De Conferentie van Makassar
(II)
Het kan niet ontkend worden, dat, terwijl omstreeks „Jeru2alem-1928" de nadruk in de zendingswereld vooral lag op „het sociale evangelie", in Oxford-1937 en in Tambaram-1938 op de kerk een groot accent gelegd werd. Mede door de opkomst der jonge kerken op het zendingsveld begint men ecolesia-centrisch te denken: de kerk in het midden der oostersche wereld! Al n; eer ging men inzien, dat de zending kerkelijk moet zijn. 'Het is zeer verheugend, dat men al meer tot deze aan Gods Woord ontleende gedachten kwam.
Echter dient tweeërlei opgemerkt:
Ie. De kerk ging men niet verder in schriftuurlijk licht zien. Men sprak niet van ware of valsche kerk., Men sprak bij voorkeur van de wereldkerk. In over-• eenstemming met de oecumenische opvattingen ging men de stelling verdedigen, dat alles wat kerk heette één diende te zijn. De kerkelijke denominaties dienden in den zendingsarbeid nauw samen te werken. Op het e zendingsterrein diende één kerk gesticht te worden. Men motiveerde dit vanuit Christus' gebed in Joh. 17. En eigende zich de belofte toe uit Joh. 16, dat de Geest wel in al!e waarheid leiden zou. Als we het jfisico waagden om in samenwerking met anderen, orthodox of humanistisch, ons te begeven in het abrahamitisch avontuur, zou God Zelf ons ook wel weer een land wijzen.
2e. Voorts kwam nu het social gospel (sociale evangelie) bij deze beschouwing, eenigszins verdiept, weer terug. De kerk, die, getuigend, in de wildernis gaat staan, dient zich bezig te houden met alle terreinen des levens. Ook dit spreekt ons toe. Wanneer men echter bedenkt, welk een minimale belijdenis men aan de eenheidskerk ten grondslag legt, di^ alle levensgebieden met haar spreken zal moeten bestrijken, rijzen direct bezwaren. Te meer, omdat men de taak der kerk ten aanzien van 't volksleven ontzaglijk groot denkt. Feitelijk dient de kerk datgene, wat thans door allerlei organisaties wordt ter hand genomen, op den duur over te nemen. Bovendien ga de kerk — zoo zegt men — hierbij niet uit van het beginsel der antithese, opdat het christendom geen partij worde. Neen, de kerk voele zich solidair met het gehee'e volken trekke d e school, .i e vakbeweging, d e jeugd, d e radio, etc, binnen de sfeer van de haar opgelegde verantwoordelijkheid. Dit beteekent niets anders dan dat de oecumenische organisatie her social gospel gaat prediken.
Tegen dezen achtergrond zie men den nieuwen koers in de ned. herv. kerk, die ten nauwste samenhangt met den koers die de kerken en de zending in de gehee!e wereld nemen. Tegen dezen achtergrond zie men de verschillende Raden, die de ned. herv. kerk instelde en de getuigenissen, die ze in oorlogstijrl deed uitgaan. Hiermee hangt ook samen het dwepen met het gezegde: „In den oorlog is de kerk ontdekt!" Op zichzelf zou dit alweer een verheugend feit kunnen zijn. Door den nood gedreven konden menschen zich wederom metterdaad gesteld hebben onder Jezus Christus, den eenigen Bisschop. In feite houdt ontdekken niets anders in, dan dat men in den oorlog zag, dat de kerk flink optrad tegen den bezetter, dat amerikaansche soldaten, die tijdens den oorlog in Oceanië terecht kwamen verbaasd waren over de door de zending gebrachte beschaving onder de christenen'), enz. Hoe verheugend het ook is, dat men ge-
1) H. P. van Dusen geeft In zijn ontstellende boek: „Het Christendom in de wereld" hier verschillende voorbeelden van, die zouden moeten aantoonen, dat de kerk ontdekt was, die echter enkel laten zien, dat de zendelingen en hun bekeerlingen flinke kerels waren en het geld aan hen besteed, nog niet zoo slecht was. Hij Iaat een „officier, een man van wetenschap, en geen lidmaat der kerk" het volgende zeggen: „De mensen zouden een veel betere Indruk krijgen van het geld, dat aan de zending wordt besteed, indien zij hier eens een kijkje konden nemen De mensen, waaronder hier gewerkt wordt, waren nog niet lang geleden koppensnellers. Nu vormen zij een ijverige, eerlijke gemeenschap, die misschien nog wel eens naar ons toe zal moeten komen om ons beschaafd Westelijk halfrond te evangeliseren". A.w. blz. 34. Een ander zegt: „Nu ik weet wat de zending werkelijk betekent, zal ik voortaan met ruime hand geven". A.w. olz. 125. Het zijn wel groote ontdekkingen!
