Een nieuwkomer op het rooster
Achtergrond en praktijk van het nieuwe vak Religie, Mens en Samenleving
Wiskunde, Nederlands, RMS, Engels, geschiedenis, biologie… Welk woord hoort niet in het rijtje thuis? Velen in het voortgezet onderwijs zullen het antwoord weten: RMS. Dat is een onbekend woord. Iets met de Molukken misschien? Nee dus. Het gaat om het nieuwe vak Religie, Mens en Samenleving dat sinds de vorige cursus in het voortgezet onderwijs gegeven wordt. DRS Magazine wilde wel eens iets meer weten van de achtergronden daarvan. En bovendien zijn we geïnteresseerd in de praktijk. Hoe gaat dat op het Driestar College en de Gomarus Scholengemeenschap?
Toen er zo rond 2003 werd nagedacht over de vernieuwing van de tweede fase, gaf de overheid ruimte om nieuwe vakken in de vrije ruimte in te voeren. Er startte een werkgroep om na te denken over godsdienst als examenvak. In het curriculum dat de werkgroep opstelde, moesten helaas bepaalde onderwerpen ongenoemd blijven, met name op het snijvlak van religie en samenleving. En zo ontstond de gedachte om naast het verplichte examenvak godsdienst (dat zes van de zeven reformatorisch scholen inmiddels hebben ingevoerd) een nieuw vak te introduceren.
Eindtermen
Drs. J.J. Grandia, docent godsdienst aan de Gomarus Scholengemeenschap, was lid van een van de werkgroepen die de vakken voorbereidden en hij licht ons in over de inhoud van het vak. Hij toont een boekwerkje met een kleurrijke omslag dat de eindtermen van Religie, Mens en Samenleving bevat. Leerlingen van havo en vwo die RMS kiezen, houden zich bijvoorbeeld bezig met het thema geloof en wetenschap. Het is de bedoeling dat daarbij een stukje profielverdieping plaats vindt en dat vragen op dit terrein gerelateerd worden aan de gekozen vakken. Bij dat onderdeel wordt ook iets gedaan aan de oriëntatie op studie en beroep.
Een ander thema is religie en samenleving. Er komen vragen aan de orde als: hoe gaat de samenleving om met het verschijnsel religie? Welke processen zijn daarin gaande? Verder is het de bedoeling dat het vak aandacht besteedt aan eigentijdse theologie en aan christelijke spiritualiteit. Tenslotte noemen we hier nog het Bijbelstudiecurriculum dat in het vak is opgenomen.
Nadat de eindtermen waren vastgesteld, hebben alle reformatorisch scholen het vak RMS ingevoerd, hoewel er bij de ene school wat meer vaart in lijkt te zitten dan bij de andere. Ook protestants-christelijke en gereformeerd-vrijgemaakte scholen hebben het vak (met een eigen programma van eindtermen) op het rooster gezet.
Concurrentie met andere vakken
Wie een beetje thuis is in het vakkenpakket van havo en vwo herkent onderdelen van verschillende andere vakken: godsdienst, het opgeheven vak ANW, maatschappijwetenschappen, filosofie… Hoe verhoudt RMS zich tot die vakken en ontstaat er in de vrije ruimte geen concurrentie?
Volgens Jacques Grandia is het verschil met godsdienst erg duidelijk. Bij godsdienst komen de meer ‘traditionele’ inhouden aan de orde als sekten en stromingen, kerkgeschiedenis, wereldgodsdiensten en geloofsleer. In dat vak wordt elke keer weer de beweging naar de Bijbel gemaakt: wat belijden wij? Bij RMS wordt de blik breder getrokken. Grandia geeft wel toe dat er soms overlap is met andere vakken: op de ene school wat meer met godsdienst, op de andere met filosofie of maatschappijwetenschappen.
Vooral een wat kleinere school of locatie zal niet teveel keuzemogelijkheden in de vrije ruimte willen aanbieden. De relatief geringe omvang van het aantal leerlingen in de bovenbouw leidt tot erg kleine groepen bij al die vakken. En dat is duur. Op de Gomarus Scholengemeenschap bijvoorbeeld, is dat wel een overweging geweest. De toekomst van het vak is om dezelfde reden ook op andere scholen nog onzeker.
