De helende functie van het pastoraat
I
1. Het thema 'de helende functie van het pastoraat' wordt beschreven door Clebsch en Jaeckle.' Deze uitdrukking maakt deel uit van hun algemene definitie van pastorale zorg: "The ministry of the cure of souls, or pastoral care, consists of helping acts, done by representative Christian persons, directed toward the healing, sustaining, guiding, and reconciling of troubled persons whose troubles arise in the context of ultimate meanings and concerns."2 3 Clebsch en Jaeckle definiëren helen als "that function in which a representative Christian person helps a debilitated person to be restored to a condition of wholeness, on the assumption that this restoration achieves also a new level of spiritual insight and welfare."4 Ze spitsen dit als volgt toe: "Pastoral healing, thus, involves recuperation from a specific ill, but it is distinguished by the fact that it regards cures as advancements in the soul's ability to reckon on illness and health as experiences fraught with spiritual significance. Pastoral healing may take place by means of the impartation or application of curative agents and actions, or by means of the elicitation of spiritual attitudes and actions from the person seeking to be healed." De helende functie wordt in één adem genoemd met de steunende, de begeleidende en de verzoenende functie van het pastoraat. Deze vier functies zijn om zo te zeggen de vier hoeken waaruit de wind van het pastoraat waaien kan.
1.1 Clebsch en Jaeckle bieden een bloemlezing van krachtige teksten uit de geschiedenis van het pastoraat. Hun inleiding verdeelt deze geschiedenis in acht tijdvakken. Elk tijdvak wordt door één van de genoemde functies getypeerd. De andere drie functies spelen in elke episode een ondergeschikte rol.
1.2 Het meest intrigerende van het boek is, vind ik, dat de auteurs constateren dat de periode vanaf het einde van de achttiende, begin negentiende eeuw tot het moment van schrijven, de jaren zestig van deze eeuw, niet getypeerd kan worden. Eigenlijk kan er nauwelijks zinvol gesproken worden over een nieuw tijdperk. Ze zeggen er zelf het volgende van: "Since the dawn of a new awareness of man, traceable to seminal thinkers of the nineteenth century like Dostoyevsky and Freud but fully articulate only in our own era, we have witnessed the rise of non-pastoral professions capable of healing, sustaining, guiding, and reconciling troubled individuals. In this circumstance, the ministry of pastoral care has fallen into the position of a junior partner to many other helping professions. The reaction to this circumstance of pastoring has been to raise serious questions about its own validity while at the same time borrowing techniques from psychology, law, medicine, education, and social work. These questions and borrowings indicate that ours is indeed a time of transition, and that as yet no new pastoral pattern has emerged with sufficient strength to warrant designating our time as a new epoch."5
1.3 In de praktische theologische doordenking van het pastoraat, de poimeniek, ook hier te lande heeft het boek van Clebsch en Jaeckle doorgewerkt. Het meest markant is die invloed aanwezig in het werk van Gerben Heitink.7 8 9 10 11
II
2. De vraag die gesteld kan worden is, of er - dertig jaar na het verschijnen van dit boek - nog steeds geen nieuw 'pastoral pattern' is opgekomen met voldoende kracht "tot warrant designating our time as a new epoch."
2.1 In antwoord hierop kan gesteld worden dat 'onze tijd' in culturele zin niet modern, maar post-modern is geworden. Tevens kan worden opgemerkt dat deze postmoderniteit uitdaagt tot pastoralisering ook van de hulpverlening, ook de psychische. Mijn voorstel zou zijn om inderdaad van de dageraad van een nieuw pastoraal tijdperk te spreken, en om daarbinnen pastoraat naar zijn helende functie te typeren.
