Herinneringen aan strenge winters
In maart 1963 reden de auto's nog over het IJsselmeer
<br />Bevroren waterleidingen, dichtgesneeuwde wegen, hongerende vogels, tekort aan kolen en zout, zes kilometer lopen om 'aan te tekenen', arresleden op de Binnenmaas, verdwaald met de auto op het IJsselmeer, geïsoleerde Waddeneilanden en wassen in een teil voor de haard. Kortom, de winter van '63. Deze spraakmakende winter, nu 25 jaar geleden, is nog lang niet vergeten. Maar daarvóór zijn er meer winters geweest, die ouderen in het geheugen gegrift zijn. Een reeks'ijselijke' herinneringen, geput uit het dagboek van onze natuurmedewerker en uit de fotoalbums van vele Terdegelezers.
Van het weer kun je niets op aan, dat is bekend. Dit jaar blijkbaar helemaal niet. Nu ik dit schrijf is het" hartje winter"... tenminste, het is januari. Een verhaal over februarikou schrijven? Nadat ik al over hazelaarbloei en pril lentebegin schreef, van winter vandaag nog geen spoor. Wat schreef ik vorige keer? Het kan net zo goed lente-achtig zijn als streng winterweer. Ja, dit laatste, wij weten ervan. Dat is ook een kant van februari...
25 jaar geleden
Herinnert u zich die strenge februarimaanden? Nog niet lang geleden, in 1986 en 1985. Twee maal achter elkaar. Nu precies 25 jaar geleden was het ook zo venijnig koud. 1963... Aan het eind van februari was het nog een en al sneeuw en ijs. De kou begon al voor de Kerstdagen. De hele maand januari bleef het kwik onder het vriespunt. Op 18 januari kon dan ook de elfstedentocht worden gereden. Dat was geen prefle, want het vroor ruim twintig graden. In een verslag van die tocht staat onder de kop "Titanenstrijd van '63 slaat alle records" ondermeer:,, Veel erger dan de zware tocht van '47, erger ook nog dan de martelende marathon van '40, is de laatste, de onvergetelijke elfstedentocht van 1963 geweest! Voor 1963 voorspelden velen een plezierritje en het werd een onthutsende ontgoocheling". Dit sportieve (!) evenement werd later een "moordende monstertocht" genoemd. Enkele dagen later, 21 januari, stond in het "Nieuwsblad van het Noorden" dat men in Friesland met man en macht aan het werk was om de wegen vrij te maken. Vele auto's bleven steken op de weg tussen Appingedam en Siddeburen. Het was een barre winter... ook een lange. In dezelfde krant stond op 2 maart een advertentie over schaatstochten dwars over het IJsselmeer. Er werd zelfs een grote autorally over het bevroren water aangekondigd! In dat jaar bleef ook in de maand februari de temperatuur bijna alle dagen onder het vriespunt. Er waren uitschieters tot vijftien graden vorst. Op de 25e werd in Eelde ruim negentien graden onder nul gemeten. Er viel ook veel sneeuw. Het winterweer duurde van 20 december tot 4 maart. Er werden nogal wat records gebroken. Ruim twintig dagen daalde de temperatuur tot tien graden of meer onder nul. Meer dan veertig "ijsdagen" is ook niet mis. Dit zijn dagen waarop de temperatuur 24 uur lang onder het vriespunt blijft. Over de hele winter gerekend waren er meer dan honderd vorstdagen. Daarmee kwam deze winter op de derde plaats sinds 1829. De tweede is die van 1940. Ook een beruchte!
