Kort verslag van de bevestiging en intrede van ds. P. Blok in de gemeente van Kootwijkerbroek, donderdag 6 november 1986.
Het was een gedenkwaardige en blijde dag voor de gemeente van Kootwijkerbroek, toen donderdag 6 november 1986, anderhalfjaar na de emeritering van ds. C. Wisse, de gemeente in ds. P. Blok weer een eigen herder en leraar mocht ontvangen.
De bevestigingsdienst ving aan 's middags half drie en werd geleid door de consulent, ds. J. Koster. Deze had tot tekst Joh. 1 : 6 en 7 en bepaalde zijn gehoor bij „Het Godswerk in het bekeringswerk" aan de hand van de volgende punten: 1. het middel dat gezonden werd; 2. het licht waarvan getuigd werd; 3. het doel dat bereikt werd.
Johannes wordt in de tekst uitdrukkelijk een mens genoemd. Een gevallen mens, liggend onder het drievoudig oordeel en verloren in zichzelf. Door de ontdekkende bediening van Gods Geest leert Gods volk dit inleven. De smartelijke inleving van het eigen bestaan voor God doet het aangezicht bedekken en in het stof terecht komen voor hun Schepper.
Het bewaart voor hoogmoed. "Uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid". De mens Johannes was echter ook met genade begiftigd vanuit het welbehagen des Vaders. Hij was door de Heere van dood levend gemaakt, ja, met de Heilige Geest vervuld van zijn moeders lijf aan. Ook de gemeente van Kootwijkerbroek heeft een mens, met genade van Godswege verkregen, in haar midden ontvangen.
Daar moet God alleen de eer van ontvangen.
Heeft Paulus geschreven: "Ik ben niet waardig een apostel genaamd te worden", Johannes getuigde: "Ik ben niet waardig Zijn schoenriem te ontbinden". Nochtans was hij gezonden en mocht Zijn Naam verkondigen. De beleving van eigen onwaarde is een schone plaats om te vertoeven. Dan wordt goed van de Koning gesproken.
Johannes is niet zelf gaan lopen. Het was een gezonden mens, met genade bedeeld.
De opdracht was om van het Licht te getuigen.
Christus wordt het Licht genoemd omdat in Hem al de volheid der Godheid lichamelijk woont. Christus noemt Zichzelf zo: "Ik ben het Licht der wereld". Simeon heeft ervan gesproken, Hem omhelzend door het geloof.
Hoe meer Gods knechten bij die Zaligmaker mogen leven, hoe meer ze ook van het Licht mogen getuigen, alhoewel ze er in eigen waarneming dan steeds minder van kunnen zeggen.
Een zalig stamelen.
Johannes moest eerst zeggen: "Ik kende Hem niet". Hij sprak echter ook over het leven tussen God en zijn ziel. God had tot hem gesproken: "Op dewelke gij de Geest zult zien nederdalen en blijven. Die is het". Dan zegt Johannes: "En ik heb gezien".
In de verlorenheid van de gevallen mens heeft de Heere in het Paradijs voor het eerst van dit Licht getuigenis gegeven in de moederbelofte.
Het Licht van het genadeverbond, dat zijn oorsprong vindt in de eeuwigheid. Om van het Licht te getuigen moet Hij door Gods knechten gekend en gepredikt worden in Zijn Namen, ambten, naturen, staten en weldaden.
Een prediking hoe zwarte zondaren, die meer en meer door genade inleven duisternis te zijn, tot dit Licht gebracht worden en er in mogen delen. Dat mag in deze donkere tijd nog gepredikt worden, ook in Kootwijkerbroek.
Het doel Gods zal bereikt worden: zovelen als er verordineerd waren ten eeuwigen leven zullen geloven. Johannes en al Gods ware knechten zijn middelen in Gods hand "opdat zij door Hem geloven zouden". Zij worden zalig omdat God het wil. Dat ervaren mocht worden, zo wenste ds., dat de prediking in uw nieuwe gemeente gebruikt werd tot verwezenlijking van het Goddelijke doel.
Na het lezen van het formulier antwoordde ds. P. Blok op de gestelde vragen plechtig met: Ja ik, van ganser harte. Hierna richtte ds. J. Koster zich met enkele hartelijke woorden tot ds. Blok, zijn vrouw en gezin, en de gemeente van Kootwijkerbroek. Nadat de bevestigde predikant staande toegezongen was Ps. 134 : 3, werd deze dienst besloten met het lezen van het laatste gedeelte van het formulier.
's Avonds ging ds. P. Blok voor het eerst als eigen herder en leraar de gemeente voor. De tekstwoorden waren uit Zacharia 4 : 6, en het talrijke gehoor werd bepaald bij "Een Goddelijke boodschap tot vastgelopen mensen". Er werd stilgestaan bij: 1. Een Goddelijk teken en 2. Een Goddelijke verklaring.
De Heere had het volk Israël teruggeleid uit Babel. Met de opbouw had de Heere Zijn gunst aan het volk beloofd. Alles stelde zich echter hiertegen. De vijand heerste, het bouwverbod was opgelegd. Moedeloos vroegen de bouwers: "Zouden Gods beloftenissen hun vervulling missen?". Toen zond de Heere Zacharia. Zijn naam betekent: De Heere gedenkt. God gedenkt aan Zijn volk, maar bovenal aan Zijn vastgemaakt verbond. Aan Zijn eeuwige Raad die altoos stand houdt.
