Luther op de Wartburg
De Wartburg bij Eisenach is misschien wel het mooiste en in elk geval het beroemdste kasteel van Duitsland. Het heeft een belangrijke rol gespeeld in de culturele geschiedenis van het land. Maar het is vooral bekend geworden doordat Luther er van 4 mei 1521 tot 1 maart 1522 ondergedoken zat.
Vanaf de autobaan naar Dresden is de Wartburg al te zien ver voordat je de afslag Eisenach hebt bereikt. De rots waarop de burcht gebouwd is, torent hoog boven de bosrijke omgeving uit. Begrijpelijk dat de eerste graaf van Thüringen in de elfde eeuw deze strategische plek uitkoos om er een kasteel te bouwen. Hij noemde het de Wartburg. Waarom?
Volgens de overlevering zou hij in 1067, toen hij de rots ontdekte, uitgeroepen hebben: „Wart Berg, du solist mir eine Burg werden!" („Wacht berg, jij zult voor mij een burcht worden!"). Er deed zich voor Lodewijk de Springer (zo heette de graaf) evenwel één probleem voor: De berg was niet van hem, maar van een naburig klooster.
Geen nood! Hij liet een kar met zand van zijn eigen bezittingen naar hier rijden en verspreidde het over de top van de berg. Daarop werd toen de Wartburg opgetrokken en ten overstaan van de keizer kon graaf Lodewijk onder ede verklaren dat hij het kasteel op zijn eigen grond had gebouwd.
Een hele klim
De Wartburg met omgeving maakt deel uit van een uitgestrekt natuurreservaat. Wandelaars kunnen er hun hart ophalen. De Wartburgrots is echter ook per auto of bus bereikbaar: Vanaf het station de Wartburgallee volgen tot aan de parkeerplaats. De rest moet te voet worden afgelegd. Een hele klim! Tenzij het busje van het Wartburghotel nog plaatsen over heeft.
Kinderen kunnen eventueel meerijden op de rug van Greta, Lore of Hans. Dat zijn de namen van de ezeltjes die in de zomermaanden klaar staan om de jeugd via een ezelpaadje naar boven te brengen. Ezels hebben in vroeger tijd een belangrijke rol gespeeld bij het transport van en naar de burcht. Vóór het autotijdperk waren er altijd drie, vier of vijf van deze dieren om proviand en vooral drinkwater naar boven te brengen.
De watervoorziening was namelijk vanouds een probleem op de Wartburg. Er was geen bron en het harde gesteente bevatte geen grondwater dat omhoog gepompt kon worden. Daarom was op de binnenplaats een grote put in de bodem uitgehouwen om zo veel mogelijk regenwater op te vangen.
Maar dat was niet voldoende. Vandaar dat er altijd een of twee ezeldrijvers en een aantal ezels op de burcht aanwezig waren totdat er, ruim honderd jaar geleden, een waterleiding werd aangelegd.
Verschillende gebouwen
Het langgerekte rotsplateau waarop de Wartburg is gebouwd, ligt op 410 meter hoogte. Het heeft, binnen de ommuring, de afmetingen van twee kleine voetbalvelden. De burcht omvat verschillende gebouwen. Door de poort kom je op de eerste binnenplaats, waar het schilderachtige voogdgebouw de aandacht trekt. Hier woonde vroeger de slotvoogd.
Op de oude stenen onderbouw is een vakwerkhuis opgetrokken, dat uit de late 15e eeuw dateert. Daarin had Luther zijn kamertje. De prachtige erker aan de voorgevel is niet origineel, maar afkomstig van een huiskapel in Neurenberg.
Op de tweede binnenplaats bevindt zich het indrukwekkende hoofdgebouw, het onderkomen van de vroegere landgraven. Daar beginnen nu de rondleidingen. En dan blijkt dat de Wartburg voor de Duitsers veel meer betekent dan een veilig heenkomen voor Maarten Luther.
Het verhaal van de gids gaat voor meer dan negentig procent over het ontstaan van de burcht, over een zangconcours van minstreels in de middeleeuwen, een heiligverklaarde slotvrouwe, een opstandige studentenbeweging en een ingrijpende restauratie in de vorige eeuw.
Het verblijf van Luther komt slechts even aan de orde en een bezoek aan Luthers kamer wordt overgelaten aan de liefhebbers, helemaal aan het slot van de kasteelbezichtiging.