In „Tomorrow is here", gepubliceerd op verzoek van den Internationalen Zendingsraad (!) — een boekje over de Whitby-conferentie, geschreven door K. S. Latourette en W. Richey Hogg — lezen we op blz. 62 de volgende ontboezeming van een journalist, die hier In vertaling moge volgen: „Doorgaans stelt men zich een zendeling voor tos een eenzaam persoon met een bijbel onder den zien heeft, dat het evangelie een kracht kan zijn, die invloed kan hebben op de cultuur — deze sympathie voor de gevolgen der kerstening is waardeloos, als men niet komt tot den vollen Christus. Slechts in Hem, het Hoofd, ontdekt men de kerk. E n h e t is door en door verderfelijk als men op deze tijdelijke sympathie de leer gaat bouwen, dat de kerk nu maar veel zich met het leven moet bemoeien; dat alles om dat doel te verwezenlijken nu maar bij elkaar moet stappen en dat dan de wereld wel zal gelooven. Hier is het optimisme van 1928 ten volle — met versterkte kracht! — terug gekeerd. Het verhumaniseerde evangelie krijgt — vooral ook in de zending — een prachtkans, nu het achter zicb heeft een totalitaire (oecumenische) organisatie.
Zijn dan allen Christus vergeten, die sprak: ee u, wanneer alle de menschen wél van u spreken, want hunne vaderen deden desgelijks den valschen profeten (Lucas 6 : 26). Beseft men dan niet, dat het één zijn, juist slaat op het één-zijn in Christus in het lijden? Een dienstknecht is toch niet meerder dan zijn heer? En waar staat in Gods Woord, dat de kerk — ook als de belijdenis in zake dat Woord niet helder is — zich kerk mag noemen? Waar beveelt Christus de geïnstitueerde kerk méér te doen dan het Woord te prediken?
Toen de intemeeringskampen open gingen, werd direct duidelijk, hoe bovenvermelde gedachten over de kerk en haar taak ingang hadden gevonden. De in de kampen opgestelde rapporten deden hun invloed gelden en conferenties werden belegd.s Het rapport van mr A. de Niet over oecumenische samenwerking en eenheid in Indonesië is van vèrstrekkenden invloed geweest op den verderen gang van zaken. Hierin werd het plan voor de stichting van een Nationalen Christehjken Raad voor Indië ontvouwd, opgezet in denzelfden geest als de andere National Christian Councils in de wereld. Deze Raad zou regelend moeten optreden bij de onderlinge samenwerking. Deze samenwerking zou er ook moeten komen op het-gebied van medischen zorg en literatuur, en van onderwijs en theologische opleiding. Wat dit laatste betreft dacht het plan-de Niet aan plaatselijke lagere opleiding tot goeroe, r e g i o n a l e middelbare opleidmg tot pandita (b.v. te Djokja, Makassar) en c e n t r a l e hoogere opleiding te Batavia. De middelbare opleiding zou van provinciale raden moeten uitgaan, de hoogere van den nationalen raad.
De Nederlandsche Zendingsraad ging 4 Juli 1946 „in algemeenen zin" met dit plan accoord. 16 Juli 1946 stemde het bestuur der prot. kerk met de hoofdgedachten in en 8 Aug. 1946 besloot — zeer progressief ! — „de classis Batavia der-Gere f. Kerken tot dezen Raad officieel to'e t^ t r e d e n". ^) Dit plan werd ook met oecumenische instanties in Geneve, etc. besproken en ook met de nederlandsche zendingsinstanties.
Van 10—20 Aug. 1946 werd te Batavia een conferentie van zendingsarbeiders gehouden, (waar ook verschillende arbeiders der gebonden Geref. Kerken, aanwezig waren), waarop al de in het rapport van mr de Niet aangesneden punten ter sprake kwamen.
