De kerk of de gemeente
Over de kerk, en dan daarmede over het eigenlijke wezen der 'kerk, wordt in de laatste tijden nog al eens geschreven.
Voor mij ligt thans het blad „Wapenveld" van de R.R.Q.R. '(Vereniging vaa Academici op Geref. grondr slag), wat mij ter recensie werd toegezonden. In het nummer van^ 'O'ktober j.l. wor-dt dit 'geheel gewijd aan „de gemeente". 'Door verschillende schrijvers, die elk een artikel voor hun rekening namen, wordt geschreven:
Ie. over de gemeente ia het 'Nieuwe Testament;
2e. gemeente en gemeensdhap;
3e. de gemeente in de wereld;
4e. woorden van Calvijn over de gemeente;
5©. leesbare brieven;
6e. gemeenfe-opbouw;
7e. gemeente en eschatologie.
In deze arti'kelen worden vele goede en behartigen? !waardige dingen 'gezegd, doch anderzijds is er zeer ernstig bezwaar tegen, namelijk dat zeer veel tekort gedaan wordt aan.de hoge betekenis van 'het wezen der kerk. Gemeente en kerk, gemeente en verbond, worden vereenzelvigd. Nu zou dit in zekere zin nog gesn bezwaar zijn, .-.Is maar in al deze crtikeler. aan de wezenlijke betekenis van de tekst, die ter inleiding wordt geplaatst, reciht werd gedaan. Begonnen wordt immers met 1 Petr. 2:9: „Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een 'heilig volk, een verkregen volk, opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, 'Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonder^baar lidht".
In deze woorden spreekt Petrus immers het uitverkoren en docT Christus van de Vader verkregen volk aan, dat geroepen is < 3oor levendmakende, wederbarende genade Gods uit de duisternis des doods tot het leven der genade Gods in Christus, om God in Zijn aaabiddelijke deugden te ver'heerlijken.
Werd nu maar hierbij benadrukt, dat al is het dat wij gedoopt zijn en belijdenis gedaan hebben en voorbeeldig leven, wij daar van nature echter niet bij behoren, en ons noodzakelijk daartoe is door Goddelijke wederbarende genade ingelijfd te worden, dan ware van het gestelde veel te waarderen, wat nu echter vele vraagtekens oproept.
Onmisbaar is toch bij bespreking van de kerk, dat zeer duidelijk gewezen wordt < m het onderscheid' van een wezenlijk lid der kerk te zijn, met degenen, die uitwendig wel tot de kerk gerekend worden, doch voortlevende in hun natuurstaat, niet wezenlijk tot de kerk behoren. Bij het verdoezelen van deze grenzen, zoals helaas in deze artikelen telkens 'blijkt, komen wij in de richting van de verbondsontzenuwende leer, zoals terecht de leer der drie yerbonden wel genoemd is.
Niet genoeg kan hiertegen gewaarschuwd worden, te meer nog daar de praktijk betreffende de doorwerking van zulk een leer in onze dagen ons toch wel zeer ernstig tot het 'betrekken van de wacht hierbij oproept. Waarom houdt men zich niet aan de belijdenisgeschriften onzer vaderen, die op grond van Gods Woord zijn opgesteld en de kerk reeds vele eeuwen tot grote zegen zijn geweest? Wanneer wij de Katechismus opslaan, zegt zondag 21 ons toch zeer duidelijk op de vraag: „Wat gelooft gij van de heilige, algemene, christelijke kerk? in het antwoord': „Dat de Zoon Gods uit het ganse menselijke geslacht Zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door Zijn Geest en Woord, in enigheid des waren geloofs, van het begin der wereld tot aan het einde vergadert, beschermt en onderhoudt; en dat ik daarvan een levend lidmaat ben en eeuwig zal blijven".
In de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt van de kerk gezegd in art. 27: „Wij geloven en belijden één enige katholieke of algemene kerk, dewelke is een heilige vergadering der ware Christ-gelovigen, allen hun zaligheid .verwachtende in Jezus Christus, .gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de 'Heilige Geest", enz.
Zou dit van alle leden der kerk gezegd kunnen worden? Men kan wel trachten in allerled bochten zich te wringen om dit toch van toepassing op elk lidmaat der kerk in voorwerpelijke zin te doen zijn, doch dit duidelijk zeggen v£n ware christ-gelovigen, hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus en gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest, wat op de onderwerpelijke genade des Heiligen Geestes in het hart van al Gods gimstgenoten ziet, spreekt tocih wel duidelijke taal!
In artikel 28 lezen wij: „Wij geloven, aangezien deze heilige vergadering is een verzameling dergenen, die zalig worden, en dat buiten dezelve geen zaligheid is, dat niemand, van wat staat of kwaliteit hij zij, zich behoort op zichzelf te houden, om op zijn eigen persoon te staan", enz.