In deze geschiedenis ligt verklaard dat God altijd werkt door de onmogelijkheid van een mensenleven heen. Aan vastgelopen mensen betoont God dat Hij instaat voor de. voltooiing van het rijk Gods. De opbouw van Zijn gemeente gaat door en dat door de zoete bediening van de Heilige Geest. Daar heeft de vijand boog en schild op verspeeld.
In het vijfde nachtgezicht wil de Heere dit bekend maken aan Zacharia. De godsgezant ziet de gouden kandelaar, de pijpen en de olietoevoegingen. Hij vraagt echter: "Heere, wat zijn deze dingen?" Hij schaamt zich niet om te zeggen dat hij een weetniet is. Met de treffendste openbaringen Gods kan Zacharia geen kant uit als God er Zelf de verklaring niet bijlegt.
Dan verklaart de Heere het beeld van de gouden kandelaar als het beeld van de gemeente Gods. De Kerk wordt bedeeld en bediend van de hemel. Dat mag Zacharia gaan prediken aan dit vastgelopen volk.
Het was de teruggeleide kerk, die heel goed wist dat ze vier maanden geleid waren tot de heilige stad. Ze kennen de weg die van Babel naar Jeruzalem leidt. Ze hebben het puin van de zonden gezien toen ze aankwamen; daarin het rechtvaardig oordeel Gods aanschouwd, opdat ze hun ballingschap zouden leren aanvaarden en de terugleiding zouden leren bewonderen. Met ijver begonnen. Geruimd, gebouwd. Doch nu roepen ze: Houdt er maar mee op. Straks zingen? De zaak is vastgelopen aan alle kanten. Is God geen waarmaker van Zijn Woord? Zo blijft de Kerk achter met het puin en een onvoltooid leven. Het hoongeroep van de vijand klinkt in hun oren. Dan predikt Zacharia: God zal het werk voltooien. Het is Gods zaak. Het is het werk van de Heilige Geest, voortkomend uit een besluitend God.
De kracht en de vrucht komt van een bevredigd Vader, Die op grond van de aanvaarding van de bloedprijs de belofte aan de Kerk waarmaakt. Het vloeit alles uit de verwervende gerechtigheid. Dat wordt het wonder voor een vastgelopen gemeente.
Die gouden kandelaar heeft haar heerlijkheid in het verkiezend welbehagen. Zij kan niet besmet worden door de vijand. De zeven pijpen wijzen naar de volheid Gods. De olie moest in de kandelaar blijven: het licht mocht niet uit.
De gemeente wordt bediend uit het binnenste heiligdom. De Heere gaat Zijn gemeente voltooien.
Hoe? Niet door kracht. Nooit door eigen kracht. Dat is een hemelse les. Ook niet door schijnbroederlijke krachtenbundeling van deze tijd, die de normen Gods terzijde legt en zich richt tegen het ware bevindelijke leven.
Niet door kracht, noch door geweld. Door Gods Geest zal het geschieden. Die Geest, Die onwederstandelijk werkt in het leven van Gods volk. De staat aanvankelijk bloot legt, de mens buiten God zet, zodat het beleving wordt: geen deel aan God. En dat in het licht van de naderende eeuwigheid. Die Geest, Die overtuigt en overbuigt. Want het is gemengd met de liefde Gods. Dan krijgt Gods kerk een welgevallen in de straffen hunner ongerechtigheid. In die weg leert de Geest de aanvankelijke bekendmakingen van Hem, Die de bloedprijs heeft betaald.
Zowel in de planting als in de oefening van het geloof is de kerk afhankelijk van de bediening van Gods Geest. Ze kunnen met de genoten weldaden geen stap verder doen.
En dit zegt de Heere der heirscharen, de onoverwinnelijke. Een mens vecht zich dood tegen God. Het is een wonder om dat hier te leren. Gelukkig zijn zij die het hier verliezen van God. "Gij hebt mij overmocht". Ds. had het ook, wat betreft het beroep, voor God mogen verliezen. Met de woorden van de tekst werd het hart overgebogen naar de gemeente van Kootwijkerbroek.
Na het zingen van psalm 147 : 2 richtte ds. het woord nog in het bijzonder tot zijn bevestiger en bedankte voor de wijze waarop de inleiding in het dienstwerk heeft plaatsgevonden.
Hierna volgden toespraken van ds. L. Blok namens de classis Barneveld en particuliere synode-oost (en als familielid), door ds. E. Venema namens de GBS, wethouder W. van Hekezen namens de burgerlijke gemeente Barneveld, ouderling Benard van de gemeente van Capelle aan den IJssel en tenslotte door ouderling J.J. van den Brink van de gemeente van Kootwijkerbroek, welke ds. staande toe liet zingen psalm 84 : 3. Na het uitspreken van de zegen ging de gemeente huiswaarts.
De Heere schenke Zijn zegen en make het waar: "Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1987
De Saambinder | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1987
De Saambinder | 8 Pagina's