De „harige oorlog": strijd om lange lokken en predikantenpruiken
De onenigheid over de lengte van de mannelijke haardracht dateert niet van deze tijd. Al vanaf de 17e eeuw zat men elkaar hierover in de haren. Portretten van oudvaders laten zien dat ook zij soms hun haar welig lieten groeien. Aan het eind van de eeuw verscheen de pruik en vele predikanten richtten zich ook naar deze mode. Honderdjaar later kwamen de Fransen en werden de pruiken op de brandstapel geworpen als kenmerk van de aristocratie. Toen werd de pruikjuist weer hetteken van verzettegen de revolutie. Een overzichtvan anderhalve eeuw,, harige oorlog''.
Hoe dachten de kerkgangers in de zeventiende eeuw over de ,,Libertas christiana circa usum capillitii defensa",eenpamfletjevande bekende calvinistische dichter Jacob Revius? De titel betekent „de beschermde christelijke vrijheid omtrent het gebruik van het haar''; maar ging dit werkje niet geheel over de hoofden heen? Helemaal niet, letterlijk niet en ook niet figuurlijk. Het had de aandachtvan langen kortharigen want een ieder hield zich op zijn eigen wijze bezig met de zogenaamde „hayrigen twist". Er is wat te doen geweest over de lengte van het haar drie eeuwen geleden. Het ontbrak niet aan „schrijven, wrijven, spotten, spreeuwen" en alleriei onrust en tweedracht in de kerkeraden en de hogere vergaderingen, zo merkt een tijdgenoot op. ,, Wat een daveren van collegiën en academiën," zo gaat hij verder, ,, wat een uitvaren van geletterde tegen malkand'ren". Met recht een oorlog waarin beide partijen geen haarbreed wensten te wijken, die hairige oorlog.
Borstius
Nadat een tijdlang de lengte van het haar bij mannen geen enkel probleem veroorzaakt had, komen in de kerkelijke stukken zo rond 1640 voor het eerst klachten op tegen het lange haar van sommige studenten en proponenten. Maar het duurde toch nog een paar jaar voordat de twist echt losbarstte. Aanleiding werd een preek van de beroemde kanselredenaar Jacobus Borstius te Dordrecht over 1 Kor. 11:14: „Of leertuook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is?'' Borstius, die zich in de preek ondubbelzinnig uitsprak tegen het lange haar bij mannen, streek hierdoor een groot aantal hoorders tegen de haren in. Diezelfde haren gingen vervolgens van verontwaardiging overeind staan en de reacties bleven natuurlijk niet uit. Van alle kanten werd de lengte van het mannenhaar bekeken. Voor sommigen kon het niet lang genoeg zijn, voor anderen niet te kort en ten slotte was er nog een categorie, onder wie Jacob Revius, in zijn eerder genoemd pamfletje, die vond dat iedereen zelf maar moest weten hoe lang hij het haar wilde dragen.
Hayr-trossen
Borstius vond medestanders. Zijn vriend Godefridus Udemans vond de ,,vliegende hayr-trossen off afhangende hayr-lokken" in zijn tijd ook verwerpelijk en zette dat in een boek uiteen. Tot vreugde van Gisbertus Voetius, die schreef dat niemand nog ,,voor de blessen en de tuyten" de wapenen zou willen voeren wanneer hij het gelezen had. Anders dacht de in zijn tijd gevierde geleerde Claudius Salmasius erover. In een brief die nadat hij uitgegeven was, zo dik was geworden dat hij zeker niet door de hedendaagse brievenbussen zou kunnen, luchtte hij niet alleen zijn gemoed maar ook zijn inderdaad enorme belezenheid, in een bombardement van oude, nieuwe, Hebreeuwse, Griekse en Arabische gegevens. Maar overdaad schaadt en in plaats dat hij zijn tegenstanders plat sloeg met zijn argumenten, wekte hij eerder enigszins de lachlust op. Ook hij kon de strijd niet beslechten.