Funest voor de vogels
Langdurig strenge winters zijn funest voor vogels. Bepaalde soorten zijn daarvoor het gevoeligst. Het winterkoninkje bij voorbeeld. Dat komt doordat dit vogeltje geheel op insekten is aangewezen, die in de winter toch al schaars zijn. Na de winter van 1962/'63 waren de winterkoninkjes op veel plaatsen verdwenen. Door hun grote broedcapaciteit hebben ze zich er snel van hersteld. In 1978/' 79 ging er plaatselijk opnieuw tot veertig procent van dood. Ijsvogels zijn ook erg kwetsbaar. Wanneer er geen open water meer is gaan ze onherroepelijk dood. In ons land was het gemiddelde aantal ongeveer 250 paar. Na de winter van 1962/'63 waren er niet meer dan tien paar over! In 1978/'79 was driekwart het slachtoffer, terwijl inl981/'82dehelftvanhet aantal ijsvogels doodging. Sinds de laatste drie pittige winters mis ik deze vogel op de plaats waar ik hem vóór 1985 steeds zag. Blauwe reigers lijden ook gevoelige verliezen in strenge winters. Na 1962/'63 was de afname veertig procent, volgens de Atlas van de Nederiandse vogels. Pimpelmeesjes en staartmeesjes zijn zeer kwetsbaar, terwijl de winter van 1978/' 79 voor die vogeltjes fataal wordt genoemd. Vanzelfspekend vallen de meeste slachtoffers onder de vogels die eenzijdig of dierlijk voedsel zoeken. Soorten die minder gemakkelijk kunnen worden geholpen. Die niet op de voedertafel komen of geen zaden eten. Strenge en langdurige winterperioden selecteren drastisch; dieren die erdoor komen zijn het meest vitaal, zorgen voor sterk nageslacht. Toch kan zo'n winterse ingreep weleens funest zijn en dan duurt herstel lang.
Oorlogswinters
De winter van 1940 is heel streng geweest; ik heb er geen notities van. Wel over die van 1941. Het vroor dat het kraakte en veel grote rivieren lagen dicht. Op 6 februari werd de elfstedentocht verreden. Ik herinner mij er niets van, had er geen belangstelling voor. Wel voor de wakken in het ijs; laatste toevluchtsoord voor vele watervogels. Ouderen herinneren zich wel dat,,vroeger" de grote rivieren in strenge winters vaak dichtvroren. Na 1963 is dat niet meer voorgekomen. Men vermoedt dat dit komt door vervuiling van het water en door de hogere temperatuur ervan. Het laatste vooral door verwarmd water van centrales en van de industrie. Ook beschikt men nu over sterker materieel om het ijs te breken en vaargeulen in kanalen en rivieren open te houden. De winter van 1941/'42 leek aanvankelijk vriendelijk. Ik heb een oude notitie van zingende grote lijsters, eind december 1941, ,, waarschijnlijk door het zachte weer van de laatste dagen''. Op 11 januari 1942 schreef ik; „Hard gevroren, helder en zonnig. De besneeuwde velden liggen te schitteren in de zon". Temperaturen noteerde ik in die tijd niet; wij hadden zelfs geen thermometer, herinner ik mij. Dat dit winterweer nogal overrompelend kwam blijkt uit het volgende:,, Achter de beukenheg staat de hazelaar vol lichtpaarse katjes. Sommige hangen al in de zon te bungelen en stuiven zelfs al als ik ertegen tik". Vóór die toen lange winterperiode was het al,, voorjaarsachtig" geweest. Na twee dagen lag de Gooise vaart bij Hilversum bijna helemaal dicht. Er waren wel grote wakken in. En daar kwamen de watervogels op af. Allerlei, toen voor mij nog onbekende, soorten heb ik daar leren kennen. Wekenlang bleef de situatie ongewijzigd. Pas op 10 maart noteerde ik: ,,De dooi schijnt nu door te gaan,.." Toen pas verdwenen de dodaarsjes, nonnetjes, kuifeendjes, zaagbekken en brilduikers. De laatste oorlogswinter valt niet onder de veertien koudste en langste, zoals pas in de' 'Weerbespiegelingen" van Pelleboer stond. Ik noteerde wel vaak vorst, sneeuw, hagel en sneeuwstorm, nogal afwisselend. Maar op 3 februari 1945:,,Eerste zomerse dag!" Op 16 februari de tweede en op de 21e de derde.,,Kostelijkvoorjaarsachtig", schreef ik op de 14e in een tijd dat de honger afschuwelijk knaagde!