Invulling Driestar College
Het Driestar College heeft door de schaalgrootte wat minder moeite op dat punt. Mevr. Drs. C. J.J. Clements, docente godsdienst, maatschappijleer en RMS op het Driestar College, begon vorig jaar met vijftig leerlingen in VWO 4. En ook na de overstap van die leerlingen naar VWO 5 is er een levensvatbare groep overgebleven.
Haar vragen rond het vak liggen dus niet bij het leerlingenaantal, maar wel bij de invulling ervan. Zowel Grandia als Clements zijn overtuigd van het belang van het vak. Grandia: ‘Het vak zoekt het snijvlak van religie en samenleving in Nederland en daarbuiten. Leerlingen die dit vak gehad hebben moeten heel goed in staat zijn om in onze samenleving hun christen-zijn te verantwoorden.’
Cora Clements onderschrijft dat en ze heeft vanuit die gedachte het vak ingevuld. ‘Ik heb me niet alleen door de eindtermen laten leiden, maar ook door mijn eigen visie op het vak. Als leerlingen zich moeten verantwoorden, is het vooral belangrijk dat ze de Bijbel kennen. Met de technieken uit de eindtermen alleen krijgen de leerlingen geen Bijbelkennis. Daarom besteed ik in elk bovenbouw-leerjaar een uur per week aan het Bijbelstudiecurriculum. Eigenlijk gaat het daarbij om een complete inleiding Oude en Nieuwe Testament.’
Om voldoende afwisseling aan te brengen, krijgen de RMS-leerlingen in Gouda eigenlijk drie kleine vakjes. In vwo-4 zijn dat Bijbelstudie, humanisme en filosofie, en wetenschapsvragen aan de hand van het boekje ‘Hoe bestaat het?’. In vwo-5 buigen ze zich opnieuw over Bijbelstudie, met daarnaast hindoeïsme en christelijke spiritualiteit.
Plussen en minnen
Cora Clements is enthousiast over het vak. ‘Als het over christelijke spiritualiteit gaat, lezen we de bronnen, bijvoorbeeld van Augustinus of Thomas à Kempis. Momenteel zijn we bezig met het ‘Gulden Boekske over het christelijk leven’ van Calvijn. In een inleidende les schets ik dan de context van de persoon die aan de orde is. Daarna probeer ik is ze les na les te leren: geef systematisch weer wat de auteur schrijft; vraag je af wat hij daarmee bedoelt en of het relevantie voor vandaag heeft. Zo vindt een echte ontmoeting plaats!’
Haar enthousiasme weerhoudt de Goudse docente niet om ook kanttekeningen bij het vak RMS te plaatsen. Zo hebben de eindtermen volgens haar het niveau van een studie theologie. ‘Als je die trouw volgt, kom je er niet uit.’ Daarom is de eerste taak van docenten om de eindtermen te vertalen naar het niveau van de leerlingen. Het feit dat er geen leerlingmateriaal voor het vak gemaakt is, maakt dat natuurlijk niet gemakkelijk. ‘Nadat de eindtermen aangereikt waren, was het zwemmen. En dat was heel zwaar’, realiseert mevrouw Clements zich.
De docenten in Gorkum herkennen dat probleem. Grandia geeft aan: ‘We hebben niet altijd de tijd om leerlingenboeken te schrijven. Dus neem je bijvoorbeeld een boek van Douma, je maakt er een leeswijzer bij en dan hoop je dat ze er doorheen komen. Docenten worstelen daarmee en proberen een vertaalslag te maken.’
In Gouda werken de leeswijzers niet. Clements: ‘Ik heb gemerkt dat leerlingen zo niet kunnen werken. Je moet ze het ambacht van het lezen leren. De verwachtingen van docenten zijn al snel te hoog en daarom moet je er als docent van stap tot stap bij zijn. Als je met een leeswijzer en literatuur werkt, is je vak over een jaar weg. Het zijn geen studenten, maar leerlingen.’
Haar eindconclusie is echter positief. ‘Als je je van het niveauprobleem bewust bent, is het wel te doen. Het is een vak waar veel gelegenheid is voor gesprek en interactie met leerlingen.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2010
De Reformatorische School | 1 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2010
De Reformatorische School | 1 Pagina's