III
3. Post-moderniteit is een verzamelbegrip van allerhande uitingen waarin het besef doorklinkt dat de moderniteit bij lange na niet gedaan heeft wat ze pretendeerde te doen, maar dat ook niet kan.12 Dat maakt van die uitingen overigens niet, dat ze niet toch ook modern genoemd zouden kunnen worden. In ieder geval valt op dat postmodernen zelf post-moderniteit zouden willen kunnen blijven opvatten als een 'intramodern' verschijnsel. In feite ontkrachten ze de moderniteit met haar eigen middelen. Ze onthullen dat de moderniteit het moest hebben van de werkzaamheid van haar schijn, en gaan zelf met die schijn aan de haal.13 14 15 T.V.- en multi-media-gebruik bestendigen deze virtualisering.16
3.1. Moderniteit is een aanduiding voor alle varianten van een cultureel bewustzijn waarin de maakbaarheid en de beheersbaarheid van het menselijk leven en samenleven buiten God om principieel voor mogelijk gehouden wordt door middel van de menselijke rede in het gewaad van wetenschap, techniek en organisatie.17 18 Soms wordt moderniteit verbonden aan de Verlichting. Soms wordt het begin van de moderniteit gekoppeld aan het filosofisch werk van Rene Descartes dat aan de dingen hun de toekomst ontnam.19 Het zijn en voortbestaan van de dingen kon afdoende verklaard en afgeleid worden uit hun ontstaansgeschiedenis, en niet meer tevens uit de hen wenkende toekomst.
3.2. Post-moderniteit legt zich ironisch neer bij de toevalligheid en het ontbreken van zin van het menselijk leven en samenleven, die zij als gefragmenteerd opvat.20 Brokstukken, ervaringen en opvattingen en gedragingen, kunnen ook binnen het leven van één enkel individu volstrekt aan elkaar tegengesteld zijn.21 Waarheid, eenheid en werkelijkheid zijn uit het post-moderne woordenboek geschrapt.22 Voorzover gezondheid binnen de geneeskunde duidt op eenheid en heelheid, blijkt een moderne beantwoording van de vraag wat psychische gezondheid is, een onmogelijke opgave 23 24
IV
4. Volgens sommigen, en ik sluit me bij hen aan, drijft post-moderniteit uit tot spirituele vragen en spiritualiteit.25 Hoewel het post-modern is om te stoppen met zoeken van zin in eigen binnen-menselijke mogelijkheden, lijken post-modernen dit afhaken niet te kunnen volhouden, en opnieuw op zoek te gaan naar zin, maar dan in buitenmenselijke mogelijkheden.26 Het ontbreken van zin wordt beleefd als verveling en leegte.27
4.1. Binnen de psychische hulpverlening is opgemerkt dat sommigen komen vragen om hulp bij verveling en leegte.28 Het intrigerende aan deze hulpvragenden is, dat zij soms helemaal geen objectiveerbare psychiatrische aandoening, of zelfs maar een persoonlijkheidsstoornis vertonen.29 Deze hulpvragen kunnen niet worden gepsychetiseerd, maar worden aangeduid als zingevingsvragen die appelleren aan spiritualiteit. 30 31 32 Juist doordat deze vragen ontspruiten aan een post-modern levensgevoel, zal de bereidheid om de antwoorden in de moderniteit te zoeken, gering zijn. Oplossingen liggen daardoor eerder buiten de moderne schijnwereld van wetenschap, techniek en organisatie. Gevaar hierbij is wel dat met het badwater van de moderne schijn, ook het kind van de menswetenschappen weggegooid wordt. Als post-moderne zingevingsvragen moeten leiden tot on-moderne antwoorden, dan liggen die antwoorden niet meer binnen het bereik van de hantering van wetenschappelijk gefundeerde methoden en technieken binnen een goed georganiseerde psychische hulpverlening alleen.
V
5. Waar zouden deze hulpvragenden beter terecht kunnen dan in het pastoraat, dat immers een helende functie kan worden toegedicht? Ligt in die functie niet het antwoord op verveling en leegte als belevingen van het gemis aan samenhang in een verbrokkeld bestaan, besloten? Maar hoe kan het pastoraat dan helend zijn?
5.1. Pastoraat kan, zou ik zeggen, alleen helen door de fragmenten van de scheppingsstructuur van het bestaan van mensen te richten boven deze fragmenten uit op God, de Drie-Enige, Vader, Zoon en Heilige Geest, uit Wie, door Wie, maar ook tot Wie alle dingen zijn.33 34 35 Pastoraat heelt, om zo te zeggen, directief, middels directieven, heenwijzend naar God in Wiens naam alle hulp is, en dient aldus als integratief moment in de hulpverlening.36 37 Een post-moderne tijd vraagt minimaal om een pastorale inbedding van hulpverlening, ook de psychische, waarbij het pastoraat zich helend dient op te stellen.
