Salomon Duijtsch
Van rabbi tot predikant
Er zullen maar weinig mensen zijn die nooit gehoord hebben van het plaatsje Timisoara in Roemenië. Zo'n vijfjaar geleden begon daar de grote omwenteling die leidde tot de val van de Roemeense dictator Ceaucescu en zijn communistisch bewind. Minder bekend is dat in diezelfde plaats Salomon Duijtsch werd geboren. Toen hij twintig jaar oud was, werd hij rabbijn te Neuchatel, thans een dorp in Slowakije. Nog geen 25 jaar later is echter diezelfde rabbijn predikant geworden in Mijdrecht. Over de wonderlijke leiding Gods met een blinde leidsman der blinden, op wegen en paden die hij niet kende.
De jonge Salomon Duijtsch groeit op in de beslotenheid van de joodse gemeenschap in ] garije. Niets wijst erop dat God eens Zijn genadehand aan hem zal leggen. Als hij dertien jaar oud is, wordt hij "een zoon der wet". Hij gaat naar Praag, de hoofdstad van Bohemen, om daar te studeren aan de befaamde academie der joden. Na zeven jaar komt hij terug in zijn vaderland, trouwt met Jentil Cohen en wordt rabbijn. IJverig studeert hij in de Talmoed, in de vaste overtuiging dat God hem daarvoor zal belonen. In het Oude Testament leest hij niet. Bij de mensen heeft hij grote achting. Dan echter grijpt de Heere in. Zijn vrouw wordt ziek en sterft zeer onverwachts, 's Ochtends is ze nog sterk en gezond, maar 's avonds is ze reeds overleden. Salomon blijft achter met een dochtertje van zes maanden. Hij zet zich op de grond en weent bitter. Hij denkt: Ach zie, dit is het einde van de mens, dat hij zo van de wereld moet scheiden. Niets kan een mens meenemen in het graf! Er is een bres geslagen in het hart van de rabbijn.
Ommekeer
Op verzoek van zijn schoonouders treedt hij in het huwelijk met Sarei, een zus van zijn overleden vrouw. Dan wordt de Heere hem te sterk. In een Midrasj leest hij van de noodzaak der bekering. Een grote schrik valt op hem. Het is alsof een stem hem toeroept: „O, ga toch uit de duisternis!" Dit herhaalt zich de twee daarop volgende nachten. Hij wordt ontdekt aan zijn weerspannigheid en zijn onwaardigheid. Het is alsof de hel voor hem geopend is. Hoe kan hij ooit bevrijd worden van de toorn van God? Zou er voor hem nog troost zijn? De rabbi besluit om zijn leven te beteren en zichzelf te kastijden. Het helpt allemaal niets. Dan roept de Heere hem toe, dat al zijn goede werken niet kunnen baten. „Gij moet komen tot de gekruisigde Christus. Bat is de enige weg tot de zaligheid." Een grote liefde voor de Heere Jezus ontbrandt nu in zijn ziel. Wie de Heere Jezus is weet hij echter niet en hij durft het ook niet vragen aan de christenen. Er wonen alleen rooms-kathoheken in zijn stad en land. Voor de Joden is geen plaats in de kerk.
Ketter
Salomon klaagt zijn nood aan zijn vrouw, die zonder iets te zeggen heengaat met zijn dochtertje. Ook zijn schoonouders keren zich tegen hem en de oudsten van de joodse raad dwingen hem een scheidbrief aan zijn vrouw te geven. Salomon wordt in de ban gedaan. Hij is praktisch vogelvrij. De drie roomse priesters die op bezoek komen geven hem een bidprentje van de maagd Maria. Als Salomon zegt dat hij alleen behouden kan worden door de gekruisigde Christus, worden ze boos. Ze vragen of hij soms een ketter wil worden, zoals de luthcrsen en calvinisten. Salomon weet genoeg; hij knoopt die namen in zijn oren! Merkwaardig is die hoorbare stem, door Duijtsch ervaren als het directe spreken van de Heere. Zijn bekering is niet het gevolg van christelijk evangelisatiewerk geweest. Integendeel, degenen die zich christen noemden en hem naderhand opzochten, hebben slechts vervfpring en afkeer bij hem ingeboezemd. Ondanks zichzelf iiebben ze hem echter toch de weg moeten wijzen. Salomon gaat nu op zoek naar de gekruisigde Christus en Zijn ware volk.