Februari 1956
De winter van 1946/'47 is lang en koud geweest. De nadruk ligt ook dan op februari. Op de 8e van die maand werd de elfstedentocht verreden, bij een temperatuur van 14 graden onder nul. Volgens Pelleboer duurde de winter van 6 januari tot 14 maart, slechts even onderbroken. De rivieren vroren dicht. Die winter staat als, ,zeer streng" bekend. De februa-> rimaand bleek nog iets venijniger dan de beruchte februari van de bijna legendarische winter van 1929. Een merkwaardige winter is die van 1956. Sinds 1855 was dat de koudste. Een bijzonder erge koudegolf was er van 11 tot 25 februari. De eerste dagen daarvan viel er in de Gelderse Vallei veel sneeuw, plaatselijk een halve meter! Pas op 27 februari noteerde ik: „Begin van dooi na vier weken zeer streng winterweer met volop sneeuw en ijs. Toch hoor ik vandaag de eerste zingende zanglijster in een hoge kastanje". De Rijn is toen niet dichtge-' vroren, maar het scheelde niet veel. Wel heb ik de enorme ijsgang gezien van decimeterdikke schotsen. Aan de voet van de Grebbeberg, tegen elkaar opgeschoven door de stroom, vormden ze grillige, woeste ijsmassa's. Daar zag ik een groep van vijftig grauwe ganzen. Dat was toen een belevenis; nu zijn elke winter ganzen algemeen bij ons. Ook daar waren veel soorten eenden in de wakken. Bij de Vaartbrug in Veenendaal zag ik zeldzame vogels. Ijsvogels, grote gele kwikstaarten, snippen en nonnetjes. Kramsvogels kwamen met troepen in de tuinen op de besdragende heesters af, wantin het open veld was niets meer voor ze te vinden. Het bleef dat voorjaar tot eind april guur en triest.
Februari berucht
Dat er in februari vaak strenge vorst is, wordt bewezen door veel elfstedentochten juist in die maand: 6-2-1941; 8-2-1947; 3-21954; 14-2-1956; 21-21985; 26-2-1986. En laat ik 12-2-1929 nietvergeten. Vorig jaar spande het erom. De laatste twee dagen van januari en de eerste twee van februari noteerde ik respectievelijk tien, twaalf, dertien en tien graden vorst. Een week later echter zeven graden boven nul. Aan het eind van de maand werd het opnieuw kouder, wat de eerste helft van maart aanhield. Toch kwam het niet tot een elfstedentocht. We hadden er echter twee na elkaar gehad, wat meen ik niet eerder is voorgekomen. Terwijl zo veel mensen jarenlang beweerden dat er geen strenge winters meer zouden komen! De zwaarste elfstedentocht was die van 1956. Veel bevroren ledematen waren het barre resultaat van een sport die in zo'n situatie die naam niet meer kan dragen! Er werden in februari 1956 uitzonderlijk lage temperaturen gemeten. In De Bilt min 21 graden; in Uithuizermeeden zelfs bijna 27 graden onder nul. Ook zonder die extreme temperaturen en zonder elfstedentocht blijkt de maand februari vaak grimmig te kunnen zijn. In 1948 begon het omstreeks 16 februari te vriezen en dat ging door tot enkele dagen in maart. In 1958 was het op 25 februari anders. Ik woonde in Veenendaal, juist op de grens van regen en ijzel. In het noorden woedde een sneeuwstorm. In de zuidelijke helft van het land was het... plus tien graden! De uitersten die februari kan geven, vielen toen binnen onze grenzen samen. In 1966 was er op 9 februari iets dergelijks; ijzel in het noorden, bijna tien graden boven nul in het zuiden.
Barre toestanden
De februarimaanden van 1986 en 1985 liggen nog Vooral aan zee leverde de strenge vorst 'noordpoolfoto's' op. Mevr. K. W. SelmBrak uit Breukelen legt uit dat de "rotsen in de branding" (foto 3) ontstonden doordat de wind het schuim opwaaide. Achterde ijsrotsen is de witte kerk van Katwijk te zien. Vlakbij Hoek van Holland werd foto 2 genomen. ,,Groenland-aan-Zee" vermeldt het bijschrift in "Bar en boos" (Anefo). Foto 1 behoeft geen nadere aanduiding... vers in het geheugen. Wat langer geleden is de winter van '78/'79, toen het weer vooral in februari grimmig was. Ik heb het weersverloop in mijn omgeving vrij nauwkeurig bijgehouden. De narigheid begon op 27 november, met ijzel en vorst. Op 29 november 1978 lag er al drie centimeter sneeuw. Van 4 december tot 28 februari noteerde ik ruim zestig maal een I> temperatuur beneden het vriespunt. In februari kwam die slechts vijf maal boven nul. Het was een maand met veel natte sneeuw, ijzel, regen, jachtsneeuw, mist. Somber, koud en lastig, met vaak spekgladde wegen. Ik haal enkele berichten aan uit kranten van dat jaar. 14februari:,,Barre toestanden in noordelijke provincies. Complete chaos door sneeuwval en ijzel". Op 15 februari: ,,Het openbare leven in het noorden en noordoosten van ons land is vandaag volledig ontregeld door sneeuwduinen. De steden Leeuwarden en Groningen waren zelfs van de buitenwereld afgesloten". In Duitsland werden tanks met sneeuwschuivers ingeschakeld om op autosnelwegen vastgelopen voertuigen te bevrijden. 16 februari: ,,Vrijwel overal in Friesland, Groningen en Drenthe is gisteren op grote schaal voedsel gehamsterd. In Ferwerd, een van de geïsoleerde dorpen van Friesland, waren de winkels gistermiddag nagenoeg uitverkocht". Hetwasinjanuari al erg geweest. 23 januari:,,Nederland door ijzel platgelegd. Veluwe één grote ijsbaan". Op 2 januari 1979 noteerde ik 's morgens om zeven uur 17 graden vorst. Twintig maal viel er sneeuw in die lange winter. Eenentwintig maal daalde het kwik verder dan vijf graden onder nul. Van 4-12-78 tot 28-2-79 stond mijn thermometer 62 maal onder nul!