5.2. Gezondheid, het richtpunt van hulpverlening, blijkt daardoor een 'staat' die zich voor het eerst na de jongste dag ten volle doet gevoelen. Gezondheid is in eerste aanleg een religieus begrip, en duidt op een toestand van eeuwige blijdschap, waarin mensen nu al, in dit leven, iets voelen, terwijl zij toch weten dat ze na dit leven pas volmaakt gelukkig zullen worden. Dan zullen zij God voorgoed danken en vereren om dat geluk, dat mensen nooit zouden hebben uitgedacht.38 Elke succesvolle verlening van hulp is hiernaar een vingerwijzing, maar heft de gebrokenheid slechts tijdelijk en ten dele op: Lazarus stierf opnieuw.
VI
6. De problematisering van het thema 'psyche en geloof lijkt tegen de achtergrond van de post-moderniteit verklaard te kunnen worden uit behoefte aan de profilering van pastoraat naar zijn helende functie. De moderne macht van de wetenschap, en daarmee van de menswetenschappen die de psychische hulpverlening aansturen, taant. Het is steeds lastiger vol te houden dat het psychische een soort van los te verkrijgen, reparabel apparaat is, dat tot aan de grond kan worden afgebroken en opnieuw geconstrueerd. Het lijkt m.n. in sectoren van de psychische hulpverlening die geen uitdrukkelijke godsdienstige identiteit koesteren, belangrijk een pastoraal werker, iemand die ook vragen van existentiële aard aan de orde stelt, in het behandelteam te hebben. Deze dient zich als een volwaardig teamlid op te stellen.39
6.1. De individuele christelijke hulpverlener, al of niet in identiteitsgebonden instellingen voor psychische hulpverlening, hunkert naar toerusting door het pastoraat naar zijn helende kant. In orthodox gereformeerde kringen levert deze hunkering eerder een frustratie op, omdat pastoraat daar zich nauwelijks bewust is van zijn eigen mogelijkheid tot een positieve bijdrage aan de gezondheidstoestand van mensen.40 Mogelijke verklaring voor deze desinteresse zou kunnen zijn, dat dit pastoraat zich nog te zeer verkijkt op de moderne pretenties van hulpverlening. In bevindelijk gereformeerde kringen levert het verlangen naar toerusting door het pastoraat naar zijn helende functie aanzienlijk minder frustraties op, alhoewel ook pastoraat daar zich nauwelijks bewust is van haar mogelijkheid om gezondheid van mensen te begunstigen. Denkbare uitleg daarvoor is dat de moderniteit als cultuurkracht in deze kringen betrekkelijk weinig kans heeft gehad, waardoor men zich van het psychische toch al weinig voorstelde, of dit soms vereenzelvigde met het sociale of meer nog met het spirituele. In meer vrijzinnige, al of niet gereformeerde kringen, is de helende functie van het pastoraat wel in cultuur gebracht, maar maalt men er niet om om het spirituele tot het psychische te herleiden. Pastoraat is daar zo ongeveer op moderne wijze uitgezuiverd tot psychotherapie. Daarmee schiet die individuele psychische hulpverlener, die kennis zou willen opdoen aan de helende functie van het pastoraat dus maar weinig op. In evangelische kringen is de helende functie van het pastoraat wel in cultuur gebracht, maar neemt men het psychische volledig op binnen het spirituele. Psychotherapie is daar pastoraat. Psychopathologie is daar hamartologie, dat is zondeleer.41 In nietchristelijke therapeutische kringen lijkt zinontvangstproblematiek veel meer aan de orde te zijn, dan publiekelijk bekend wordt gemaakt.42
6.2. Kernprobleem voor de individuele christelijke hulpverlener die wil leren van de helende functie van het pastoraat, is, hoe hij voorkomt géén onderscheid te maken, en géén samenhang te zien tussen het psychische en het spirituele, en - bij gebrek aan ontwikkeling van de helende functie van het pastoraat in orthodox en bevindelijk gereformeerde kringen - het spirituele zou inlijven in het psychische. De helend pastorale inkleuring van zijn psychische hulpverlening lijkt hij, zou ik willen beweren, in ieder geval op persoonlijke titel te kunnen doen.43
6.3. Het verdient aanbeveling dat de 'dwarsverbinding' tussen pastoraat en psychische hulpverlening op systematische wijze in kaart wordt gebracht, en de ontwikkeling van de helende functie van het pastoraat krachtig wordt geactiveerd. Voorzover deze psychische hulpverlening de psychiatrie is, zou een dergelijk in kaart te brengen kennis- en praktijkveld de naam 'pastorale psychiatrie' kunnen krijgen.
