Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Katharen, een drama in zuid-Frankrijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Katharen, een drama in zuid-Frankrijk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het zuiden van Frankrijk, tussen de uitlopers van de Pyreneeën, ligt "het land der katharen". Ongeveer 800 jaar geleden ontstond daar in de christelijke kerk een afwijkende leer, die geleid heeft tot een van de grootste drama's uit de kerktjlgëschiedenis. De aanhangers van deze leer, die de naam katharen kregen, werden de daaropvolgende eeuwen te vuur en te zwaard vervolgd en uiteindelijk totaal itgeroeid.

Omstreeks het midden van de 12e eeuw doken in WestEuropa de eerste berichten op over een nieuwe sekte. De aanhangers beweerden dat hun geloof terugging op leer en leven van de apostelen en van de eerste christenen. Hun leidslieden trokken predikend rond van stad tot stad. Ze aten geen vlees en dronken geen melk. Ze noemden zich "goede mensen", of ook wel "goede christenen". Op de meeste plaatsen kon deze godsdienstige beweging zich niet handhaven. Alleen in het zuiden van Frankrijk, in de streek tussen Toulouse en de Pyreneeën, beleefde zij een tijd van grote bloei. Daar kregeri aanhangers de naam kath Ze werden ook wel Al' genoemd, naar de stacj^ noordoosten van Toulo Over de herkomst van 1 woord katharen is niets kerheid bekend. Som denken aan het Griekse woord "katharos", dat "rein" betekent. Anderen zoeken de oorsprong in Duitsland, waar de kat (die Katte of die Katze) het symbool was van de duivel. Wel is zeker dat ons woord "ketter" afkomstig is van het woord "kathaar".

Twee scheppers
De belangrijkste vraag in het leven van de katharen was: „Waar komt het kwaad vandaan en hoe wordt de mens daarvan verlost?" Het antwoord dat de kerk daarop gaf sprak hen niet aan. Immers, als de volmaakte God alles geschapen had, hoe zouden dan zonde, verdriet en pijn in de wereld gekomen zijn? Dat moest wel het werk zijn van een andere schepper, de Satan. De mens, aldus de katharen, behoort in wezen tot het rijk van de goede God; dat wil zeggen tot het rijk van een geestelijke, onzichtbare, ontastbare werkelijkheid. Zijn lichaam echter is op aarde terechtgekomen in het rijk van de Satan; dat is de zichtbare, de tastbare, de stoffelijke wereld met al zijn kwaad en ellende. Toch is er volgens het katharisme nog een vonkje van "de goede geest" in de aardse mens achtergebleven. Dat vonkje, de ziel, zit echter opgesloten in zijn stoffelijk omhulsel en bevindt zich dus in het domein van de Satan. Niettemin is die goddelijke vonk in staat zich uit de macht van de Boze te bevrijden. Het enige middel daartoe is de navolging van Christus. Deze heeft de mensen geleerd dat ze met gebed en met een leven van strikte armoede, kuisheid en nederigheid de reinheid van de ziel kunnen hervinden, zodat deze na de dood weer met zijn goddelijke oorsprong kan worden verenigd.

"Volmaakten"
Deze leer leidde tot een vorm van christendom die met de kerkelijke praktijk van die dagen weinig meer gemeen had. Volgens de katharen had de officiële kerk door haar streven naar macht en rijkdom zich in het kamp van de Satan begeven. Het katharisme beschouwde zichzelf als de enige ware kerk van Christus. Het erkende geen doop, geen avondmaal, noch een van de andere sacramenten. Men kende alleen een soort van geestesdoop, het "consolamentum" (= vertroosting). Dat werd bediend door handoplegging. Als iemand het consolamentum had ontvangen, was hij rein. Hij behoorde dan tot de zogenaamde "volmaakten". Dezen hadden tot taak het evangelie te prediken, pastorale bijstand te verlenen aan de gewone gelovigen en aan stervenden het consolamentum toe te dienen. Wie vóór zijn dood niet het consolamentum had ontvangen, kon na zijn sterven het koninkrijk Gods niet binnengaan. Zijn ziel moest op aarde door lichamen van levende wezens zwerven tot zij werkelijk rein was. Die levende wezens konden evengoed mensen als dieren zijn.