Lutherstube
Zo komt het dat wij ons na de rondleiding door een lange gang naar het vertrek spoeden waar we het meest benieuwd naar waren. Bij een piepklein kamertje staat een groepje Duitse dames door het glas naar binnen te turen. Ze slaken hardop kreetjes van verbazing.
Dat Luther in zo'n armetierig hokje had moeten wonen: een ruimte van enkele vierkante meters, een tafelblad onder het raam, een houten stoel en een stallantaarn. Vergissing! Dit is Luthers kamer niet. Het is het hokje van de vroegere ezeldrijver. Dus verder, door de smalle weergang, naar de echte Lutherstube.
Daar staat iedereen toch wel even stil te kijken. Volgens de beschrijvingen is er sinds Luther vrijwel niets veranderd. Dat geldt niet voor het meubilair. De tafel, die dateert van omstreeks 1500, werd in 1817 door nakomelingen van de familie Luther geschonken. In plaats van de oorspronkelijke haard werd in de 19e eeuw een kachel uit de 17e eeuw geplaatst.
Op de grond een walviswervel, mogelijk wèl uit Luthers tijd. Gebruikt als zitplaats? Als voetenbankje? Onbekend. Boven de tafel een portret van Luther zoals hij meestal wordt afgebeeld. Daaronder Luther vermomd als jonker Jörg in de tijd die hij op de Wartburg doorbracht. Daarnaast een afbeelding van Philippus Melanchton.
Op de tafel ligt een opengeslagen Bijbel. Onder glas. Een afdruk van het Nieuwe Testament zoals het werd uitgegeven in 1548. In de hoek, achter de kachel, moet vroeger nog een deur geweest zijn naar een slaapkamertje.
De inktvlek
Waar is de inktvlek? Met die vraag op de lippen zoeken de bezoekers de wanden van de Lutherstube af. Tevergeefs. Geen vlek te bekennen. Maar een van de aanwezigen weet het en wijst: Daar, naast de schoorsteen, links, vlak boven dat afgebrokkelde pleisterwerk. En inderdaad, met veel fantasie zou je daar de vage resten van een vroegere inktvlek kunnen ontwaren.
Iedereen kent het verhaal: Luther, verdiept in zijn vertaalwerk, zittend aan de tafel, werd plotseling gestoord door de verschijning van een duivelsgestalte. Hij aarzelde geen ogenblik. Hij greep de inktpot van de tafel en smeet die zo hard hij kon naar de duivel. Sindsdien zat er een grote inktvlek op de muur op de plek waar de duivel stond. Waar gebeurd?
Pas in een geschrift uit het jaar 1650, ruim een eeuw na Luthers dood, wordt er over de inktvlek geschreven. Daarna pas weer in 1690. In latere beschrijvingen van de Wartburg is de vlek een vanzelfsprekendheid. Het is bekend dat een kasteelheer die van 1778-1795 in dienst was, hem regelmatig liet bijwerken, hoewel hij zelf overtuigd rooms-katholiek was.
De oorsprong van de legende ligt waarschijnlijk in de uitlating van Luther dat hij geprobeerd heeft „de duivel met inkt te verdrijven." Daarmee bedoelde hij natuurlijk niet op de inktpot, maar op alles wat hij geschreven heeft.
Ontvoerd
Toen Luther op 4 mei 1521, even voor middernacht, met zijn begeleiders op de Wartburg aankwam, was hij in groot gevaar. Op de rijksdag te Worms had hij voor keizer en vorsten geweigerd zijn geschriften te herroepen. Dat betekende dat niemand hem mocht helpen en dat iedereen hem ongestraft kon doden.
Weliswaar had hij een vrijgeleide gekregen voor zijn terugreis naar Wittenberg, maar dat betekende waarschijnlijk alleen maar uitstel van executie. Want Luther had wel veel vrienden, maar ook felle vijanden. En er deden hardnekkige geruchten de ronde dat er een aanslag op de koppige monnik zou worden gepleegd, om hem uit de weg te ruimen.
Daarom besloten zijn vrienden, onder wie de keurvorst Frederik de Wijze, dat Luther maar eens een poosje uit de publiciteit moest en op een geheime plaats moest worden ondergebracht. Dat zou veel onrust voorkomen en de gemoederen, zowel van voor- als tegenstanders van de Reformatie, wat tot bedaren kunnen brengen.