VII
7. De helende functie van het pastoraat is binnen en buiten christelijke kring een hoogst actueel thema, dat zinspeelt op de aanpak van zinontvangstproblemen, die in een moderne cultuur ongearticuleerd konden blijven, maar dat niet in een post-moderne cultuur kunnen blijven en daarna des te minder zullen blijven.
Drs J.W.G. Meissner (1959) is psychiater en filosoof. Adres: Toon Slurinkhof 26, 8264 DC Kampen.
Noten:
1. Clebsch, William A., en Charles R. Jaeckle (1967) Pastoral Care in Historical Perspective Harper & Row: New York..
2. A.w., p.4.
3. De auteurs vermelden bij deze definitie dat 'healing, sustaining, and guiding have been delineated and discussed by Seward Hiltner, Preface to Pastoral Theology Abingdon Press: Nashville, p. 89-172. Althougt indebted to Hiltner. we have developed our own meanings for these terms.' A.w., p.4.
4. A.w., p.8.
5. A.w., p.14.
6. Deze uitspraak roept de herinnering wakker aan een artikel over de typering van de ontstaansgeschiedenis van de psychische hulpverlening als de verdringingsgeschiedenis van het pastoraat: Vandermeersch, P. (1979) De religie en het ontstaan van de psychiatrie Tijdschrift voor Theologie, 19, p. 329 - 351.
7. Heitink, G. (1977) Pastoraat als hulpverlening Inleiding in de pastorale theologie en psychologic. Kok: Kampen. 8. Heitink, G. (1983/1993) Gids voor het pastoraat Kok: Kampen.
9. Heitink, G. (1993) Praktische Theologie Geschiedenis, theorie, handelingsvelden; Handboek Praktische Theologie, Kok: Kampen, p. 256 - 257.
10. Heitink, G. en J. Veenhof (1990) Heil, heling, gezondheid Meinema: 's-Gravenhage.
11. Het is opmerkelijk dat G. Heitink in zijn Gids voor het pastoraat de helende functie definieert als 'de mogelijke positieve gevolgen, die pastoraat kan hebben met betrekking tot de gezondheid en het welzijn van mensen in de ruimste zin van het woord' (p. 34), terwijl hij in zijn Praktische Theologie stelt: 'De helende functie (healing) verbindt pastoraat met verschillende vormen van psychotherapie. De Rogeriaanse wijze van pastorale counseling vindt langs deze weg toepassing.' (p. 256).
12. "Dc postmoderne opvattingen vormen een reactie op het modernisme, waarin de optie van het coherente ego op de voorgrond staat. De postmodernen onderstrepen juist de moeilijkheidsgraad en soms de onmogelijkheid om coherent te zijn. Dynamiek en diversiteit worden benadrukt. Je creëert jezelf opnieuw en wordt gecreëerd in een voortdurend proces van betekenisverlening binnen verschillende contexten in heden, verleden en toekomst". In: Verslag ISP (1994), presentatie mw. Reijmers over ISP met betrekking tot borderlineproblematiek, p. 3 - 8.
13. De waan van de Verlichting, de waarheid van het post-modernisme, een interview met Nicholas Wolterstorff, Beweging, jrg. 52, nr. 3, 1988, p. 53 - 55.
14. Wolterstorff. N.P. ( 1988) The project of a Christian university in a postmodern culture, inaugurele oratie, VU Uitgeverij: Amsterdam.
15. Meissner, J.W.G. (1994) Gezondheid als hoogste goed Over de waardigheid van de medicus; ongepubliceerde lezing voor de Gereformeerde Artsen Vereniging.
16. A.w.
17. Het dwepen met moderniteit kan voor mijn part modernisme genoemd worden. 18. Riessen, H. van (1971) Mondigheid en de machten Buijten & Schipperheijn: Amsterdam.
19. Zie b.v. Berg. J.H. van den (1995) Metabletica van God Pelckmans. Kok Agora: Kapellen. Kampen.
20. Een interessante tegenhanger in de bouwkunde is de onmiskenbaar post-modeme woonwijk Kattenbroek te Amersfoort, vol van 'citaten' uit de bouwkunst, waar deze ironie zichtbaar is in onder meer kasteelwoningen en ruïne-woningen.