Nieuwe paus
In 1198 besteeg Innocentius III in Rome de pauselijke troon. Hij maakte zich ernstige zorgen over de verbreiding van de kathaarse ideeën in Zuid-Frankrijk. Hij was bang dat op den duur grote delen van de westerse christenheid zich aan het gezag van de Rooms-Katholieke Kerk zouden onttrekken. Om dat te voorkomen, stuurde hij afgevaardigden naar ZuidFrankrijk. Zij voerden besprekingen met de bestuurders van het ketterse gebied. Ook belegden ze conferenties, waaraan soms zelfs katharen mochten deelnemen. Tevergeefs. Een groot deel van de bevolking wendde zich af van de traditionele kerk met haar zucht naar macht en pracht en rijkdom. Toen de paus begreep dat hij met prediking, bedreiging en banvloeken de weerbarstige bevolking niet meer in het gareel zou krijgen, zon hij op middelen om de opstandigen met het zwaard tot bekering te dwingen. Op 14 januari 1208 werd een van zijn gezanten in ZuidFrankrijk door een onbekende dader vermoord. Dat was voor Innocentius III een goede aanleiding om op te roepen tot een kruistocht tegen de katharen. Wie minstens veertig dagen meedeed, zou delen in de buit en kreeg aflaat voor zijn zonden. Daarop stroomden de deelnemers van alle kanten toe: hertogen en graven, ridders en baronnen, burgers en boeren. Maar ook zwervers en avonturiers, misdadigers en andere figuren van laag allooi meldden zich aan. De koning van Frankrijk, die in het zuiden nauwelijks enige macht had, zag zijn kans schoon om de vrijgevochten heersers in het katharengebied aan zich te onderwerpen. Hij schaarde zich met talrijke Noord-Franse edelen aan de kant van de paus. Men schat het aantal deelnemers aan de expeditie op enige honderdduizenden. Verzamelpunt was Lyon.

Bloedbad
Op 21 juli 1209 arriveerden de troepen van paus en koning voor de muren van de stad Béziers. De bevolking sloot de poorten en weigerde de kathaarse medeburgers aan de kruisvaarders uit te leveren. Daarop werd de stad omsingeld en beide partijen bereidden zich voor op een onvermijdelijke strijd. Het verhaal gaat dat een van de aanvoerders van het kruisleger aan de vooravond van de bestorming van de stad aan een pauselijke gezant zou hebben gevraagd hoe men bij de verovering gehoorzame katholieken zou kunnen onderscheiden van opstandige katharen. „Dood ze allemaal", zou de gezant hebben geantwoord, „God zal boven de Zijnen er wel uitzoeken". Of het verhaal waar is of niet, de belegeraars handelden er wel naar. Toen ze Béziers binnenstormden, richtten ze onder de inwoners een afschuwelijk bloedbad aan. Katharen en katholieken werden zonder onderscheid om het leven gebracht. Zelfs de rooms-katholieke priesters, in vol ornaat, werden in de kathedraal vermoord. Na de slachtpartij en de plundering werd de stad in brand gestoken. Twee volle dagen woedde het vuur. Daarna was er tussen de rokende puinhopen geen levende ziel meer te bekennen. Na een moord- en plundertocht op het platteland werd het beleg geslagen voor de belangrijkste stad van de hele streek, Carcassonne. Deze stad had nog niet de prachtige dubbele vestingwerken van nu, maar ze had wel een sterk garnizoen en een stevige omwalling. Het zag er aanvankelijk dan ook naar uit dat de kruistocht hier een roemloos einde zou vinden. Maar de natuur speelde de belegeraars in de kaart. De zomer van 1209 was buitengewoon droog. De waterputten in de stad raakten leeg. Daardoor moest er met de vijand worden onderhandeld. Er werd besloten tot overgave, op voorwaarde van een vrije aftocht voor de inwoners. Toen verscheen aan de roomskatholieke zijde een nieuwe figuur op het strijdtoneel: Simon de Montfort, een Normandische ridder, wie het wrede noormannenbloed nog rijkelijk door de aderen stroomde. Vermetel, fanatiek en meedogenloos als hij was, zou hij schrik en terreur verspreiden in het land der katharen.