Zuiveren
Komisch of niet, de haren groeiden intussen wel door. Beverwijk, een beroemde geneesheer uit die tijd, had dan weliswaar geschreven dat het haar er was om,, het lichaam te zuiveren van zijn ,, rookagtige overtolligheid'' zodat het kort moest blijven, maar ook de opvatting van deze geneesheer gaf de doorslag niet. Er waren er te veel bij wie geen haar op hun hoofd eraan dacht om de lengte in te korten. De predikanten die tegen het lange haar geschreven hadden, verloren heten de mode won. Overtuigend ook. Zelfs onverdachte oudvaders lieten na verloop van tijd het haar welig groeien. Zie maar de portretten van mannen als Wilhelmus a Brakel, Herman Witsius en anderen. En dat heeft lang geduurd. Totdat eind zeventiende eeuw de schaar wel in de lokken ging en niet zo zuinig ook. Het eerst zo fraai golvende haar werd gemillimeterd. Een postume overwinning voor Borstius en de zijnen? Kregen ze dan nu tenslotte toch nog hun zin? Was het maar waar!
Pruiken
De haren gingen er wel af, maar dat was alleen maar om plaats te maken voor iets dat als nog veel verwerpelijker beschouwd werd, namelijk voor de pruiken. Kleine pruiken, grote pruiken waar men handenvol geld voor uit gaf. Pruiken vervaardigd van het haar van ,, galgenazen en boeven, dat de beul aan galg en rad ontstal om er zijn profijt mede te doen," zo vermeldt iemand met bitterheid. En weer daverden de kansels, maar nu van de pleidooien om het lange haar te handhaven. Wat men eerst gelaakt had, leek nu bijna een kenteken van orthodoxie en dat allemaal om de opmars van de pruik maar te stuiten. Maar de overwinning van deze gepoederde haarkunstwerken was niet te keren. Slechts weinigen hielden dan ook stand. Onder hen was de Rotterdamse predikant Abraham Hellenbroek; hij bleef zijn eigen haar dragen. En ook Bernardus Smytegelt deed het lang, maar hij legde zich er in tegenstelling tot Hellenbroek tenslotte toch bij neer. Zo gaf de grote meerderheid zich gewonnen en schikte zich onder de eisen van de pruikentijd. Men ging gepruikt naar de kerk, er werd zelfs met pruiken op gepreekt. Vreemd eigenijk. Zag men de pruik niet als hoofdbedekking? Zonder meer een vreemde zaak dat men zich daar niet aan stoorde. Integendeel, predikanten liepen soms zelfs voorop; zij droegen bepaald niet de kleinste pruiken en een slimme pruikenmaker, een zekere Antonie Renaud wist daar handig op in te spelen toen hij in een advertentie garandeerde dat hij pruiken kon maken die er zelfs ondanks de heftigste bewegingen op de preekstoel niet afgingen.
Brandstapel
Gelukkig kwam er ook aan deze dwaze mode een einde. In 1795, het jaar van de Franse revolutie, werden ze min of meer afgeschaft. De patriotten zagen ze als kenmerken van de aristocratie en richtten er in Amsterdam een brandstapel van op. Dat bracht natuuriijk weer een reactie teweeg en die bestond daarin dat predikanten die helemaal niet voor de revolutiegeest waren nu extra nadrukkelijk pruiken gingen dragen. Uiting van hun behoudendheid en van hun wens om alles bij het oude te houden. Hoe bizar is de kerkgeschiedenis soms, eerst het lange haar veroordeeld, later gepropageerd tegen de pruiken, daarna de pruiken veroordeeld en tenslotte toch weer door orthodoxe predikanten verheven tot een symbool van verzet tegen elke opgedrongen verandering. De eerst zo verguisde pruik, geworden tot een aanklacht tegen de wereldgelijkvormigheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 juni 1986
Terdege | 64 Pagina's