„Ik ben niet van de knuffeloecumene”
In deze artikelenserie wordt iedere maand de schijnwerper gericht op iemand die vaak in het nieuws is of was. Vandaag: monseigneur Gerard de Korte, bisschop van het bisdom Groningen-Leeuwarden.
Hij heeft nogal wat kwalificaties en bijnamen. En die hebben allemaal gemeen dat ze een link leggen met de meer dan goede contacten die de bisschop heeft met zijn protestantse geloofsgenoten. „Ik schaam me daar niet voor, want de oecumene heeft de liefde van m’n hart. De warme contacten met protestanten doen overigens niets af aan mijn verbondenheid met de katholieke kerk en met Rome.”
Intelligent, hartelijk, erudiet, communicatief. Een bruggenbouwer. Er is een waaier van kwalificaties die van toepassing zijn op monseigneur dr. G. J. N. de Korte, zoals zijn visitekaartje hem noemt. Dat hij hartelijk is, bewijst hij door de manier waarop hij zijn bezoek tegemoet treedt. Eerst is er een uitnodiging voor de lunch. Als dat om agendatechnische redenen niet mogelijk is, wordt er alvast een lunchpakket geregeld.
Aan tafel schenkt hij zelf koffie en thee en serveert hij de koekjes. Meerdere soorten koekjes, want hij blijft toch rooms-katholiek en het presenteren van één soort koekjes vinden ze in de Romana typisch protestants. Al dienend maakt hij in wat losse zinnen duidelijk dat hij heel goed de weg weet in het sterk verkavelde protestantse land. Hij kent kerkverbanden en bewegingen. Zoomt moeiteloos in op stromingen en flanken in die kerkgenootschappen. En aarzelt niet om aan die stromingen ook wat namen te koppelen van voorgangers.
Ongetwijfeld heeft de betrokkenheid op het protestantisme te maken met zijn afkomst. Hij groeide op in een goed katholiek gezin dat woonde in Vianen. „En dat is natuurlijk een heel ander gebied dan Brabant of Limburg.” Sinds 2008 is hij, met standplaats Groningen, bisschop van de noordelijke provincies. „En hier zijn wij in de minderheid. Een kleine groep, zeg maar gerust.”
Het oecumenische polderen zit hem in de genen. Hij studeerde geschiedenis aan de universiteit van Utrecht. En ook tijdens de geschiedenisstudie was er al een voorliefde voor de theologie, waarin hij later verder studeerde. Hij promoveerde in 1994 op het ”Pastoraat van de verzoening” en bestudeerde in dat kader het werk van de niet al te bekende protestantse theoloog Eduard Thurneysen. Een man die beïnvloed was door het denken van de theoloog Karl Barth.
Bent u een geestverwant van Barth?
„Ik ben geen barthiaan. Maar ik ben het wel met hem eens als hij spreekt over de gerealiseerde verzoening en dat we de mensen moeten vertellen dat ze verlost zijn. Wat kunnen we de mensen anders vertellen dan dat?”
De Bijbel zegt: „Laat u met God verzoenen.”
„Zeker, maar alleen door het werk dat volbracht is door Christus. We raken hier ook direct al aan een verschil tussen rooms-katholieken en sommige protestantse stromingen. In onze kerkdiensten staat niet de prediking, maar de eucharistie centraal. En dat is niet het opnieuw offeren van Christus, zoals ons wel verweten wordt. Dat offer is eenmalig. Maar de eucharistie stelt Christus present. En in de eucharistie wordt mij van Godswege aangezegd dat de verzoening gerealiseerd is. Het is voor mij een grote troost te mogen weten dat het verzoend zijn niets te maken heeft met mijn gevoel. Want dan is het er soms, maar vaak ook niet. In Christus ligt de verzoening echter vast.”
Raak je dan niet aan de alverzoening?
„Nee, zeker niet. De alverzoening is een grote ketterij. De hóóp op de alverzoening is dat trouwens niet. Ik weet dat God mijn verantwoordelijkheid serieus neemt. Maar ik hóóp dat Hij Zijn liefde nóg serieuzer neemt.”
Er wordt van u gezegd dat u wel protestants zou kunnen zijn.
„Ik ben een katholiek met een grote belangstelling en liefde voor de Reformatie. De overeenkomsten tussen ons zijn veel groter dan de verschillen. Daar ben ik van overtuigd.”
Wat vindt u minder goede eigenschappen van protestanten?
„Hun neiging tot breken en splitsen. Als er onenigheid is, beginnen ze te gemakkelijk een eigen kerk, vind ik. Dat gebeurt in de Rooms-Katholieke Kerk niet. Ondanks dat er ook in onze kerk stromingen zijn. En, laat ik eerlijk zijn: katholieken hebben eerder de neiging gewoon te verdwijnen dan om een eigen gemeenschap te stichten.”
De oecumene is uw grote liefde. Maar u zegt ook niet te houden van de knuffeloecumene.