De ergste...
Wat heb ik vaak van ouderen gehoord over de,,barre winter van 1929". In elke grimmige winter kwam die ter sprake. Dat was de ergste die men had meegemaakt. Er zijn zelfs boeken over verschenen, meen ik. In de eerste helft van januari kwakkelde het, maar in de tweede helft daalde de temperatuur al een keer tot tien en zelfs tot veertien graden onder nul. Ook toen was het de februarimaand die voor een record zorgde. Dag in dag uit bleef het kwik onder het nulpunt. In Groningen vroor het een week lang veertien tot soms meer dan twintig graden. De verhalen van auto's op het dichtgevroren IJsselmeer zijn geen verzinsels. Oude foto's bewijzen het.
Invloed op natuur
Het weer heeft grote invloed op de ontwikkeling in de natuur. Strenge kou in februari hoeft nog geen late lente te veroorzaken. Wel als ook maart te koud inzet en zo blijft. Direct na de felle februarikou van 1956 zongen de heggemusjes, merels en schildvinken alsof het geen winter was geweest. Wel bleven de bomen lang kaal. Op 1 april was het nog steeds koud en op 8 april waren aan de -anders zo vroege- lariksen nauwelijks wat losgeraakte knoppen te zien. Eind april stonden de berken met wat aarzelend groen, zoals ze dat meestal reeds eind maart laten zien. Toch zong de nachtegaal langs de Bergweg in Veenendaal volop. Pas op 5 mei werd het,,heerlijk warm" volgens mijn notities. De krenteboompjes, die gewoonlijk in april bloeien, stonden toen nog in de knop. Na de strenge februarimaand van 1986 zongen de akkerleeuwerikken in de eerste week van maart, direct na die barre kou. Ze waren wel een maand later dan in de meeste jaren. Tijdens zo' n langdurige koudeperiode hebben de vogels veel te lijden. Overal worden ze dan gevoerd, wat wordt gestimuleerd door het Nationaal Comité Wintervoedering van Vogels. Dit werd in 1955 opgericht. De aanleiding ertoe was de zeer strenge februarimaand van 1954. De vogels hadden het toen erg te verduren. Coördinatie van hulpverlening bleek dringend gewenst en het comité kwam tot stand. Over verliezen in de vogelwereld las ik in " Het Vogeljaar"; ,,De droge kou in de eerste maanden van 1954 decimeerde de waterhoentjes in de Wageningse binnenveld". De barre sneeuwwintervan 1962/'63 was vooral funest voor de kramsvogels. Ook in 1979 hadden de vogels het in het begin van het jaar heel slecht, maar er werd toen opvallend veel gevoederd.
Psalm 147
Wanneer deze Terdege verschijnt is de maand al voor meer dan de helft verstreken. Ik heb m'n verhaal af, ben benieuwd hoe het weersverloop tot aan die datum zal zijn. Op 31 januari 1986 schreef ik in het Reformatorisch Dagblad: ,,Mijn clematis heeft al wekenlang flinke groene knoppen, maar vandaag, 23 januari, zijn die al tot twee centimeter uitgerekt, laten ze al blaadjes zien". Dit jaar was het half januari precies zo. In 1986 echter werd bijna zes weken later toch de elfstedentocht verreden! Het weer is grillig en onberekenbaar. Februari is de maand waarin wij Psalm 147 kunnen beleven. Met sneeuw als wol en rijm als as. Wie zou bestaan voor Gods koude? Maar ook: ,,Hij zendt Zijn woord en doet ze smelten; Hij doet Zijn wind waaien, de wateren vloeien heen."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 februari 1988
Terdege | 64 Pagina's