WAAR ZIJN DE 386 GEBLEVEN?
In het pas-verschenen kerkelijk jaarboek 1985 van onze gemeenten staat op blz. 125 een overzicht van degenen die uit andere kerkverbanden tot onze gemeenten overgekomen zijn en ook van degenen die overgegaan zijn naar andere kerkverbanden. De post 'overigen' vermeldt 386 (inklusief degenen die zich bij geen kerkverband aangesloten hebben).
Daar gaat het om degenen die de kerk verlaten hebben, maar geen kerkelijk onderdak (meer) hebben. Je zou zo graag weten waar ze terecht gekomen zijn, en vooral waarom ze zich van onze gemeenten losgemaakt hebben.
Nu zijn er steeds weer berichten over kerkverlating en in sommige gevallen wordt er ook een onderzoek naar gedaan. Enkele weken geleden is er onder de titel: Het lege testament een boek verschenen waarin de resultaten van een onderzoek onder de jonge kerkverlaters beschreven worden. Het gaat hier om een godsdienst-sociologische studie van de heer Piet van der Ploeg, zelf een kerkverlater (14).
Van der Ploeg heeft de namen en adressen overgenomen van jongeren in de leeftijdscategorie van 16 tot 2-5 uit de gereformeerde groninger kerkbodes (van de stad Groningen) van begin '83 tot begin '84, die zich hadden laten uitschrijven uit het ledenbestand van de Gereformeerde Kerk ter plaatse. Met 16 van hen heeft hij een (vrij) interview gehad over het 'waarom' van de kerkverlating en over 'wat' ze nu nog geloven als ze geloven? (15).
Omdat het om een willekeurig gekozen aantal gaat (er hadden zich in dit jaar 55 jongelui uit laten schrijven), zegt de schrijver 'zou de pretentie gerechtvaardigd kunnen zijn dat de interviews representatief kunnen worden geacht voor al de jonge kerkverlaters uit de Geref. Kerk in Groningen en in grote lijnen het een en ander zeggen over de jonge kerkverlaters van tegenwoordig in het algemeen.' (18)
Je moet met getallen en daaruit getrokken konklusies voorzichtig zijn. Zeker nu het om zo'n klein aantal gaat en vanuit een bepaalde kerk, stadgebonden enz., maar al deze bedenkingen nemen niet weg dat we met een boeiende studie te maken hebben.
Het eerste gedeelte van het boek bevat een weergave van de zestien interviews. Ze lezen gemakkelijk en laten heel wat ook trieste zaken zien in het leven van die jonge mensen. Ik ben ervan overtuigd dat dergelijke gesprekken ook met jongelui van andere kerkverbanden te voeren zijn, want waar zijn de 386 gebleven?
En uit andere kerkelijke jaarboeken is dat getal met aantallen te vermeerderen. Dat is een verontrustende zaak. We mogen zeker niet zeggen: het gaat bij ons allemaal aardig goed en wie valle die valle, want zal er nog geloof zijn als de Heere terugkomt?
Enkele konklusies
Op grond van zijn onderzoek komt de schrijver tot een aantal konklusies waarvan we er enkele door zullen geven:
De jongeren verlieten over het algemeen de kerk omdat ze onverschillig stonden tegenover de kerk en onverschillig of skeptisch tegenover het kerkgebonden geloof (dat is het geloof dat jongeren verbinden met de kerk, 99);
meestal begint het proces van afstandnemen rond de zeventienjarige leeftijd terwijl men nog thuis woonde en dat ondanks een opvoeding waarin bedoeld was het tegendeel te bereiken;
de oorzaken van de vervreemding van de kerk moeten dus niet zonder meer gezocht worden in de bedoelingen van de ouders en ook niet zonder meer in de sprong van het-uit-huisgaan (115).
Verder bleek tijdens het onderzoek wel dat als de ouders het onderling niet altijd eens zijn over kerk en geloof, de overdracht van de kernnoties van het gereformeerde belijden bemoeilijkt wordt.
In veel gevallen werd nauwelijks of nooit over kerk en geloof gesproken; het gezamenlijk bidden en bijbellezen werd wel gedaan en ook de regelmatige kerkgang, maar het bleef voor de jongeren inhoudsloos, betekenisloos. Ook omdat de jongeren niet zagen wat het in de praktijk betekent; het kreeg geen handen en voeten van maandag tot zaterdag. 'De vervreemding van de kerk heeft in de meeste gevallen haar wortels in de primaire socialisering' (gezinkerk- school) (128/129).
De vervreemding van de kerk wordt nog bevorderd door de afnemende belangrijkheid van de ouders en de verandering van de sociale omgeving (werken en studeren waardoor de jongeren uithuizig werden). Ook in die situaties is het de ouders niet gelukt om de belangrijkheid van de gereformeerde normen en waarden, die vaak ter discussie stonden, aan te geven (134 en 147).
