Door kwaad gerucht en goed gerucht
Reeds tweeënveertig jaren lang verschijnt in de kring van onze gemeenten elk jaar opnieuw het Kerkelijk Jaarboek. Thans willen wij uw aandacht vragen voor het jaarboek 1990. Het is al geruime tijd niet meer gebruikelijk over het "Jaarboekje" te spreken. Dat zou ook niet passen: het voor mij liggende exemplaar telt 512 pagina's! Het Kerkelijk Jaarboek is een onmisbare gids voor ieder, die hartelijk mee wil leven met het kerkelijk leven binnen onze gemeenten. Wat dat betreft kunnen we onze zorgen soms hebben. Er is gelukkig nog erg veel trouw en hartelijk meeleven, maar we zouden toch anderzijds niet graag de leden de kost geven, die wat betreft het aantal namen van predikanten (om maar iets te noemen) dat zij kennen niet verder komen dan het aantal vingers van één hand. Zo iets is een symptoom van een afgroeien van het kerkelijk leven en van een steeds minder wordende betrokkenheid.
Voor velen is echter het jaarboek gelukkig nog een goede gids en hulp. Het bevat ook ditmaal weer een schat van gegevens. De naamlijst van onze predikanten informeert ons over adressen, telefoonnummers, geboortedata, standplaatsen etcetera van de dienaren des Woords. De laatste jaren wordt zelfs hun girorekening of banknummer opgenomen; dit laatste geschied vanzelfsprekend louter ter informatie van de penningmeesters. Ook de zendingspredikanten, emerituspredikanten en de leraars van onze zustergemeenten in de Verenigde Staten en Canada worden vermeld. Namen, adressen en telefoonnummers van onze predikantsweduwen worden ook altijd vermeld; moge het een stille wenk aan de gemeenten zijn hen niet te vergeten, die tijdens het leven van hun echtgenoten vaak zulke zware offers hebben moeten brengen en nu als weduwen zich soms zo eenzaam kunnen voelen. Waardevol is ook de necrologie van predikanten, die tevens een belangwekkend stuk geschiedenis van onze gemeenten behelst. Wij zullen maar niet alles opnoemen, wat ons Jaarboek vermeldt. Men vindt hier een ontzaglijke hoeveelheid gegevens over de plaatselijke gemeenten, de deputaatschappen, het verenigingsleven, het onderwijs, de zending en evangelisatie, enzovoorts. Een bezinnend artikel ontbreekt ook ditmaal; het zou het Jaarboek wellicht al te dik hebben gemaakt, want het is in vergelijking met het vorige jaar weer 16 pagina's gegroeid. Van de hand van ds. K. de Gier verscheen een jaaroverzicht over 1989 met de voornaamste gebeurtenissen in ons kerlelijk leven vorig jaar. Ds. P. Blok schreef een Memoriam betreffende ds. C. Wisse, die op 15 juni 1989 overleed. Ds. A. Bregman, ds. D. Hakkenberg, ds. F. Harinck en ds. J.C. Weststrate mochten in 1989 hun 25-jarig ambtjubileum gedenken; in ons Jaarboek wordt hier aandacht aan besteed door respectievelijk ds. J. Mol, ds. R. Boogaard, ds. C. Harinck en ouderling J. Koppejan.
In een Ten Geleide schrijft ds. D. Rietdijk terecht, dat doorgaans bij de bespreking van het Jaarboek in de pers de jaarlijkse statistiek omtrent het ledental de grootste aandacht krijgt. Hij roept in dat verband tot nuchterheid op en wijst erop, dat het ten diepste niet om het getal gaat, maar om de zegen. Dat is waar. Wij zullen over het getal op zich daarom nu kort zijn. We vermelden slechts, dat onze gemeenten op 31 december 1989 totaal 90674 leden en doopleden telden, een groei van 766. Onttrokken zich in 1988 1735 zielen (leden en doopleden) aan onze gemeenten, in 1989 waren dat er gelukkig honderden minder. Toch onttrok zich in totaal nog een aantal van 1396 mensen, waarbij echter wel de kanttekening moet worden geplaatst, dat lang niet al deze mensen buitenkerkelijk zijn geworden, maar dat velen terecht kwamen bij aan ons min of meer verwante kerkformaties binnen de "gereformeerde gezindte". Toch moet het ons tot nadenken stemmen, dat het getal degenen die uit andere kerkverbanden tot ons toetraden aanmerkelijk lager ligt dan dat van degenen die gingen:575. Dat waren er in 1988 nog 720. Maar we zouden niet teveel bij de getallen stilstaan....