De conferentie verklaarde zich van harte voor een „Raad van Kerken en Zending in Indonesië". De taak van dezen raad zou het volgende moeten omvatten:
a. het op gang brengen van het kerkelijk gesprek over dogmatische (confessioneele), kerkrechterlijke en liturgische vragen;
b. het stimuleeren van de theologische opleiding;
e. de zending;
d. het stimuleeren van het christelijk onderwijs;
e. den medischen arbeid;
f. het bestudeeren van vragen van economischen en socialen aard;
g. publiciteit' (pers en radio);
h. jeugdwerk.
De conferentie verklaarde voorts, dat het richtpunt van het oecumenisch samengaan de t o t s t a n d k o m i n g van één kerk in Indonesië moest wezen en dat de band met de wereldkerk zoo hecht mogelijk moest zijn. De toekomstige theologische opleiding dacht de conferentie zich net zoo in als mr de Niet in zijn nota. Het curatorium der theol. hoogere school diende uiteraard benoemd te worden door den raad van kerken en zending. Voorts verklaarde de conferentie zich sterk ervoor, „dat het geheele kerkewerk gericht moet zijn op de leniging van alle nooden van den menseh; als een reflectie van de alles-omvattende bemoeienis van Christus met alle nooden der menschheid". De kerk moet „als een gemeenschap haar dynamische kracht in het volksleven" kunnen volvoeren. In de kerk moet een teeken opgericht worden van het komende Messiaansche rijk waar gerechtigheid en stabiliteit heerscht, mede door coördineering der verschillende „diensten". •') Men moet in de zending komen met een alomvatliende (comprehensive) benadering (approach) van den totalen menseh in elk aspect van zijn verhoudingen.
De twee lijnen, die we in het begin schetsten vinden we bij de bovenstaande besluiten geheel terug.
a. Men komt tot een spreken over de kerk, ja tot zeer kerkelijke daden: opleiding tot den dienst des Woords. Maar in feite is alles zeer on-kerkelijk. Immers — door van geen enkele beperkende bepaling te spreken, drukt men uit dat men met alles wil samenwerken wat zich als kerk aandient. Dit beteekent een legaliseering van het modernisme. Bovendien gaat men met zulke gevaren voor oogen onbevangen inheemschen gezamenlijk opleiden door ze te brengen onder het gehoor van docenten van verschillende confessie, met de expresse bedoeling, dat hierdoor het oecumenisch denken aangewakkerd zal worden.'') „Vrijheid van den menschelijken geest wordt hier toevertrouwd aan de vrijheid van Gods Geest. Wij willen samenwerken als dienaren, van hetzelfde goddelijke Woord. Wij vertrouwen elkander dat wij daarin hoffelijk (dit is een humanistisch begrip) en broederlijk (dit is een christeüjk begrip) zullen samengaan. Dit impliceert, dat wij niet de voortreffelijkheid van onze eigen kerken en theologieën gaan uitbazuinen". ^) Uit deze woorden van den tegenwoordigen rector der Hoogere Theologische School te Batavia, blijkt wel hoe alles erop gericht is om elk vasthouden aan de destijds in eigen kerk aanvaarde belijdenis, vooraf den mond te snoeren. En hoe dit leiden moet tot grootstegemeene-deeer-oppervlakkigheid. Deze doorbraak van belijdenismuren is kerk-afbraak. Het allereerste en allemoodigste wat Indië noodig heeft in dezen revolutionairen tijd is het onverwaterde, volle, scherpe evange ie. Dit oecumenisch opleiden stomp af en delgt het vasthouden aan de belijdenis der reformatie dat er, misschien nog wel meer dan we denken, nog is, langzaam doch zeker uit.
b. Ook de „comprehensive approach", het bestrijken van alle levensverbanden door de kerk, tot den akkerbouw toe (rural reconstruction), brengt de kerk niet vooruit. Weliswaar heeft de methode van zelfstandige hulpdiensten vaak er. aanleiding toe gegeven, dat deze al meer los kwamen te staan van het doel: zendingswerk. Ook is het noodlottig als de staat sociale zorg en onderwijs op de zendingsterreinen tot zich trekt. Verder is het verkeerd als de kerk niet op alle terreinen het licht van het Woord laat schijnen. Christus is Souverein over alles! Christus droeg Zijn kerk op de volken te leeren onderhouden alles wat Hij geboden had. En Zijn gebod bestrijkt elk onderdeel van het 'leven.