Zwerftocht
De gewezen rabbijn vlucht weg uit Neuchatel. Het doet hem veel pijn zijn dochtertje los te moeten laten, maar de Heere stilt zijn smart. Soms krijgt hij hulp van onbekenden. Op weg naar Pruisen koopt hij een Oude Testament in de Hebreeuwse taal. Hij wordt getroffen door de woorden van Deuteronomium 18 vers 15. Maar het is vooral Jesaja 53 dat een diepe indruk op zijn ziel maakt. In Saksen ontmoet hij een rabbijn aan wie hij om een verklaring van dat hoofdstuk vraagt. Dan gebeurt er iets wonderlijks. De rabbijn neemt hem mee naar zijn studeerkamer en leest hem voor uit Mattheüs 26 tot 28. Het Lam dat ter slachting geleid werd is de Heere Jezus, de gekruisigde Christus, de opgestane Levensvorst! Dan wenen ze beiden. De rabbijn durft er echter niet voor uit te komen in de synagoge. Om de vreze der Joden! Salomon trekt verder. In Leipzig wordt een grap met hem uitgehaald. Een Duitse soldaat verkoopt hem een Nieuwe Testament. Pas later ontdekt hij dat het Gods Woord is! Hij vindt er Mattheüs 26 tot 28 in terug en krijgt onderwijs uit He.'.breeën 9 vers 10 en 11. Toch durft hij Christus nog niet openlijk te belijden. Hij kan bepaalde gedeelten van het Nieuwe Testament niet begrijpen en ziet ertegen op om spoedig ge- , doopt te worden. Hij gaat verder als ccn.Nieodemus. Zo berakt hij Beraden gaat vandaar verder naar Hamburg en Altona. Boeiend is zijn ontmoeting met de bekende rabbijnjonathan Eybeschuetz, die door Salomons overgrootvader is opgevoed en later gedoceerd heeft in Praag. Vervolgens reist hij naar Amsterdam. Ook daar voegt hij zich bij de Joden en geniet aanvankelijk hun vertrouwen. Als echter bekend wordt wat er in zijn vaderland gebeurd is, vlucht hij naar Londen en blijft daar enkele maanden. Via Utrecht komt hij ten slotte in Arnhem terecht. Hij wordt er aangesteld tot rabbijn en dient geruime tijd in die functie. Interne problemen in de joodse gemeenschap dwingen hem weer heen te gaan. Hij arriveert in Wezel, waar hij opnieuw als rabbijn fungeert. Hier ontmoet hij zendelingen uit Halle die opgeleid zijn voor het werk onder de Joden, en krijgt hij een boek van Lampe in handen, waarschijnlijk zijn dogmatisch hoofdwerk "De verborgenheid van het genadeverbond". Naarmate de Heere hem meer licht geeft over de weg van zalig worden, krijgt Salomon het moeilijker met zijn Nicodemus-houding. Heeft de Heere Jezus niet gezegd: „Wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is"?
Dagdiscipel
Dan is het ogenblik gekomen dat hij zichzelf openbaart als een volgeling van de Heere Jezus. De blijdschap bij sommige christenerfts groot, en de opschudding bij de Joden evenredig. Maar de meeste predikanten van de Gereformeerde kerk tonen weinig belangstelling voor hem. De gewezen rabbijn krijgt onderdak bij een onderwijz|||;D ontmoet elders mensen van de Lutherse kerk. Teleurstelling, blijdschap en verwarring wisselen zich bij hem af > Zo reist hij weer terug naar Nederland. Hij bezoekt Leeuwarden, Groningen, Amsterdam en Rotterdam. Hij wil naar Halle en komt in Minden terecht, waar hij catechisatie krijgt van ds. Mauritius. Aan hartelijkheid ontbreekt het niet bij deze lutherse predikant, maar Salomon kan zich toch niet echt vinden in de lutherse prediking en eredienst. Zo keert hij opnieuw terug naar Nederland.
