Roeping voor arm Afghanistan
Acht jaar lang werken Sam (43) en Sarah (34) in het geheim als zendelingen in Afghanistan. Tot een aanslag op een bevriend christelijk gezin hen opschrikt. Het echtpaar vertrekt met zijn kinderen, maar het strengislamitische land laat hen niet los.
De gezichten van Sam en Sarah, vanwege veiligheidsredenen zijn hun namen gefingeerd, staan gespannen en bedrukt. Een gesprek over hun werk in Afghanistan valt hun moeilijk. Vanwege de ervaringen die ze er opdeden, maar ook vanwege de angst om informatie prijs te geven die tegen hen gebruikt kan worden.
Het interview heeft plaats in het gebouw van de zendingsorganisatie Voice of Hope in het Duitse Reichshof, zo’n 60 kilometer ten zuidoosten van Keulen. Het echtpaar logeerde daar vorige maand met hun vier kinderen om tot rust te komen en in een aantal Duitse gemeenten te vertellen over hun werk.
Sarah, gekleed in een blauwe lange rok met sierlijke patronen en een roze geblokte trui, het koperkleurige haar in een staart, spreekt vloeiend Engels. Haar man, zwart haar, in zwart overhemd en spijkerbroek, maakt zich verstaanbaar in het Russisch en wordt door zijn vrouw vertaald.
Drugsverkoop
Sam en Sarah groeien beiden op in een land in de voormalige Sovjet-Unie. De namen daarvan geven ze omwille van de veiligheid liever niet prijs. Sam houdt zich in zijn jeugd bezig met criminele activiteiten, zoals het plegen van overvallen en het verkopen van drugs en illegaal gestookte drank. Op 23-jarige leeftijd krijgt hij van een vriend een Bijbel. „Toen ik daarin las, wist ik: eenmaal moet ik verantwoording afleggen voor al mijn daden. Als dat nu zou zijn, zou ik naar de hel gaan. Ik voelde me angstig en zocht vrede voor mijn hart.”
Na een zoektocht van enkele jaren komt hij op een jeugdconferentie tot geloof. „Daar hoorde ik de stem van God dat Jezus stierf voor ons toen wij nog zondaren waren. Daarvoor dacht ik dat ik heilig en rein moest zijn om tot Jezus te komen.” Hij wordt lid van een evangelische kerk en vertrekt na een paar jaar naar een gemeente in het buitenland, eveneens een voormalige Sovjetstaat, om er jeugdwerk te doen. Daar ontmoet hij Sarah.
Sarah komt voor het eerst in aanraking met het christendom door haar buren. „Die waren altijd vriendelijk voor mij. Ik herinner me dat ze liederen zongen en met elkaar baden.”
Door het getuigenis van een vriendin en een straatevangeliste wordt Sarah christen en volgt ze twee jaar een Bijbelschool. „Maar het geloof zat in mijn hoofd, niet in mijn hart. Ik was zelfs nog nooit naar een kerk geweest.” De omkeer vindt plaats als een onchristelijke vriendin, die haar altijd bespotte, tot geloof komt en haar uitnodigt voor een kerkdienst. „Toen ik hoorde dat Jezus voor mijn zonde moest sterven, gingen mijn ogen open. Ik wilde Jezus dienen voor de rest van mijn leven.”
Ontvoerd
Op 19-jarige leeftijd krijgt Sarah verkering met Sam, die als jeugdleider in hun gemeente werkt. Het stel trouwt en „dient God in de kerk.” Sarah doet onder andere evangelisatiewerk onder vrouwen en kinderen op het platteland.
Als na enkele jaren hun kerkelijke gemeente mensen zoekt om af en toe te evangeliseren in Afghanistan, biedt Sam zich aan. „Afghanistan is het meest gesloten land dat ik ken. Er zijn wel gelovigen, maar er zijn geen kerken. Ik ervaar het als mijn roeping om juist in dit land het Evangelie te brengen.”
In 2007 nodigt een zendingsorganisatie hem uit om met zijn gezin in Afghanistan te komen wonen en werken. Sam heeft veel bezwaren. „Ik was net herstellende van een auto-ongeluk. We hadden inmiddels kinderen. Waar moesten die naar school in Afghanistan? De kwaliteit van het onderwijs is er laag. Bovendien is het een moeilijk land om er als christen te wonen. Buitenlanders zijn er niet gewenst en worden er regelmatig ontvoerd en vermoord.”
God neemt echter al zijn bedenkingen weg. „Hij leerde mij te zien dat ik niet veilig ben op de plek waarvan ik zelf denk dat die het beste is, maar op de plek waar Hij me hebben wil. Romeinen 15:20 werd belangrijk voor mij. Daar schrijft Paulus dat hij zeer begerig is om het Evangelie te verkondigen op plaatsen waar Christus niet wordt genoemd. Toen werden Sarah en ik het eens met God.”
Vriendjes
De eerste periode in het islamitische land valt hun zwaar. Sam: „Afghanistan is een arm land, de infrastructuur is er slecht, er is gebrek aan schoon drinkwater en goede hygiëne. We hadden slechts twee keer per week twee uur elektriciteit. Bovendien is de bevolking erg gesloten. Het is er moeilijk om relaties op te bouwen.”
Sarah: „Vrouwen worden in Afghanistan gediscrimineerd. Ik kon nooit alleen over straat. De kinderen mochten niet alleen buiten spelen. Niemand mocht weten dat wij buitenlanders waren, dus soms verbood ik hun op straat te praten. Ik gaf hun zelf les. Ze hadden geen Afghaanse vriendjes.”