Jonker Jörg
En zo werd op een eenzame plek, ten zuiden van Eisenach, het rijtuig met Luther en zijn metgezellen overvallen door gemaskerde ruiters, die hem diezelfde avond nog naar de Wartburg brachten.
De verdwijning van Luther veroorzaakte overal grote opschudding. Velen dachten dat hij door zijn vijanden ontvoerd was. Er waren ook geruchten dat hij bij de overval dodelijk gewond was geraakt. In elk geval was er buiten de ingewijden niemand die wist waar hij zat. En Luther speelde het spel serieus mee.
Hij vermeed aanvankelijk elk persoonlijk contact met de buitenwereld. Hij wisselde zijn monnikspij voor de kleding van een ridder en noemde zich "jonker Jörg". Die naam was niet helemaal willekeurig gekozen. Jörg is een nevenvorm van Georg. Dat is de naam van een soldaat die omstreeks 300 na Christus vanwege zijn standvastigheid in het christelijk geloof werd onthoofd.
Hij was de schutspatroon van Eisenach en siert als zodanig het wapen van deze stad. De Stadtkirche aan het Marktplein heet nog altijd de Georgenkirche. Misschien speelde het bij het kiezen van een schuilnaam ook wel een rol, dat de heilige George het symbool was van de overwinning van christendom op het heidendom.
Onderduiker
De Wartburg was een heel geschikte plek om onder te duiken. Niet alleen door de geïsoleerde ligging, maar ook doordat de landgraaf met zijn hele hofhouding naar Weimar was verhuisd. Het was dus rustig geworden op de burcht.
Het beheer was in handen van een bewonderaaar van Luther, commandant Hans von Berlepsch, die alle nieuwsgierigen op een afstand hield. Luther voelde zich er veilig. Elke avond werd de ophaalbrug omhooggetrokken en, zo vertelde hij later, er kon niemand bij hem komen dan twee "edele knapen" die hem twee keer per dag eten en drinken brachten.
Aanvankelijk was hij, ondanks zijn ridderkleding en zijn nieuwe naam, nog als monnik herkenbaar aan zijn haardracht. Maar ook daarin kwam spoedig verandering. „Het haar en de baard laat ik groeien", schreef Luther aan een vriend in Wittenberg, „zodat je mij moeilijk zou kunnen herkennen, daar ik mezelf al lang niet meer herken."
Een monnik had vrij kort geknipte haren en een ronde, gladgeschoren plek op schedel en achterhoofd, de zogenaamde tonsuur. Dat stamde uit de oud-Germaanse tijd. De Germanen knipten hun slaven de haren kort. Alleen de vrijen droegen lange haren. In Frankische kronieken betekent de uitdrukking „iemand de haren scheren' hem tot knecht verlagen of in een klooster onderbrengen.
Monniken beschouwden zich als knechten Gods en de paus duidde zichzelf soms aan als "de servus servorum", dat wil zeggen "de knecht der knechten".
Brieven
Werkeloos in een kamertje zitten en uitkijken over het groene heuvelland, dat was niks voor een man als Luther. We kennen hem als een levendige, energieke en vaak rusteloze figuur, die hield van gezelligheid en een goed gesprek. Hoe moest zo iemand de tijd doden, helemaal in z'n eentje, ver van de bewoonde wereld?
Dat vroeg de verstekeling zich zelf ook af. „Ik zit hier de hele dag niks te doen met een zwaar hoofd en lees de Griekse en Hebreeuwse Bijbel", schreef hij in een van zijn eerste brieven. Die stuurde hij aan zijn vriend Spalatin. Georg Spalatin was de secretaris en vertrouwensman van de keurvorst en door middel van brieven was hij de belangrijkste verbindingsman tussen Luther en de buitenwereld.
In die tijd was het ook al de gewoonte om in een brief naast de datum de plaatsnaam te vermelden. Luther noemde natuurlijk de Wartburg en Eisenach niet. Hij noemde zijn schuilplaats soms Patmos, het eiland waar Johannes de Openbaringen schreef. Een andere keer schreef hij „op de berg".