Belijdenis en doop
In Amsterdam vindt hij aansluiting bij de Gereformeerde kerk. Hij krijgt catechisatie van ds. Van Essen, die hem vraagt zijn geloofsbelijdenis eens op papier te zetten. Het resultaat is een boekwerk onder de titel "Jehova verheerlijkt door de erkenning van de ware Messias Jezus Christus". Het is een uiteenzetting van de leer der waarheid naar aanleiding van de vraag van de stokbewaarder in Handelingen lovers 30. Hier blijkt'dat de bekeerde Jood de gereformeerde leer goed in zich opgenomen heeft. Opmerkelijk is de wijze waarop hij onderscheid maakt tussen het toevluchtnemende geloof en het bevestigde geloof Vervolgens doet hij belijdenis van zijn geloof ten huize van ds. Van Essen, na toestemming verkregen te hebben van de kerkeraad. Op donderdag 25 juni 1767 wordt Christiaan Salomon Duijtsch gedoopt in de Oude Kerk van Amsterdam. Grote aanvechtingen gaan daaraan vooraf; stille vrede en zoete blijdschap volgen. Kort daarop mag hij voor de eerste maal de dood des Heeren verkondigen aan het Heilig Avondmaal.
Huwelijk
Inmiddels heeft de Heere Salomon gewezen op een geestelijke vriendin, Barbara de Bakker, en hem bekend gemaakt dat zij hem tot een vrouw zal wezen. Ook zij heeft er werkzaamheden mee gekregen. Ze hoeft daarom niet lang na te denken, als Salomon haar vraagt. Ook haar ouders gaan akkoord. Er zijn echter vrienden die het moeilijk hebben met dit huwelijk. Hij was toch al eerder getrouwd? Salomon begrijpt hun bezwaren, maar wijst op de kanttekeningen bij 1 Korinthe 7 vers 15. Bovendien blijkt zijn vorige vrouw hertrouwd te zijn. Zo vindt het huwelijk tussen Salomon en Barbara plaats in 1768. In dat zelfde jaar komt het eerste deel uit van zijn autobiografie, "De wonderlijke leiding Gods". Drie jaar later volgt deel twee. Hij eindigt met de woorden: „Dat is de stof van mijn blijdschap, dat ik, ja juist ik verwaardigd ben geworden, zoo veel smaad, armoede en verdrukking, om de naam van Christus, te moeten lijden, en dat zal ook de stof zijn waarmede ik den Drieënigen God in de eeuwige gelukzaligheid hoop te zullen verheerlijken; intusschen maak ik (heden den 21 December 1770) een einde aan dit mijn verhaal, met een Gode dankende Eben-Haëzer, halleluja!"
Predikantschap
Het verhaal is echter nog niet uit. Salomon wordt door God geroepen tot het predikambt. Hij gaat studeren aan de universiteit van Utrecht, terwijl vrienden uit Noord-Holland garant staan voor de studiekosten. Samen met zijn vrouw betrekt hij een woning achter Clarenburg. In 1776 legt hij het eindexamen af en het jaar daarop ontvangt hij een beroep van Mijdrecht. De tekst voor zijn bevestiging is bijzonder passend. „Alzo zegt de Heere der heirscharen: Het zal in die dagen geschieden, dat tien mannen uit allerlei tongen der heidenen grijpen zullen, ja, de slip grijpen zullen van één joodse man, zeggende: Wij zullen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is" (Zacharia 8 vers 23). Ontroerend is de intreetekst van ds. Duijtsch: „Mij, de allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus" (Efeze 3 vers 8). Zijn arbeid in Mijdrecht is niet ongezegend gebleven. In de eerste jaren van zijn ambtsperiode neemt het aantal lidmaten met de helft toe. Ook enkele Joden mag hij dopen. Zo nu en dan zijn er spanningen met de kerkeraad, maar ze zijn van voorbijgaande aard. Zijn preken zijn helder en doorwrocht. Op een gedegen exegese van de Schrift volgt de bevindelijke toepassing. Er wordt gesepareerd tussen de onbekeerden en Gods ware volk.
