begint er in 1687 een kleine werf, die later wordt verplaatst naar het huidige Kinderdijk. Zoon Fop neemt het stokje over en geeft het door aan een volgende Jan. Aan Fop Smit II (1777-1866) heeft de familie zijn faam te danken. De pionier, op wie ook Smit Internationale teruggaat, plaatst als een van de eersten een stoommachine in een houten binnenvaartschip. Omstreeks 1850 wordt op zijn werf de eerste ijzeren boot gebouwd, voor Duitsland. In Keulen klimmen de mensen op de daken om het drijvende wonder te zien. Naast binnenvaartschepen gaat de grote Fop ook zeeschepen produceren. Vanwege het snel toenemende aantal Jannen en Foppen in de familie, valt in deze periode het besluit ze te gaan nummeren.
Twee oomzeggers van Fop II, Jan en Kees Smit, beginnen in Kinderdijk een tweede werf: J. en K. Smit. Die van Fop krijgt de naam van zijn zoon: Leen Smit. Na diens dood wordt het bedrijf voortgezet door schoonzoon Jan V, telg uit een andere tak van de familie. Om het bezit in stand te houden, wordt bij voorkeur binnen de familie gehuwd.
De flamboyante Jan V geeft aan broer Willem Benjamin uit Slikkerveer de opdracht een elektriciteitscentrale in Kinderdijk te bouwen. Onder meer voor de elektrische lift in zijn villa, waarmee hij klokslag tien uur de reis naar zijn slaapkamer maakt. Hij draagt Leen Smit & Zoon over aan zoon Leendert Johannes, die de onderneming weer doorgeeft aan zijn zoons Jan Kornelis Leonardus, meneer Jan (XIII), en Leonardus Kornelis, meneer Leo.
Tussen J. & K. Smit en L. Smit is het water en vuur, tot de moordende concurrentie tot samenwerking noopt. In 1966 gaan beide werven samen verder als Smit Kinderdijk, dat met de werven Gusto, Verschure en De Klop IHC-Holland vormt. Dick Smit, zoon van Jan XIII, wordt president van de raad van bestuur. Het is de laatste Smit in het befaamde scheepsbouwbedrijf.


Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 januari 2006

Terdege | 88 Pagina's

Jongens van de dijk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 januari 2006

Terdege | 88 Pagina's