In een brief van 26 mei vermeldde hij dat hij verkeerde „onder vogelen, die op de takken lieflijk zingen en God dag en nacht krachtig prijzen." Later gebruikte hij vaak uitdrukkingen als „uit mijn woestenij", „uit mijn schuilplaats" of „uit mijn kluizenaarshut."
Uitstapjes
Het schrijven van brieven als contact met de buitenwereld was voor Luther niet voldoende. Soms dreef de eenzaamheid hem naar beneden, naar zijn "geliefde stad Eisenach", waaraan hij uit zijn schooltijd zulke prettige herinneringen bewaarde.
Hij kende de stad op zijn duimpje. Hij had er drie jaar op de beroemde St-Georgenschule gezeten en in die tijd was hij dikwijls, samen met medescholieren, zingend langs de deuren getrokken om een centje bij te verdienen.
Het huis waar hij veel kwam, bij de familie Cotta, heeft alle stadsbranden overleefd en staat er nu nog, vlak bij de Georgenkirche. Van buiten is het met zijn prachtige vakwerkbouw, zijn gevelversieringen en zijn uithangbord een plaatje. Van binnen is het ingericht als evangelisch museum. Luther zal er misschien in zijn Wartburgperiode ook wel eens geweest zijn, hoewel hij er nooit iets over geschreven heeft.
Het is bekend dat jonker Jörg ook wel eens met de andere ridders van de Wartburg meeging wanneer er een jachtpartij werd gehouden. Hij vertelt daar later zelf van dat hij eens een haas van de dood probeerde te redden door hem onder zijn mantel te verstoppen. Helaas beet een jachthond het dier door de mantel heen dood.
Monnikenwerk
In december 1521 reisde Luther in het geheim naar Wittenberg. Uit die tijd dateert het bekende portret van jonker Jörg, geschilderd door zijn vriend Lucas Cranach. Hij ontmoette er ook een van zijn andere vrienden, Philippus Melanchton, die er sterk bij hem op aandrong het Nieuwe Testament uit het Grieks in het Duits te vertalen.
Er bestonden al verschillende vertalingen in Duitse dialecten. Maar er was grote behoefte aan een Bijbel die door het gewone volk in het hele Duitse taalgebied leesbaar was. Toen Luther weer in zijn schuilplaats was teruggekeerd, zette hij zich aan het werk. Een zware opgave voor één persoon. Met recht kan men spreken van een monnikenwerk. Maar het lukte.
Na tien weken vrijwel onafgebroken werk kon de kopij naar de drukker worden gestuurd. Tijdens zijn onderduikperiode heeft Luther nog tal van verhandelingen geschreven, o.a. over de biecht, over de mis en over het kloosterwezen. Op die manier kon hij toch nog leiding blijven geven aan de voortgang van de Reformatie.
Terug in Wittenberg
Op 1 maart 1522 ontvluchtte jonker Jörg zijn schuilplaats definitief. Hij hield het er niet meer uit. Bovendien had hij het gevoel dat hij in Wittenberg niet meer gemist kon worden. Op 6 maart kwam hij daar ongedeerd aan en nam opnieuw zijn intrek in het Augustijnerklooster. Hij schoor zijn baard af, liet zijn haren knippen en trok zijn zwarte monnikspij weer aan. Op 9 maart preekte hij voor het eerst weer in de Mariënkirche.
Er was tijdens zijn afwezigheid in Wittenberg veel veranderd. Veel van zijn medebroeders hadden het klooster verlaten. Gelukkig vond hij wel zijn oude biechtvader en vriend Johannes van Staupitz terug. Ook buiten het klooster was niet alles bij het oude gebleven. In de kerken werd nu niet meer in het Latijn, maar in het Duits gepreekt en bij het Avondmaal werd niet alleen brood, maar ook wijn uitgedeeld.
Dat alles had Luthers instemming. Maar een spontaan uitgebroken beeldenstorm in Slotkapel en Mariënkirche keurde hij ten strengste af. En het felst verzette hij zich tegen radicale elementen, die de pas verworven evangelische vrijheid opnieuw in dwang wilden laten uitmonden.
Met een serie preken wist Luther een uitbarsting van gewelddadigheid te voorkomen en zijn eigen ideeën van een geordende reformatie met instemming van de overheid door te zetten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 oktober 1995
Terdege | 80 Pagina's