Ongelijke strijd
De volgende acht jaar was Simon de Montfort de hoofdfiguur in de veldtocht tegen de katharen. Als een wervelwind hield hij huis in de streek tussen Toulouse, de Middellandse Zee en Pyreneeën. Kastelen werden veroverd, steden geplunderd en dorpen platgebrand. Iedereen die niet uit zijn hoofd het "Ave Maria" kon opzeggen, werd verbrand. Men schat het aantal slachtoffers op meer dan honderdduizend. Veel edelen vluchtten met hun getrouwen naar een van de burchten in het zuiden, die door Simon de Montfort nog niet veroverd waren vanwege hun geïsoleerde ligging, hoog op ontoegankelijke rotsen. Daar zetten ze, veelal met de moed der wanhoop, de ongelijke strijd voort. Ook talrijke katharen zochten in of bij die burchten een schuilplaats. Maar ook daar waren ze niet veilig. Een voor een vielen de kastelen in handen van het kruisleger. Tot er op 't laatst nog één burcht over was: Montségur, onneembaar naar het scheen, op de top van een 1207 meter hoge, ongenaakbare rots. In de zomer van het jaar 1243 begon het katholieke kruisleger aan het beleg van Montségur. De vesting werd verdedigd door een garnizoen van ongeveer honderd gewapende edelen. Daaromheen stonden de armelijke hutten van de katharen die voor het oprukkende kruisleger op de vlucht waren geslagen. Tijdens de lange winternachten zagen de belegeraars kans op een van de hoogste plateaus een belegeringsmachine te bouwen, waarmee steenklompen van 40 tot 50 kilo naar de top van de berg werden ge
slingerd. Dat maakte de situatie voor de belegerden op den duur onhoudbaar. Onderhandelaars wisten te bedingen dat de soldaten een vrije aftocht kregen. Ook katharen die zich bekeerden tot het
katholieke geloof, mochten de berg dan 200 katharen weigerden evenwel • 'hun geloof af te zweren. Op de I6e maart 1244 beklommen ze de enorme brandstapel die op een van de terrassen van de Montségur was opgericht. Zelfs beneden in het dal hoorde men hen zingen: "Kom Schepper, Geest", tot vuur en rook hun stemmen verstikten. Nog jaren daarna leefde het kathaarse geloof ondergronds voort. Sommige aanhangers vluchtten, vooral naar NoordItalië. Anderen bleven in de Zuid-Franse provincie Languedoc en hielden hun bijeenkomsten in het geheim: in een schuur, in een achterkamer, in het veld, of in een van de talrijke grotten die men in de streek aantreft. Maar ook daar liet de kerk hen niet met rust. Speciale kerkelijke rechters, de zogenaamde inquisiteurs, kamden het hele gebied uit, stad voor stad, dorp voor dorp, boerderij voor boerderij. Ten slotte bleef er niemand over die zich nog kathaar durfde te noemen. De katholieke kerk bouwde als symbool van de overwinning in Albi een indrukwekkende kathedraal en de Franse koning in Parijs zag zijn macht in de Languedoc voorgoed gevestigd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 augustus 1998

Terdege | 72 Pagina's

Katharen, een drama in zuid-Frankrijk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 augustus 1998

Terdege | 72 Pagina's