Liefde voor Israël
Nooit is Christiaan Salomon Duijtsch "zijn broeders naar het vlees" vergeten. Hij heeft hen hartelijk liefgehad en geworsteld om hun behoud. Hier ligt mijns inziens een wezenlijk verschil met een bekeerde Jodin als Sara Ephraim Diamant. Uit haar levensbeschrijving krijgt men de indruk dat haar overgang tot het christendom ook een radicale breuk betekende met het joodse volk. Bij Duijtsch ligt dat anders. Welhcht hebben weinigen zoveel moeten lijden om de Naam van Christus als hij, toch bleef hij uitzien naar hun bekering. En hij nam daartoe de middelen waar! In dit verband moet vooral genoemd worden zijn grote levenswerk, "Israëls verlossing en eeuwige behoudenis", dat in drie delen is verschenen. Het is onvoltooid gebleven; toen hij stierf, was van deel drie alleen het eerste stuk klaar. Maar het is een indrukwekkend voorbeeld geworden van Evangelieverkondiging aan Israël door een zoon van Abraham! Met grote kennis van zaken zoekt hij uit het Oude Testament, de Talmoed en andere rabbijnse geschriften te betuigen datjezus de Messias is. Ernstig spreekt hij over de diepe ellende van de mens en de noodzaak van een schuldovernemende Borg. Met veel liefde tekent hij de heerlijkheid van Christus als de eeuwige Zoon van God en de dienenswaardigheid van God Drieënig. Er zijn vragen te stellen bij zijn methode om vanuit de kabbala bewijzen aan te voeren voor de bijbelse leer der Drieënheid. Maar het feit blijft staan dat Salomon Duijtsch getracht heeft aan zijn broeders de weg tot de Messias te wijzen vanuit hun eigen geschriften. Het was de weg die hij zelfheeft mogen gaan!
Zijn betekenis
Vragen wij naar de betekenis van Salomon Duijtsch, dan moet gewezen worden op drie zaken. Ik begin met het laatste: de Evangelieverkondiging onder Israël. Hij heeft zich niet uitgeput in allerlei theorieën over de eindtijd. Wel heeft hij een gegronde verwachting gekend voor Israëls toekomst. Dat blijkt met name uit de briefwisseling met Peloni Almoni. De gedachte van een nationale bekering van het joodse volk in het laatste der dagen was gemeengoed onder de "oude schrijvers". Salomon Duijtsch onderschreef deze gedachte kennelijk. Het bracht hem echter niet tot chiliastische bespiegelingen, tot passiviteit of tot een verzwijgen van de enige Naam. Hij heeft zich daadwerkelijk bezig gehouden met het getuigend gesprek. Dat heeft ons veel te zeggen. In de tweede plaats noem ik de zuivere gang in zijn leven en in zijn prediking. Salomon Duijtsch is geen volmaakt mens geweest. Zijn taalgebruik draagt het stempel van zijn tijd en zijn uitingen wijzen op een persoonlijkheid met veel emoties en spanningen. Maar wie zijn levensbeschrijving leest komt onder de indruk van het authentieke werk Gods in zijn leven. Ellende, verlossing en dankbaarheid: het is de bijbelse orde waarin al Gods kinderen worden geleid. Duijtsch hield van de Heidelberger Catechismus. Zo heeft hij het stramien voor zijn grote werk "Israëls verlossing en eeuwige behoudenis" gevonden in Zondag 2 tot en met 6.
Levenseinde
Salomon Duijtsch is wel een oud-gereformeerd theoloog genoemd. Voor velen vandaag is hij daarom niet interessant. Zij verwijten hem een gebrek aan zelfstandigheid. Ik ben het daar beslist niet mee eens. Duijtsch is tot een omhelzen van de oude waarheid gekomen door persoonlijke bijbelstudie en innerlijke doorleving! Ten slotte wil ik wijzen op zijn levenseinde. De grote Duijtschkenner dr. J. Haitsma heeft daar in een aparte studie over geschreven. In het laatste jaar van zijn leven heeft Duijtsch zware politieke spanningen moeten doorstaan. Tegen het einde van de 18e eeuw brak immers de Franse revolutie uit, die haar invloed ook in Nederland deed gelden. Onder de Joden ging de meeste sympathie uit naar de Oranjes, die zij zagen als de verdedigers van de vrijheid van godsdienst. Ook Salomon Duijtsch was een warm voorstander van het Oranjehuis, getuige twee van zijn vijf nagelaten preken. Hij zag het Oranjehuis als door God geschonken tot heil van het Nederlandse volk. Zijn uitgesproken standpunt heeft geleid tot zijn afzetting als predikant door het gemeente lijk bestuur. Dat zal hem veel pijn hebben gedaan. Zo staat ook zijn levenseinde in het teken van het kruisdragen. Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. Christiaan Salomon Duijtsch heeft het ambt moeten neerleggen, maar is ingegaan tot de vreugde zijns Heeren. Ook dat heeft ons wat te zeggen. "Let op de vrome en zie naar de oprechte, want het einde van die man zal vrede zijn!"
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1994
Terdege | 68 Pagina's