21. Voor Jean-Francois Lyotard is het post-modernisme niet iets nieuws, dat na het modernisme komt. maar een radicale uitwerking van een kritische lijn binnen de moderne filosofie zelf. Lyotard verzet zich tegen het totalitaire aspect van het moderne denken. Hij keert zich tegen het moderne denken, in zoverre dit meent een bepaald maatschappijtype te kunnen legitimeren vanuit de wetenschap, vanuit nonnen (al dan niet communicatief gefundeerde ) of vanuit een filosofie van de geschiedenis, zoals het idee dat de rede zich verwerkelijkt of dat de mens of de arbeider zich emancipeert. Het postmodernisme houdt in dat men het geloof in dergelijke legitimaties laat varen. Bron: Woordenboek Filosofie. Harry Willemsen red. (1992) Van Gorcum & Comp: Assen.
22. Het eclecticisme dat meent te theoretiseren door gebruik te maken van fragmenten van bestaande theorieën, riekt naar post-modernisme. In de psychische hulpverlening is het zgn. Neuro-linguïstisch Programmeren een lollig post-modern soepje van noga, limonade en pindakaas. Afgevraagd kan worden of, en zo ja, in hoeverre de diagnose 'dissociatieve identiteitsstoornis' (voorheen: multiple persoonlijkheidsstoornis), en ook de therapeutische techniek van het zgn. "Griekse tempelkoor", waarin een therapeut veelal tegengestelde opinies van collegae doorgeeft aan een patiënt, inspelen op dit post-moderne levensgevoel.
23. Meissner. J. W.G. (1991) Wat is psychische gezondheid? Eindreferaat ter afsluiting van de drie basisjaren van de opleiding tot psychiater, Academisch Ziekenhuis Utrecht.
24. Opmerkelijk is de moeite met de definiëring in de studies van Ridder, D. de, (1990) Determinanten van psychische gezondheid NcGv: Utrecht, en van Kaassenbrood, A., (1991) Stofjes voor discussie: over biologische determinanten van psychische gezondheid NcGv: Utrecht.
25. Bulhof, Ilse (1995) Van inhoud naar houding Kok: Kampen. Dit boek toont onder meer dat postmoderniteit ruimte biedt aan multi-religiositeit waarin ook opnieuw plaats is voor traditionele vormen van spiritualiteit.
26. De zgn. constructionele gedragstherapie lijkt aan te sluiten bij deze notie.
27. Camp, L.A.M. van der (1992) De kracht van de leegte. Verveling in spiritueel, cultuur-historisch en filosofisch perspectief dissertatie in de filosofische faculteit te Nijmegen. Uitgave in eigen beheer.
28. Meissner, J.W.G. (1992) Zin in zorg Publicatie RIAGG Oostelijk Utrecht: Amersfoort.
29. A.w., p.14.
30. Onder psychetisatie versta ik het conceptualiseren van alle niet-fysieke verschijnselen van de individuele mens in termen van technisch gereedschap. S. Freud refereerde aan de stoommachine. Russelman, G.H.E. (1983) Van James Watt tot Sigmund Freud. De opkomst van het stuwmodel van de zelfexpressie. Dissertatie, verdedigd aan de VU, Van Loghum Slaterus: Deventer. Vroon, P. en D. Draaisma (1985,) De mens als metafoor - Over de vergelijking van mens en machine in filosofie en psychologie Ambo: Baam. Peursen, C.A. van (1987) Een dichterlijk verhaal: deze wereld In: Het leven is meer dan ethiek: studies aangeboden aan prof dr G. Th. Rothuizen, Kok: Kampen, p. 94 - 101. Heden ten dage wordt gepsychetiseerd in computertechnologische termen. Plattel, M.A.D. (1986) Een paradigmatische verandering van het wereldbeeld - Communicatiesystemen versus mechanische systemen Tilburg University Press: Tilburg.
31. Wal. G. van der, en F.C.L.M. Jacobs (red.) (1992) Vragen naar zin Ambo: Baarn.
32. Deze aanduiding 'zingevingsvragen' draagt een modernistisch karakter, omdat ze suggereert dat zin van binnenuit maakbaar zou kunnen zijn en gegeven zou kunnen worden. Zin is eerder iets dat geopenbaard, en daardoor eerder ontvangen moet worden. Men zou dus beter van 'zinontvangstvragen' kunnen spreken.
33. Zie ook: Smit, M.C. (1959) Cultuur en heil (Rede uitgesproken bij de viering van het 7e lustrum der Oratorische Vereniging A.G.O.R.A. van het Studentencorps aan de Vrije Universiteit op 10 november 1959) [geen uitgever], 32 pp.