„Nee, want dat is een eenheid waarbij de verschillen tussen haken worden gezet. Dan is er ook geen dialoog meer. En juist die dialoog moet gevoerd worden. Om uiteindelijk te leiden tot iets. Want als we écht geloven dat het lichaam van Christus één is, dan zullen we ook moeten streven naar vormen van zichtbare eenheid.”
Bent u positief over dat streven naar eenheid?
„Als ik zie dat Rome en Reformatie 500 jaar lang uit elkaar zijn gegroeid en als ik vervolgens kijk naar wat er in de afgelopen 50 jaar is gebeurd om tot elkaar te komen, dan ben ik niet negatief. We ontmoeten elkaar, hebben overlegstructuren. Ik zit regelmatig om de tafel met mensen uit de Protestantse Kerk in Nederland en kleinere protestantse kerken. En we hebben daarbij ook ontmoetingen waar we helemaal niet over leerstellingen praten, maar over ons persoonlijke geloof. Over zaken die ons bemoedigen.
Tegelijk is het duidelijk dat op de punten van kerk, ambt en sacrament er grote verschillen zijn tussen rooms-katholieken en protestanten. Die moeten we niet wegmoffelen, maar eerlijk benoemen.”
Niet lang geleden stelde kardinaal Eijk dat alle vervloekingen die door het concilie van Trente werden uitgesproken over de protestanten nog recht overeind staan.
Glimlachend: „Ik hoopte al dat we ook daar even over zouden kunnen praten. Want ik denk dat die discussie niet helemaal goed gegaan is. Je moet namelijk ook kijken naar de historische context van Trente. Die uitspraken zijn toen gedaan en die zijn niet herroepen. Tegelijk is er voortgang in het kerkelijke spreken. Zo was er in 1999 de verklaring over de rechtvaardiging vanuit onze kerk. Er is in dat opzicht dus duidelijk sprake van voortgaand spreken van de Rooms-Katholieke Kerk.”
Het Lutherjaar, 2017, zou een prachtige gelegenheid zijn voor eerherstel voor Maarten Luther.
„Met zijn sterven is zijn excommunicatie al opgeheven. Ik bedoel dat serieus. Het oordeel over een overledene is niet aan de kerk, maar aan God. Ik denk dat een formeel eerherstel er nú niet in zit. Wel werken we hier in Nederland intensief samen met protestanten in het kader van 500 jaar Reformatie. We zullen rond die tijd ook met een verklaring komen, zowel naar onze eigen kerken als naar de buitenwereld. Want daar, in de secularisatie, ligt natuurlijk de echte crisis van dit moment.”
Kunt u die crisis omschrijven?
„Het is de democratisering van de religieuze twijfel, de onzekerheid. En de vraag of God eigenlijk wel bestaat. Heeft Hij óns geschapen of hebben wij Hém geschapen?”
U bent in ons land woordvoerder geweest in de zaak van het kindermisbruik in de Rooms-Katholieke Kerk. Wat deed die zaak met u?
„Ik heb veel ontmoetingen gehad met mensen die misbruikt waren. Soms schaamde ik me zo diep dat ik echt letterlijk onder de tafel wilde kruipen. Hoe kan dit? Hoe kunnen mannen –en ook vrouwen– van God dit doen? Het was een anti-evangelie van een ongekende omvang.”
De Heidelbergse Catechismus zegt, in dit kader, dat de mens van nature geneigd is God en zijn naaste te haten.
„Ik spreek liever over de fundamentele gebrokenheid van de mens. Dat is minder massief en het laat ruimte voor het vele goede dat er óók in de mens is.”
Op dit moment worstelen veel christenen met de crisis rond de vluchtelingen. Hoe moet de kerk zich volgens u opstellen?
„Als de barmhartige Samaritaan. Tegelijk moeten we de angst van mensen voor zo veel vreemdelingen pastoraal gezien serieus nemen.”
Bent u bang voor de islamisering van Europa?
„Nee. Er wonen zo’n 500 miljoen mensen in Europa. Op dat getal stellen 1 miljoen vluchtelingen natuurlijk niets voor. Ik vind mevrouw Merkel buitengewoon moedig. Sta als christen eens wat steviger op je benen. Besteed eens wat meer aandacht aan je wortels. Het Evangelie maakt ons heel duidelijk dat we niet bang hoeven te zijn. Vrees niet, zegt Jezus.”
>>rd.nl/opinieleiders
Voor een heldere en hartelijke kerk
Gerard de Korte (1955) is de zoon van een aannemer. Zo kreeg hij ”het bouwen” van huis uit mee.
Een bouwer is hij gebleven, ook toen hij in 2008 benoemd werd tot bisschop van het bisdom Groningen-Leeuwarden, zoals zijn werkgebied officieel heet.
Maar het bisdom omvat niet alleen de provincies Groningen en Friesland, maar ook Drenthe en de Noordoostpolder. Het bisdom telt ruim tachtig parochies en de kerkleden leven in de verstrooiing omdat rooms-katholieken een minderheid vormen.
