De nieuwe donorwet [1]
In de afgelopen tijd is huis aan huis een folder ‘Het nieuwe donorregister’, met als ondertitel: ‘Wat betekent dat voor mij?’ verspreid. Er wordt in beschreven dat de nieuwe donorwet met ingang van 1 juli 2020 van kracht wordt en dat van iedere volwassene zijn keuze rondom orgaandonatie wordt vastgelegd in het donorregister.
Op de vraag hoe we hiermee om moeten gaan, komen we in een volgend artikel terug. In dit artikel willen we, naar aanleiding van verschillende vragen, nog een kort vervolg geven aan de artikelenserie die eind 2017 in De Saambinder heeft gestaan.
Orgaandonatie is een heel teer en emotioneel onderwerp, want het gaat over leven en dood. Het roept ook moeilijke ethische vragen op. Deze bewegen zich tussen twee uitersten: ten eerste: orgaandonatie is een daad van naastenliefde en is dus geoorloofd, en als tweede: orgaandonatie is niet geoorloofd omdat de mens niet eigenmachtig beslissen mag om na het overlijden organen uit het lichaam te laten wegnemen. Daarbij zou volledige afwijzing van orgaandonatie inhouden dat men ook afwijst dat iemand een orgaan ontvangt. De slotzin van de artikelen destijds was: ‘Laten we de nodige nuchterheid betrachten, laat ieder zijn verantwoordelijkheid nemen. En laat ieder voor zich komen tot een afgewogen gewetensbeslissing voor Gods aangezicht’.
Bij het afwegen van zo’n beslissing vragen twee zaken, die in de voorlichting van de overheid onderbelicht blijven, nog de aandacht. Ik noem ze, om ervoor te waarschuwen dat iemand, die overweegt zich als donor te laten registreren, niet al te lichtvaardig, zonder enige voorkennis van hoe het bij orgaandonatie toegaat, zo’n beslissing neemt.
Ingrijpend en emotioneel
Het eerste is dat er inmiddels heel wat verhalen bekend zijn van nabestaanden van donoren, die pas achteraf zijn gaan beseffen dat ze zich totaal niet hebben gerealiseerd hoe ingrijpend en emotioneel het uitnemen van organen is. Het zijn verhalen in de zin van: ‘Als we tevoren hadden geweten hoe het er allemaal aan toeging, dan hadden we elkaar afgeraden om donor te willen zijn’.
De snelheid waarmee de procedure om organen te verwijderen verliep, vanaf het moment dat de hersendood was vastgesteld, wordt door velen als heel overrompelend ervaren. Tegelijkertijd heeft men zich niet gerealiseerd hoe groot de schok en hoe groot het contrast is tussen het moment waarop men nog staat bij een dierbare, die (kunstmatig) ademt en wiens hart klopt en wiens lichaam warm aanvoelt, en het andere moment waarop men, na verloop van enige tijd, toegelaten wordt bij dezelfde persoon die niet meer ademt, van wie het hart niet meer klopt en van wie het lichaam inmiddels koud aanvoelt.
Een spannend moment
Het tweede wat aandacht behoeft, is het vaststellen dat iemand overleden is. Als overlijdenscriterium wordt het criterium van de hersendood gehanteerd, zoals dat is vastgelegd in het hersenprotocol dat is opgesteld door de Gezondheidsraad. Daarin staat dat, als er geen hersenactiviteit meer wordt waargenomen, er een moment aanbreekt dat, om zeker te zijn van het overlijden, de zogenoemde ‘apneutest’ moet worden uitgevoerd.
Dit betekent dat de kunstmatige beademing wordt gestopt om te zien of iemand nog spontaan en uit zichzelf blijft ademen. Dit is een heel spannend moment. Als iemand zelf blijft ademen, is er dan wel echt sprake van dat die persoon overleden is? En kan zo’n test bij iemand in kritieke toestand, waarbij de beademing wordt gestopt, er niet juist voor zorgen dat iemand daardoor overlijdt?
‘Laten we de nodige nuchterheid betrachten, laat ieder zijn verantwoordelijkheid nemen. En laat ieder voor zich komen tot een afgewogen gewetensbeslissing voor Gods aangezicht’.
Er zijn gevallen beschreven waarbij de patiënt nog kortere of langere tijd zelf bleef ademen. Er zijn ook gevallen beschreven waarbij de nabestaanden, terecht of onterecht, sterk de indruk hadden dat het tweede het geval was. Iemand noemde daarom de apneutest ‘de achilleshiel van de orgaandonatie’.
Niet zinloos medisch handelen
Ik pleit niet voor eindeloos doorgaan met zinloos medisch handelen, maar wil er wel de vinger bij leggen dat er in de uitvoering van het hersenprotocol een heel spannend moment zit waarop kan blijken dat, wat men medisch voor nagenoeg 100 procent zekerheid verondersteld had, toch anders uitvalt.
Als iemand van de beademingsapparatuur afgaat, zal men binnen enkele uren op een natuurlijke manier overlijden aan een hartstilstand. Iemand kan dan nog wel donor zijn, maar het hart zal dan niet meer gedoneerd kunnen worden. In dat geval zullen er rondom het levenseinde voor nabestaanden veel minder vragen overblijven.
(wordt vervolgd)
ds. A. Schreuder, Beekbergen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 2019
De Saambinder | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 2019
De Saambinder | 20 Pagina's