34. Het verband tussen post-moderniteit en een directief pastoraat wordt krachtig bepleit door Hart, H. (1989) Setting our sight by the morningstar Reflections on the role of the Biblc in post-modern times, Metropole Litho Inc.: Montreal. C.A. van Peursen merkt op: "MorningStar wil! turn out to be very valuable. Itspeaks the language of the reader and at the same time makes the language speak anew with accents on directives rather than fixed rules, and on infallibility as essentially reliability."
35. Dit "tot Wie" verleent de dingen - in tegenstelling tot de moderniteit - hun toekomst.
36. Dit element is terug te vinden in vraag en antwoord 49 van de Heidelbergse Katechismus: Hebben we er ook voordeel bij, dat Christus naar de hemel is gegaan? Ja want daar, bij z'n vader, 'pleit hij voor ons' ( 1 Joh 2,1 ). En omdat hij, een mens als wij, al in de hemel is, is dat een garantie, dat wij er ook zullen komen: wij horen immers bij hem! En bij wijze van voorschot daarop, heeft hij ons z'n Geest gegeven. Door die Geest blijven we niet meer stilstaan bij aardse dingen, maar krijgen we aandacht voor hemelse dingen. Want daar in de hemel is Christus, bij God. Uit: Wierenga, L. (1978) De Heidelbergse Katechismus in het Nederlands van nu De Vuurbaak: Groningen.
37. Voorzover er behoefte is aan een bijpassend mensbeeld zou in dit verband de mens het beste kunnen worden voorgesteld als een groot orkest met vele leden onder wie de dirigent die ook zelf in het orkest meespeelt. De dirigent die zelf meespeelt met de overige orkestleden, is het zinnebeeld van de spiritualiteit van de mens.
38. Dit belijdt de gelovige in de zgn. 12 artikelen van het geloof: Ik weet dat ik eeuwig zal leven.
39. Interview met H. Hesta. In: Tijdschrift voor Geestelijke Gezondheidszorg en Pastoraat rubriek: Heil en zegen, oktober 1995, p.8.
40. Ruijter. C.J. de (1994) Pastoraat in de breedte In: De Reformatie jrg. 69/17. p. 338-340. Dit artikel is merkwaardig genoeg volledig geënt op de schematiek van Clebsch en Jaeckle, doch laat de helende functie van het pastoraat onvermeld.
41. Adams. J.E. (1970) Competent to Counsel Baker Book House: Grand Rapids.
42. Tijdens een congres van het Psychiatrisch Ziekenhuis Amsterdam op 1 maart 1996 over het S.S.K.K.- model (de afkorting staat voor Steun, Stress, Kracht en Kwetsbaarheid) stuitte ik in de wandelgangen op meerdere collegae die, werkzaam binnen de hoofdstedelijke grachtengordel, verklaarden dat hun patiënten voor het overgrote deel kampten met zingevingsproblematiek c.q. hun toekomst. (Zie ook voetnoot 19) Elke collega merkte daarbij op hiermee niet in de openbaarheid te willen treden, omdat ze vreesden voor 'stadsgek' te worden versleten.
43. Deze bewering ontleen ik aan een waarneming van A.W.M. Mooij (1988) in zijn boek De psychische realiteit Over psychiatrie als wetenschap. Boom: Meppel, Amsterdam. Citaat: 'De geneeskunde is zo gebouwd op twee sporen waarvan het ene, als wetenschap, de psychische realiteit uitsluit en het andere, als praktijk, deze in zich besluit zonder hiervan een adequate theorie te kunnen geven.' Mooij ziet dat binnen de geneeskunde, als gevolg van een proces van buitensluiting door middel van toepassing van natuurwetenschappelijke schema'sen methodieken op klachten van patiënten, de psychiatrieontstond naast de somatiek. De somatici ontlenen echter slechts aan hun eigen persoonlijkheid de optie om ook psychisch hulp te verlenen, of moeten die psychische hulp inhuren. Helend pastoraat ontstaat, opnieuw, als gevolg van toepassing van psychiatrische schema's en methodieken op klachten van patiënten. Somatici en psychiaters, en onder hun eindverantwoordelijkheid ook andere psychische hulpverleners, ontlenen evenzeer aan hun eigen persoonlijkheid de optie om ook pastorale hulp te verlenen, of zullen die pastorale hulp moeten inhuren.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1996
Radix | 56 Pagina's