Als bruggenbouwer heeft de bisschop veel contacten met protestanten. Onder andere over hoe het Lutherjaar 2017 in Nederland het beste invulling kan krijgen.
De bisschop is bepaald geen scherpslijper, wat overigens niet wil zeggen dat hij de man is van waterige uitspraken. Integendeel. Wel haalt hij met instemming een uitspraak van de Belgische kardinaal Danneels aan: „De meest extreme standpunten zijn meestal niet de meest intelligente.”
Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus raakt dr. De Korte diep. „Ik vind het geweldig hoe daar het geloofsvertrouwen verwoord wordt.”
De zondag in het protestantse belijdenisgeschrift waarin de paapse mis een vervloekte afgoderij wordt genoemd, ziet hij vooral in de historische context van de tijd waarin de catechismus geschreven werd.
Dr. De Korte staat voor een heldere en hartelijke kerk. Helder als het gaat over de leer, over dat wat de norm is. Maar ook hartelijk in die zin dat de kerk pastoraal moet zijn en de mensen daar moet ontmoeten waar ze staan in het leven.
Bisschop De Korte stemt altijd op dezelfde politieke partij, zo zei hij in een interview. Maar welke partij dat is, zegt hij niet. „Een partijpolitiek standpunt mag nooit de geloofsband tussen de bisschop en de gelovigen bemoeilijken.”
Monseigneur De Korte werd dit jaar gekozen tot Theoloog des Vaderlands. Als het Haarlems Dagblad hem in het kader van die verkiezing vraagt hoe hij over bepaalde ethische vraagstukken zoals homoseksualiteit denkt, is zijn antwoord dat hij zich houdt aan de leer van de kerk. Maar: „Deze kwestie wordt veel te vaak toegespitst op dat ene punt waar je als pastor niks mee te maken wilt hebben. Je vraagt aan een heteroseksueel toch ook niet wat hij ’s nachts precies doet?
Een Duitse collega zei dat de kerk maar het beste in de woonkamer kan blijven en in de slaapkamer niks te zoeken heeft. Daar sluit ik me helemaal bij aan.”
Uitgelicht
1 Kerk en staat moeten gescheiden zijn.
„Ik sta van harte achter die scheiding. Kerk en staat moeten los van elkaar staan, al hebben ze natuurlijk in heel veel zaken wel met elkaar te maken. Maar de een mag niet over de ander heersen.
Kerk en sámenleving daarentegen moeten zeker niet gescheiden zijn. Die twee zaken worden in onze tijd nogal eens door elkaar gehaald. Dan moet religie achter de voordeur en mag je in de politiek niets laten merken van je geloofsovertuiging. Dat vind ik absoluut niet. De kerk heeft een taak en een rol in de samenleving en die moeten we zeker niet willen terugdringen.”
2 De vrijheid van onderwijs moeten we ongemoeid laten.
„Absoluut, dat vind ik heel belangrijk.
Daarbij zie ik als bisschop ook dat kinderen van wie de ouders losgeraakt zijn van de kerk, op de christelijke school toch een band krijgen met het christendom. Dat zie ik als een groot voordeel. Daarbij zijn de christelijke waarden van groot belang in onze tijd. Kinderen moeten die meekrijgen. Want hoe je het ook wendt of keert: de joods-christelijke moraal vormt toch het fundament van onze maatschappij.
In dat kader ben ik ook blij met mensen die zich een cultuurchristen noemen, ook al betekent dat vaak dat ze met de kerk niet veel meer hebben.”
3 Wat heeft u met orthodoxe, protestantse christenen?
„Heel erg veel. Ik zie hen als mijn broeders en zusters. De liefde voor de Schriften, voor Christus en de drie-enige God bindt ons. Ik geniet van de contacten die ik met deze mensen heb.
Zo heb ik natuurlijk best vaak gesprekken met de scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, Arjan Plaisier. Afgezien van het feit dat we elkaar als mens graag mogen en goed met elkaar kunnen opschieten, is er ook een broederband omdat we op de hoofdpunten over zaken hetzelfde denken.
Het spirituele fundament van mij en van orthodoxe protestanten is hetzelfde.
En we staan samen voor dezelfde vragen. Over hoe we de mensen van deze tijd die afgehaakt zijn van de kerk of nooit bij de kerk gehoord hebben, in aanraking kunnen brengen met het Evangelie. Daar ligt een gezamenlijke taak voor ons die de verschillen tussen de verschillende kerken overstijgt.
We moeten de moderne mens daar ophalen waar hij zich bevindt en hem of haar vandaar naar Christus leiden. Met tact en wijsheid. Want als mensen het gevoel krijgen dat je met allemaal verwijten komt over wat ze wel en niet moeten doen, ben je hen voor altijd kwijt.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 oktober 2015
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 oktober 2015
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's