Maar met dit gebod beveelt Christus Zijn kerk niet, om zich in de wereld te vertoonen als een organisatie, die alles ter hand neemt en overal in het leven regelend optreedt. Christus beveelt niet, dat Zijn kerk een stichting moet worden ter realiseering eener christelijke cultuur. De a m b t s d r a g e r s der kerk hebben geen opdracht om cultureele lichamen en instellingen beLreffende sociale zorg, onderwijs, landbouw, ziekenhuisverpleging, etc. in het leven te roepen"). Christus gaf een afgebakende en toch ook weer zeer groote opdracht aan de kerk: Predik het Woord! Deze taak is tot de wederkomst van Christus toe nooit; volbracht. De kerk heeft daar al haar kracht op te concentreeren. Gaat ze buiten haar opdracht om, dan leidt dit steeds — de kerkhistorie is er het bewijs van! — tot verwaarloozing en vervlakking van haar eenige taak: de Woorddienst, die dan tevens hoe langer hoe meer gehumaniseerd wordt. Bovendien heeft een verkerkelijking van allerlei arbeid steeds de hiërarchie bevorderd en de gemeente onmondig gemaakt. Het ambt. aller geloovigen, niet het bizondere ambt, heeft de roeping om op de zendingsterreinen te pogen allerlei cultureelen of medischen nood te lenigen. En zoodra er inlandsche gemeenten komen, wordt daar het ambt aller geloovigen geroepen zich te beijveren voor het welzijn van het volk. Maar de zendeling, de kerkeraad, •houde zich strak aan Christus' bevel: prediken. Door het Woord komt de Geest-tot Zijn comprehensive approach (alomvattende benadering) van den menseh (D. L. R. III/IV, art. XII en XVH). Laat ons aan de kracht (efficacia) van het Woord nooit twijfelen!
Dit korte overzicht van de voorgeschiedenis van de
«onferentie van Makassar, waarover hierna iets ge-.zegd zal worden, was noodzakelijk. Allereerst om het totstandkomen van deze conferentie en haar besluiten Tjeter te begrijpen. Maar ook om de aandacht erop te vestigen hoe de afbuiging van Gods Woord in de zending ongeremd verder gaat. Ook wij hebben schuld ten aanzien van Indië. Immers zelf hebben wij de kerk, ons aller moeder, te laat ontdekt en daarom voor den oorlog verzuimd om krachtig Indië terug te roepen van de veelgeprezen breedheid, die in werkelijkheid verval was. De beste wijze om onze schuld aan Indië • af te lossen is: thetisch in woord, maar vooral metterdaad de juiste richting aanwijzen, die de reformatorische zending gaan moet.
arm, ergens in de wildernis. En veel menschen denken, dat geven aan de zending neerkomt op geld weggooien. Doch de zendelingen, die wij gezien hebben, zijn er niet maar op uit om enkelingen te bekeeren om die aan het getal der kerk toe te, voegen. Ze hebben een geheel programma van socialen arbeid, medische zorg en opvoeding. Te zien, dat in vreemde landen het werk (der zending) betrekking heeft op werkelijke kerken (die worstelen) met werkelijke vraagstukken, is nieuws voor ons". De bijbel heeft ons dergelijke ontdekkingen voorspeld: ls de wereld het hare herkennen gaat (Joh. 15 : 19; 1 Joh. 4 : 6).
Het oordeel over de figuur van den vroegeren zendeling zal wel niet veel verschillen van het oordeel dat de antieke wereld over Paulus zal hebben gehad: a lone Individual with a Bible under his arm.
2) Ds J. C. Hoekendqk, Zending in Indonesië, hlz. 11, 12.
3) A.w. blz. 91 e.v.
4) A.w. blz. 67 e.v.
5) A.w. blz. 74.
8) Met deze kwesties hangen de bezwaren tegen de huidige zendingsorde, die medischen dienst en schooldlenst van de kerk doet uitgaan, nauw samen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 november 1948
De Reformatie | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 november 1948
De Reformatie | 12 Pagina's