De schrijver komt op blz. 148 tot de volgende konklusie: 'Het geheel overziend dringt de vraag op of de term 'kerkverlating' net als 'vervreemding' geen vertekend beeld schept. Immers 'kerkverlating' suggereert een overgang van binnen naar buiten, terwijl gekonstateerd kan worden dat er veelal nauwelijks sprake is van zo'n overgang. De 'gereformeerde' sfeer was veelal een geseculariseerde 'gereformeerde' sfeer. Het verlaten daarvan is niet zoveel meer dan het afschaffen van uiterlijkheden, het wegwerpen van verpakking. Het opzeggen van het formele lidmaatschap van de kerk is dan niets meer dan het weggooien van het laatste restje verpakking. Het gemak waarmee de jongere kerkverlaters dat deden, hun onverschilligheid, is hiervoor ook een duidelijke aanwijzing.'
In het derde deel van zijn boek komt de vraag aan de orde of de jongeren als ze afscheid nemen van de kerk, dan ook afscheid nemen van het geloof, zeg a-religieus worden. De schrijver komt tot de konklusie: 'Religie neemt in het bestaan van de jongere kerkverlaters geen of hooguit een zeer geringe plaats in. Ze zijn betrekkelijk a-religieus.' (187).
Niet van ons afschuiven
Uit het onderzoek blijkt dat bij jonge kerkverlaters het vaak zo is dat de kerk hen niets meer te zeggen heeft.
Nu laten we maar rusten dat het niet zo is, dat het behoren tot de kerk automatisch inhoudt dat je het waarachtig geloof bezit enz. Maar uit dit boek komt onthutsend naar voren dat één van de oorzaken van de kerkverlating is, dat wij als ouders en anderen die met de godsdienstige opvoeding in gezin-kerk-school te maken hebben, niet in staat zijn om het belang van onze gereformeerde levensovertuiging over te dragen; omdat het vaak zo inhoudsloos, betekenisloos is; omdat de woorden niet gepaard gaan met de daden; omdat ons leven vaak zo averechts staat op wat we zeggen en dat is, zeker in de levensperiode van tien tot zeventien jaar, fataal. Ze prikken door de uiterlijkheid, ze signaleren een dualisme.
We kunnen het geloof niet aan onze kinderen geven, maar hoe staat het met de godsdienstige opvoeding? Een goede school waar alles zo traditioneel mogelijk verloopt en er veel op uiterlijkheden gelet wordt (niet onbelangrijk); op de catechisatie wordt er goed orde gehouden en wordt er aandacht gegeven aan het leren en is er plaats voor het stellen van vragen; op de -16 vereniging leren en doen ze geen onaardige dingen.
Maar als dat het allemaal is dan schieten we te kort. Laten we vanaf het eerste begin konsekwent zijn in de godsdienstige opvoeding van onze kinderen; dat ze zien en merken dat het voor ons alles betekent.
Dat we met alle gebrek van onze kant, maar in alle ernst in biddend opzien tot de Heere bezig zijn ook met de opvoeding van onze kinderen, in het gebed, in het samen lezen en luisteren naar een gedeelte uit de Bijbel, het dagboekje en de kinderbijbel; belangstelling tonen voor de kinderen voor hun werk en wat ze moeten leren voorschool, catechisatie e.a..
Hoe moeilijk het ook is, als je kinderen in 'de moeilijke leeftijd' hebt, die alle nieuwe dingen beter vinden dan alles wat er is. De opdracht blijft.
Ik onderschat het niet en vaak zullen we het verliezen op korte termijn, maar laten we niet aflaten om dan met de Heere te spreken over onze kinderen. En laten we proberen steeds weer te wijzen op hun verantwoordelijkheid in alle levenssituaties, maar altijd de deur open laten en proberen om de brug te slaan. We zijn van dezelfde lap gestuurd; ik moet het anders zeggen: je herkent in je kinderen veel zaken van jezelf die je graag onder de tafel wil laten verdwijnen.
Het boek leert ons in elk geval dat de jongeren ons een blijvende zorg moeten zijn. Ook degenen onder ons die minder trouw zijn in hun kerkbezoek. Niet loslaten, ook niet als ambtsdrager. De Heere Jezus ging er op uit om dat ene schaap op te zoeken en wat een vreugde toen het gevonden was. En die vreugde is er nu ook in de hemel als een zondaar, ook een jongen of meisje, ingewonnen mag worden voor de dienst van Koning Jezus. De Heere werkt middellijk.
We hebben geen leeg testament, maar de belofte dat zolang de zon er is Zijn Naam van kind tot kind voortgeplant zal worden. Maar zien ze dan ook aan ons wat het betekent om te leven met en onder het Woord van God, waarin de Heere zo onomwonden zegt: 'Zoek Mij en leeF. Niet alleen hoorders, maar daders van het Woord. Als het nu voor ons alleen uiterlijkheid, vorm, verpakking is, is het dan een wonder dat onze jongeren dan zeggen: het zegt me allemaal niets (99).
Dit boek heeft ons in elk geval aan het denken gezet. Het is een uitgave van T. Wever te Franeker en kost f 25,—.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1985
De Saambinder | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1985
De Saambinder | 8 Pagina's