Gedachten uit het verleden
Willem Teellinck
Teelinck was er zeer op uit, zo we hebben bemerkt, de studenten vroegtijdig practijk te geven. Zijn aandacht raakte degenen welke hij geheiligden des Heeren noemt, om straks wel toebereid het werk in de wijngaard des Heeren te doen aanvangen. Niet met een geweldige dosis theorie alleen, maar vooral met practische ervaring. Zo wil hij van de uitnemendste studenten er enige aanwijzen, om toezicht te houden op de medestudenten, in het bijzonder in de theologie, doch ook in het algemeen op de academieburgers, zo hij dat noemt. Voorzover bekend is dit voorstel van Teelinck niet in practijk gebracht. Misschien een beetje te scherp naar de zin der heren. Hij hekelt het ongebonden leven aan de universiteit en vooral zij die opgeleid worden tot de dienst des Woords behoren waardig, godzalig en ingetogen te leven, opdat ze een voorbeeld voor anderen mogen zijn. De a.s. Evangeliedienaren behoren reeds tijdens hun studietijd zich te oefenen in het bezoeken der kranken, in het onderwijzen der onwetenden, de kleinmoedigen en bedroefden te vertroosten, alsmede de ongeregelden te vermanen, opdat ze aldus beproefd worden of ze in staat zijn tot het werk der bediening. Voorwaar zeer opmerkenswaardige zaken. Wat is er toch ontzettend veel comedie en eigen werk dat voor werk Gods aangemerkt wordt. Alsof er nog iets bij de mens zou zijn overgebleven, dat naar God vraagt Hoe nodig is het dagelijks geoefend te worden in het kennen en onderscheiden van mensen. Nooit komen we daar mee klaar. We hebben zo weinig kennis Gods en daardoor zo weinig kennis van onszelf. Wat zijn kleinmoedigen en wie bedoelt Teelinck met de bedroefden. Ziedaar enkele vragen die aan zijn opmerkingen kunnen worden vastgeknoopt. Of is de mens van nature bedroefd naar God en over de zonde? Het schijnt wel dat men zulks in onze dagen vaststelt en hoe kan er dan plaats zijn voor vertroosting. Wat zal dan de rijkdom van Christus voor troost geven? Immers geen. We zijn allen zondaren, zo wordt met veel pathos en zwier gezegd. O ja, het is waar, maar ai zeg, hoe zijn we tot de kennis daarvan gekomen? Hebben we dat alleen maar met een historieel geloof overgenomen? Dan komen we ten slotte tot deze conclusie, dat we beredeneerde zondaren zijn en een beredeneerde Christus aannemen, hetwelk natuurlijk schrikkelijk zelfbedrog en bedrog van anderen is. Het is vreselijk hoe men in onze dagen de reizigers naar de eeuwigheid op valse gronden bouwt, zonder ook maar in het minst acht te slaan op 't werk des Geestes. Altijd weer wijst Teelinck naar het nut en de noodzakelijkheid van de practische kennis der waarheid, Hoe zal het Woord van God kunnen leven voor een doodgevallen Adamskind zonder de dadelijke en krachtdadige werking van God de Heilige Geest? Ziet, dat leren de kleinmoedigen, die er achter worden gebracht geen kracht te bezitten in de strijd tegen de zonde en al de vijanden van God en Zijn volk, die in het dagelijks leven schuld met schuld vermeren. Die met innerlijke zieledroefheid over de wereld gaan, dat ze het zo slecht voor God er af brengen. Daar maakt de Heere plaats voor de vertroostingen Christi. Dat hebben onze studenten veel en vooral nodig, Practisch onderwijs, naar den Woorde Gods. Ik kan het niet nalaten er nog eens aan te herinneren wat een uitnemend onderwijzer we gehad hebben in onze onvergetelijke leraar Ds Kersten, Alle studenten, welke van hem onderwijs hebben gehad, zullen dit beamen. Wat kon hij uit de practijk een schat van aanwijzingen geven. Nooit zullen we het vergeten en hoe meer de tijd voorbij gaat hoe meer we hem missen, zowel in het geven van leiding in het algemeen, alsook in het geven van deugdelijke opleiding aan onze toekomstige leraren. Dat onze gangen vastgemaakt werden in het Woord van God en we onderscheid leerden kennen tussen de bediening van het verbond en het wezen van het verbond. Velen worden gezet bij Gods kerk die er in het geheel niet bij horen en door de Heere niet bij gebracht zijn, terwijl het arme volk van God afgescheept wordt met opmerkingen van doen en laten, zonder ze te wijzen op de heerlijkheid van des Middelaars werk en persoon. O dat ons hoofd water ware en ons oog een springader van tranen om te bewenen de breuk der dochter onzes volks. De Heere geve genade om Hem te kennen, en in dat hemelse onderwijs te worden geoefend, opdat onze gangen vast gemaakt werden in Zijn getuigenissen. Dat we niet zouden geleid worden door mensengunst en menseneer of lofprijzingen van mensen, maar dat des Heeren dierbare gunst ons hart vervulle, welke gunst meer sterkt dan de uitgezochtste spijzen. Dat we ambtelijk en persoonlijk smaken mochten, die kostelijke souvereine bediening uit Hem, Die van God ons geworden is tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing, opdat het zij gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in de Heere.
Utrecht
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 1951
De Saambinder | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 1951
De Saambinder | 4 Pagina's