Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VIJFTIGJARIG BESTAAN VAN DE KERK TE STAD AAN ’T HARINGVLIET

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VIJFTIGJARIG BESTAAN VAN DE KERK TE STAD AAN ’T HARINGVLIET

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Donderdag 20 juli is in de Geref. Gemeente te Stad aan 't Haringvliet een herdenkingsdienst gehouden door Ds. P. Blok van Dirksland, in verband met het vijftigjarig bestaan van de kerk. De gemeente zelf was reeds eerder gesticht, al droeg die vroeger een andere naam. Vooraf willen wij uit de geschiedenis iets vertellen: ten tijde van de Afscheiding in 1834 had men in de Herv. Kerk meest liberale" predikanten; te Middelharnis was in 1840 een , , Afgescheiden gemeente voor Goeree Overflakkee", waarbij elf personen uit Stad aan 't Haringvliet waren aangesloten. In 1847 werd deze gemeente opgeheven; in 1854 werd te Stad opnieuw een Chr. Afgescheiden gemeente geïnstitueerd. Aan de regering werd erkenning gevraagd, wat op 15 juni 1854 werd verkregen. In de volgende jaren preekten te Stad ook wel Ds. Ledeboer en Ds. Heter van Dijke, wat tot gevolg had dat men zich aansloot bij de zgn. , , Ledeboeriaanse" gemeenten. Deze beide predikanten waren sterk gekant tegen de erkenningsaanvrage, waarom aan Z.M. de Koning werd gevraagd die verleende vrijheid weer in te trekken.

Na de dood van Ds. Ledeboer kwamen er twee takken in de gemeenten, n.l. de Ledeboeriaanse en de Bakkeriaanse gemeenten. De gemeente van Stad sloot zich bij de laatste aan. In 1885 kwam Ds. Bakker te overlijden en werden de gemeenten geheel herderloos. Daarom sloten zich in 1887 enige van die gemeenten bij de kerken der Doleantie (Nederduitsch Geref. Kerken) aan. Hierbij was ook de gemeente van Stad aan 't Haringvliet, die in 1892 Geref. Kerk is geworden.

In 1887 waren er vier gezinnen, die met de Doleantie niet meegingen. Ze lazen zondags een preek thuis. Het groepje groeide en door aansluiting bij de „Bakkeriaanse" gemeente te Herkingen kwamen Ds. L. Hubrechtse en Ds. G. van der Garde er regelmatig preken en ook de sakramenten bedienen. Later volgde samenleving met Ds. W. Baay van Tholen. Toen deze overging naar de Chr. Geref. Kerk besliste in 1945 de meerderheid van de leden over te gaan naar de- Geref. Gemeenten. Op 10 dec. 1945 heeft de toenmalige konsulent Ds. J. B. Bel te Dirksland de gemeente geïnstitueerd. In verband met deze korte kerkhistorie van Stad aan 't Haringvliet delen wij mede dat er in september D.V. een gedenkboek uitkomt betreffende het honderdjarig bestaan van de gemeente te Dirksland. In dit gedenkboek wordt het ontstaan van de gemeente te Stad, alsmede van alle Geref. Gemeenten op Goeree Overflakkee, breedvoeriger beschreven. Bestellingen op dit boek kunnen nu reeds gedaan worden bij Ds. P. Blok te Dirksland.

In zijn voorafspraak haalde Ds. P. Blok een stuk uit deze kerkhistorie op; ziende op de worstelingen moeten we ons maar niet verheffen, zei spreker, maar mogen we wel uitroepen: Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn ogen een springader van tranen! Onze vaderen gaven niet om een naam, het ging niet om eigen eer, het ging om de waarheid en om een prediking waarin God op het hoogst wordt verheerlijkt en de zondaar op het diepst vernederd. Ze kregen een plaats onder het oordeel.

De tekst werd genomen uit Zacharia 4:10: „Want wie veracht de dag der kleine dingen? daar zich toch die zeven verblijden zullen als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel; dat zijn de ogen des Heeren, die het ganse land doortrekken". Het thema was: „Een Goddelijke openbaring betreffende het Godsgebouw"; wat ten
Ie. strekkende was tot onderwijzing, ten
2e. tot blijdschap, en ten
3e. tot bescherming.

Spreker schetste hoe na de ballingschap de tempelbouw in het middelpunt stond; het scheen alles hopeloos. De vijand verzette zich, omdat het ging om het herstel van de inzettingen Gods. Daarom de vraag van de profeet; Wie veracht de dag der kleine dingen? De herstelling was immers gewaarborgd, de Heere stond er voor in. Al dacht de vijand: Wat wil dat hoopje amechtige Joden? Dat kleine hoopske maakte temidden van de strijd om de wereldmacht, ten tijde van de Meden en Perzen, de wereldgeschiedenis uit

Zacharia ziet de Bouwmeester, in Wiens hand het tinnen gewicht is, de grote Zerubbabel, die het bestek gemaakt heeft, Zerubbabel is het type van Christus; niet één steentje van het gebouw zou gelegd worden, zonder het toezicht van Vaders Knecht Ds. Blok paste dit ook toe op de gangen, die de Heere met Zijn volk houdt. In de tekst wordt gesproken van zeven getuigen, een uitdrukking die in de Openbaring teruggevonden wordt. Zeven is een vol getal; het is de uitdrukking van het volle wezen Gods. Wanneer het werk van die grote Zerubbabel in het hart der gemeente geopenbaard wordt, is dit tot blijdschap, omdat het Godsgebouw tot de laatste steen zal voltooid worden. En het is ook tot bescherming, omdat de ogen des Heeren er op gericht zijn, wat een waarborg is, dat geen vijand de opbouw van het Godsgebouw zal tegenhouden. Omdat het kerkgebouw, dat nu vijftig jaar bestaat, inwendig geheel was vernieuwd, sprak Ds. Blok woorden van dank tot degenen, die dit werk hadden verricht Niet alleen was het een jubileum voor de kerk, maar ook voor br. J. Maliepaard, die de gemeente 25 jaar als ouderling had gediend en tevoren 13 jaar als diaken. Hij wenste ouderling Maliepaard toe, dat hij nog vele jaren de gemeente zou mogen leiden en de Heilige Geest hem daartoe zou bekwamen.

Ouderling Maliepaard hield zelf ook een korte toespraak, waarin hij allereerst Ds. Blok dankte, dat hij deze dienst had willen leiden. Hij was nu 731/2 jaar en had  al die jaren de arbeid in Gods kerk met lust en liefde gedaan en daarbij in velerlei omstandigheden de bijstand des Heeren mogen ondervinden. Het paslood was er wel eens overheen getrokken; in het hart van Gods volk leeft toch altijd: „Heere, doorgrond mij en ken mijn hart, en is er bij mij een schadelijke w^, leidt mij op de eeuwige weg". Hij verzocht de gemeente staande te zingen de twee verzen uit Ps. 116: Ik zal Uw Naam met dankerkentenis, en: Ik zal met vreugd in 't huis des Heeren gaan. Ds. Blok besloot deze dienst met dankgebed. De slotzang was uit Ps. 138: 3.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1967

De Saambinder | 4 Pagina's

VIJFTIGJARIG BESTAAN VAN DE KERK TE STAD AAN ’T HARINGVLIET

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1967

De Saambinder | 4 Pagina's