In de lijn der geslachten
U weet toch wel, dat er sprake is van erfzonde, maar niet van erfgena-de? Enerzijds de onzalige erfenis van generatie op generatie zoals de eerste doopvraag stelt, dat ‘onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerhande ellendigheid, ja aan de verdoemenis zelf onderworpen zijn…’ Anderzijds is het zo waar, dat wij als kinderen des toorns ‘in het rijk Gods niet kunnen komen, tenzij wij van nieuws geboren worden’. Persoonlijk weder geboren worden, uit louter genade, is zo nodig. ‘Deze genade is God aan niemand schuldig’, belijden onze Dordtse vaderen in hoofdstuk 3 /artikel 4,15. ‘Want wat zou Hij schuldig zijn degene die Hem niets eerst geven kan… die van zichzelf niet anders heeft dan zonde en leugen’. In de wisseling van de tijden en generaties is deze levendmakende genade echter ook nog mogelijk.
Want even duidelijk leert de Schrift ons, dat het de Heere behaagt zo menigmaal Zich in de lijn der geslachten te verheerlijken. De God van Abraham wilde ook de God van Izak zijn, en zelfs - onbevattelijk - de God van Jacob. We lezen dit zo vaak in het Oude Testament. ‘Heere, Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht’, zo begint Mozes zijn gebed in Psalm 90. Voordat hij de vergankelijkheid en broosheid van het leven belijdt, roept hij de God der geslachten zó aan. Het is één van de rijke getuigenissen van de kinderdoop, dat de HEERE Zijn genadewerk wil bevestigen van kind tot kind. Daarom zingen we bij deze gelegenheid ook graag Psalm 1055. Want daarin wordt voor alle tijden dit helder verwoord. Maar ook Paulus weet hiervan. Wanneer hij schrijft over drie generaties, die de Heere mogen kennen en vrezen.
Aan het einde van zijn leven schrijft hij uit de gevangenis aan zijn bange, jonge broeder Timótheüs: ’Als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof, dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Euníce; en ik ben verzekerd dat het ook in u woont (2 Tim. 1:5). Hier is dus ook in het Nieuwe Testament sprake van Gods genadewerk in de lijn der geslachten. De genade van ‘het ongeveinsd geloof’. Daarvan wordt zo eenvoudig gezegd: ‘dit wist de apostel uit de menigvuldige ervaring van zijn oprechtheid’ (kanttek. 11). Wat bond de generaties dus samen? De oprechtheid voor God en mensen. Waar gemaakt door God en voor God, blijkend uit handel en wandel. Blanke oprechtheid, in woorden en daden. Meer Godsvreze dan mensenvrees. Meer uit op Gods gunst dan op mensengunst: niet draaien, toneel spelen, veinzen. Letterlijk staat er dat dit geloof was komen wonen. Het was er dus van nature niet. Het was komen wonen in het hart van oma Loïs, van wie we verder niets weten. Maar dit getuigenis is genoeg! Echter, moeder Euníce was ook oprecht gemaakt. Ze was met een heiden getrouwd. Ze kon haar jongen weliswaar niet laten besnijden. Maar toch mocht Timótheüs ‘van kinds af de heilige Schriften weten die wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof dat in Christus Jezus is' (3:15). De overdracht van deze Schriften waren blijkbaar de aanhoudende zorg van oma en moeder. Want dat is het enige middel voor de genade in de lijn der geslachten. Dat laat de HEERE niet ongezegend. Van u ook? En waar zijn trouwens hierbij de vaders?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 november 2015
De Saambinder | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 november 2015
De Saambinder | 20 Pagina's