Wij moeten echter wel beseffen, dat achter elk getal een mens schuilgaat, geschapen voor de eeuwigheid. Het moge ons wel aangrijpen, dat toch ook jaarlijks honderden veelal jonge mensen de leer verlaten, waaronder zij zijn opgegroeid, om zich te stellen onder een leer waaronder zij naar onze diepe overtuiging gevaar lopen bedrogen te worden. Dit te stellen heeft niets te maken met kerkelijke hoogmoed of enghartig kerkisme, maar met diepe zorg voor deze zielen. Het is daarom een goede zaak, dat onze Generale Synode een commissie de opdracht heeft gegeven een onderzoek naar de oorzaken van deze kerkverlating in te stellen. Ik weet, dat er onder ons zijn, die wat gereserveerd tegenover deze zaken staan. Zij wijzen erop, dat het beter zou zijn in de schuld voor God te komen met onze persoonlijke Godsverlating, dan ons heil te zoeken in het werk van een commissie. Anderen zijn van oordeel, dat wij niet vreemd van de kerkverlating op moeten kijken, aangezien wij immers toch de grote afval tegemoet gaan. Al deze dingen zijn waar. Natuurlijk ligt het geneesmiddel voor de kwaal van Gods kerk niet in het instellen van commissies; daar zijn wij diep van doordrongen. Slechts hartelijke, persoonlijke en kerkelijke wederkeer tot God kan onze kerken behouden in een steeds meer van God vervreemdende wereld. En dat tot de tekenen van de laatste dagen ook de grote afval van velen behoort is een schriftuurlijk feit. Toch mag dat ons niet beletten te doen wat onze hand vindt om te doen. Het kan alleen maar nuttig zijn, te onderzoeken in welke mate en om welke redenen jonge mensen en ouderen onze gemeenten verlaten. De Heere geve, dat wij met zulk een onderzoek onze winst mochten doen. . . , .
We hebben onze gemeenten lief. We hebben ook dringend behoefte aan mensen, ook jonge mensen, die diezelfde liefde koesteren. We hebben de gemeente niet lief uit kerkisme, of omdat wij het eigen kerkelijk standpunt zouden verabsoluteren, maar vanwege de prediking, die vanouds onder ons gebracht mocht worden en vanwege het werk Gods, dat vanouds onder ons verheerlijkt werd. Onze Gereformeerde Gemeenten verkeren in kerkelijk Nederland in een wat merkwaardige positie. We worden van links en van rechts bestookt. Sommigen achten ons te licht, anderen te zwaar. Sommigen verwijten ons dat onder ons het Evangelie niet ruim genoeg wordt gepredikt en dat allerlei beletselen worden opgeworpen op de weg tot Christus. Anderen smaden ons, als zou onder ons een soort algemene verzoening worden gebracht onder het mom van het aanbod van genade. Wij willen degenen die ons deze verwijten maken antwoorden, dat wij niets anders begeren dan te blijven bij de schriftuurlijk-bevindelijke prediking, zoals die vanouds onder ons is gebracht. De Heere beware ons bij die leer en onthoude ons Zijn lieve gunst niet; dan is het goed. Dan kunnen wij ook verder, de onbekende toekomst in, door eer en oneer, door kwaad gerucht en goed gerucht, als verleiders, en nochtans waarachtingen.
N.a.v. Kerkelijk Jaarboek 1990 der Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika. Uitgave Bureau van de Kerkelijke Administratie van de Gereformeerde Gemeenten, Woerden. Prys: f 16, —.
Gouda,
ds. A. Moerkerken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1990
De Saambinder | 12 Pagina's