De geknechte wil... Luther contra Erasmus
Berust de verlossing van de gevallen mens uit de macht van satan, zonde en dood op een wilsbeslissing van die mens, of is ze afhankelijk van Gods genade alleen? Dat is de inzet geweest van één van de grootste conflicten in de tijd van de Reformatie.
Uiteindelijk ging het ten diepste in de Reformatie niet over de paus, de aflaten e.d. maar over het karakter van de vrije genade Gods. Is de gevallen mens geheel afhankelijk van Gods ontferming, of draagt hij zelf ook nog bij aan zijn eeuwige verlossing? Een ingrijpende vraag waarover Luther en Erasmus radicaal en principieel van mening verschilden. Laat ik één enkel element uit dit conflict in de jaren 1524-1525 uitwerken.
Erasmus schreef in 1524 een boek, ”De libero arbitrio” (de vrije wil), tegen de theologie van Luther. Hij betoogde daarin dat de ‘mens in zaken die de zaligheid of het eeuwige oordeel betreffen een vrije beslissing heeft’. Hij sloot hiermee aan bij gedachten die reeds door Pelagius in de Vroege Kerk werden voorgestaan.
Luther heeft Erasmus in 1525 weerlegd in zijn boek, ”De servo arbitrio” (de slaafse wil). In dit boek volgt hij Erasmus op de voet en geeft een scherpe weerlegging. Veel dingen worden in het boek van Luther genoemd. In deze korte bijdrage wil ik me richten op het Schriftbewijs van Erasmus en de weerlegging ervan door Luther.
Oude Testament
Erasmus wijst, voor zijn gevoelen dat de mens deels zelf verantwoordelijk is voor zijn behoud, onder meer op enkele teksten uit het Oude Testament. Hij noemt Genesis 4:7b: ‘en gij zult over hem (de zonde) heersen’. Dat zegt de Heere tegen Kaïn. Ook wijst hij op Deuteronomium 30:15-19 waar we de woorden lezen ‘Kiest dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw zaad’. Dat zegt Mozes tegen het volk Israël. Op gehoorzaamheid belooft God het goede.
Verder noemt Erasmus nog enkele teksten uit Jesaja (Jes. 1:19), Jeremía (Jer. 15:19) en Ezechiël (Ezech. 18:31 e.v.), waar de Heere zegt geen lust te hebben in de dood van de zondaar, maar dat hij zich bekeert en leeft. Erasmus komt met allerlei teksten waarin we een bevel, oproep of aansporing lezen. Aan dit bevel verbindt hij dat de gedachte dat wat de Heere beveelt ook mogelijk moet zijn, want anders heeft het bevel geen zin. Erasmus ziet de vrije keuze als ‘een kracht van de menselijke wil, waardoor de mens zich kan toewenden tot datgene wat tot eeuwig heil leidt, of zich daarvan afkeren’.
De genoemde teksten - en eigenlijk alle teksten in de Bijbel met een bevel - zouden dat betekenen. Als God tot de goddeloze zegt: ‘Kom’, dan veronderstelt dat, volgens Erasmus, een zeker vermogen in de mens om ook daadwerkelijk te komen. De oproepen in de Bijbel wijzen op de mogelijkheden in de mens. Dat is de kern van de leer van de vrije wil. Een gedachte die door Augustinus en in zijn voetspoor Luther fel is bestreden.
Het antwoord van Luther
Het eerste waar Luther op wijst, is de algemene gedachte dat de wil van de mens door de zondeval ‘haar vrijheid heeft verloren’ en dat de wil ‘horig is aan de zonde en niets goeds meer kan willen’. Die werkelijkheid wordt op bijna elk bladzijde van de Schrift onderstreept. We mogen - aldus Luther - losse teksten nooit losmaken van het geheel van de Bijbelse boodschap.
In de tweede plaats wijst Luther erop dat alle bevelen in de Bijbel wetswoorden zijn. Hij bedoelt daarmee dat hiermee duidelijk wordt gemaakt hoe het behóórt te zijn, maar niet waartoe een gevallen mens nog in staat is. God eist dat een mens Hem zal zoeken. Dat behoort hij te doen. Maar door de zonde kan hij dat niet meer. ‘Ik (Luther) zei al dat met dit soort uitspraken de mens gewezen wordt op wat hij behoort te doen, niet op wat hij kan’.
In de derde plaats staan dergelijke teksten in de Bijbel om de mens te vermanen en op te roepen ‘zijn eigen onvermogen in te zien’. Een gevallen mens ‘moet gaan zien dat het eigen licht en de kracht van de wil niets waard is’. Door de wet, door de bevelen, werkt de Heilige Geest, zo volgt Luther Paulus (Rom. 3:20), kennis der zonde! Appelleren in de prediking is niet bedoeld om mensen iets in handen te stoppen, maar om te laten zien ‘hoezeer ons alle kracht ontbreekt’.
Tenslotte is er nog een vierde reden voor de bevelen in de Bijbel. ‘Want waar de ellende erkend wordt en waar zij het uitschreeuwt, daar kan God niet anders dan Zich dadelijk ontfermen en te hulp schieten, nabij als Hij is voor de verbrijzelden van hart’.
Oprechte ellendekennis brengt een zondaar bij Christus, Die dadelijk de verbrijzelden te hulp schiet. Het brengt bij Hem alleen. Dat is de actualiteit van Luther anno 2015.
ds. W. Visscher, Amersfoort
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 2015
De Saambinder | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 2015
De Saambinder | 20 Pagina's