In artikel 29 wordt nog duidelijker gesproken van degenen, die wel en die niet tot het wezen der kerk behoren. 'Hier lezen wij immers:
„Wij geloven, dat men wel naarstiglijk en met goede voorzichtigheid uit het Woord Gods behoort te onderscheiden welke de ware kerk zij; aangezien dat alle sekten, die hedendaags in de wereld zijn, zich met de naam der kerk bedekken. Wij spreken hier niet van het gezelschap der hypokrieten — bedoeld worden die uitwendig in niets verschillen, doch inwendig in alles — welke in de kerk onder de goeden vermengd zijn, en intussen van de kerk niet zijn, hoewel zij naar het lichaam in dezelve zijn En aangaande degenen, die van de kerk zijn, die kan men kennen uit de merktekenen der christenen, te weten uit het geloof, wanneer zij, aangenomen hebbende de enige Zaligmaker Jezus Christus, de zonde vlieden en de gerechtigheid najagen; de ware God en hun naasten liefhebben, niet afwijken, noch ter rechter-, noch ter linkerhand, en hun vlees kruisigen met zijn werken. Alzo nochtans niet alsof er nog geen grote zwakheid in hen zij, maar zij strijden daartegen door de Geest al de dagen huns levens, nemende gestadig hun toevlucht tot het bloed, de dood, het lijden en de gehoorzaamheid van de Heere Jezus, in Wie zij vergeving hunner zonden hebben, door het geloof in Hem".
Kan het nu nog duidelijker gezegd worden wat onder de kerk in wezenlijke zin verstaan moet worden? Duidelijk onderscheidden onze vaderen dan ook het wezen en de openbaring van de kerk. Men kan deze onderscheiding, in artikel 29 zo duidelijk aangewezen, wel willen verdoezelen, maar dat zal nooit kunnen, want dat onderscheid is er.
Onze vaderen gingen op het voetspoor van de apostel altijd van het wezen der kerk uit. Zij stelden geen artikelen op voor „uitwendig goede en onberispelijke mensen", doch bijzonder voor het wezen der kerk, waarbij zij goed onderscheidden.
Wanneer er geen onderscheid 'bestaat in wezenlijke zin, mag wel gevraagd worden waarom de Heere Jezus na Zijn opstanding Zich dan alleen openbaarde aan Zijn discipelen en degenen, in wier hart Hij Zelf eerst plaats gemaakt had om Hem in de kracht Zijner opstanding te leren kennen, en niet meer aan de farizeërs en schriftgeleerden en allen, die in hun natuurstaat rustig voortleefden! Ook zij waren toch geen heidenen, vervreemd van de kerk van die dagen!
Nu begrijp ik wel, dat door verschillende schrijvers getracht wordt met hun betoog de valse lijdelijkheid tegen te gaan, doch dit mag nooit geschieden ten koste van de waarheid!
Mag men rechten toekennen en weldaden ziclh laten toeëigenen, zonder dat er recht grond voor is? Te meer is dit van betekenis omdat de eer Gods en het wezenlijk heil van Sion hier in het geding is. Leren onze tijden ons niet duidelijk, dat men met het verdoezelen van de grenzen, die de Heere naar Zijn eeuwig welbehagen Zelf gesteld heeft, zich wel verder van, in.plaats van dichter bij God brengt, terwijl het anderzijds zo waar is: „Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? "
Dit neemt niet weg, dat nooit genoeg op de verantwoordelijkheid bij de mens, zowel ten opzichte van de wet als van het Evangelie, waaronder men leeft, gewezen kan worden; doch nimmer zal dit mogen gaan met achterstelling van de onmisbare, levendmakende inlijving en vernieuwing des Heiligen Geestes, zullen wij welgetroost zalig kunnen leven en sterven. Ook wordt er van gesproken, dat de tijden oproepen dat er meer eenheid onder de ware belijders komt en dat de kerkmuren moeten wegvallen. Nu is het inderdaad naar Gods Woord, dat de kerk één behoort te zijn en de breuk van Sion diep betreurd moet worden, maar is er geen oorzaak?
En zou er ooit een ware eenheid kunnen komen, zonder diepe verootmoediging in de schuld voor God? Waar wordt echter nog van schuld, zo in het persoonlijke als in het kerkelijke leven, gehoord? Men kan hier wel overheen werken, doch de Heere is het. Die door de vlakke velden rijdt, wiens Naam ia Heere der heren.
" Bij alle ijver, die in dit geschrift tot uiting komt, betreuren wij dan ook zeer, dat niet veel meer, in plaats van verdoezeling der grenzen, gewezen wordt op het grote voorrecht, dat de Heere door inlijvende genade el Zijn volk. Zijn Kenk (met een hoofdletter) schenkt, en wat dit betekent, daar wij van nature met alle algemene verlichting, hoe ver deze moge gaan — zie Hebr. 6 : 4—8 — dit immers missen. Om alzo te trachten in de weg der middelen elkander hierop jaloers te maken. Wie voor dit geschrift belangstelling heeft, kan het bekomen tegen de prijs van ƒ 0.75 bij Ir. L. v. d. Waal, Lagendijk 191 te Ridderkerk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1959
De Saambinder | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1959
De Saambinder | 4 Pagina's