Sam begint te twijfelen aan zijn roeping. „Ik voelde me eenzaam en dacht dat God ons verlaten had. Ik vroeg me af waarom God ons hiernaartoe had gezonden. We besloten elke zondag met elkaar een samenkomst te houden en baden of God mensen naar ons toe wilde sturen.”
Kort daarna komt Sam in contact met een lokale politieagent. „Ik bad in stilte voor hem. We kregen gesprekken over het christelijk geloof en hij ging onze samenkomst bezoeken. Helaas vertrok hij na een paar maanden naar het buitenland.”
Na zes jaar bezoeken zo’n 35 mensen de zondagse diensten bij Sam en Sarah. Dat leidt ertoe dat Sam de gemeente, die elke zondag van locatie wisselt, opsplitst om de kans op ontdekking te verkleinen. „Als de veiligheidsdiensten ontdekken dat een moslim een christelijke samenkomst bezoekt, wacht hem de doodstraf. Door zijn familie wordt hij verstoten, omdat hij schande over haar heeft gebracht.”
Aanslag
Een verschrikkelijke gebeurtenis maakt eind november 2014 een einde aan hun verblijf in Afghanistan. Drie talibanstrijders vallen het huis van een bevriende zendeling binnen met bommen, handgranaten en geweren. Tijdens de aanval doden ze hem, zijn zoon (17) en dochter (15) en twee lokale medewerkers. Vervolgens plegen de terroristen zelfmoord.
Sam en de kinderen bevinden zich op het moment van de aanslag in hun woning, ruim een halve kilometer verderop. Sarah was niet in de stad. „Ik hoorde schieten. Kort daarna kreeg ik een telefoontje van een vriend: „Blijf waar je bent. Ga niet de straat op”, zei hij”, vertelt Sam.
Twee dagen na het incident besluit het gezin het land te verlaten. „De zendingsorganisatie waarvoor wij werkten, vond het te gevaarlijk voor ons om te blijven. Spionnen van de taliban hadden de namen van de contacten van de vermoorde man doorgegeven aan de politie. Sommige agenten sympathiseren met de taliban.”
Sam en Sarah en hun kinderen vertrekken naar het thuisland van Sam, eveneens een moslimland, en pakken hun werk in de gemeente weer op. Sam geeft theologisch onderwijs aan leiders van ondergrondse huisgemeenten. Sarah richt zich op vrouwen- en kinderwerk. Naast Voice of Hope ondersteunt een aantal christelijke gemeenten en vrienden hen financieel.
Het gaat redelijk goed met Sam en Sarah en de kinderen, hoewel het hun veel moeite kost om over de aanslag te praten. Sam: „Als ik denk aan de vrouw van mijn vriend, dan huilt mijn hart. Ze heeft alles verloren, haar man, haar kinderen en hun huis. Ze is alleen naar haar vaderland vertrokken.” Sarah, met tranen in de ogen: „Ik moet iedere keer huilen als ik over de aanslag praat. We kenden het echtpaar goed. We aten met elkaar en hielden soms gebedsbijeenkomsten.”
De gebeurtenis houdt ook hun kinderen nog bezig. „De oudsten praten er regelmatig over. De jongste wordt nog elke nacht huilend wakker. De stress van de afgelopen jaren, de schok van de aanslag; ze moeten het allemaal een plekje geven. Maar God zal hun hart genezen”, zegt Sarah.
Afghanistan is echter geen gesloten boek voor het echtpaar. Sam onderhoudt nog steeds contact met christenen daar en bezoekt zo’n vier à vijf keer per jaar het land. „Ik geef er onderwijs en seminars aan kerkleiders en bemoedig hen. Ik kan daar niet veel over vertellen. De veiligheidsdiensten zitten overal, ook in Nederland. Wij moeten voorzichtig zijn.”
Bij het afscheid geeft Sarah een geborduurde boekenlegger, waarop staat „Pray for Afghanistan.” „Gebed is hard nodig voor Afghanistan. Uit de stad waar wij woonden zijn inmiddels alle zendingswerkers vertrokken. Dat maakt mij erg verdrietig.”
Voice of Hope
Afghanistan is een strengislamitisch land. Er leven een paar honderd christenen, al zijn er geen formele kerken. Bekering tot het christendom is illegaal en kan leiden tot de doodstraf. Christenen ervaren vooral vervolging van familieleden of buren die niet accepteren dat zij de islam hebben verlaten en christen zijn geworden.
Christelijke buitenlanders worden bedreigd. In 2014 doodden extremistische moslims drie hulpverleners om hun geloof en ontvoerden ze een rooms-katholieke priester. Hulporganisaties trekken zich terug uit het land.
De Duitse reformatorische zendingsorganisatie Voice of Hope, een afsplitsing van het Duitse Friedensstimme, organiseerde de afgelopen jaren samen met Sam en Sarah (zie ”Roeping voor arm Afghanistan”) seminars voor leiders van ondergrondse huisgemeenten in Afghanistan. Momenteel zorgt Voice of Hope voor Bijbels, traktaten, studieboeken en andere Bijbelse lectuur waardoor Sam zijn werk in zijn thuisland en in Afghanistan kan doen.
Zijn werk als kerkleider in het land heeft Sam overgedragen aan twee Afghaanse ex-moslims die zich hebben bekeerd tot het christendom. Voice of Hope is op zoek naar sponsors om hen te ondersteunen.
Op de zendingsdag van Voice of Hope, op 31 oktober in het Duitse Gummersbach, wordt er aandacht geschonken aan het zendingswerk in Afghanistan.
>>voiceofhope.de/nl
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 2015
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 2015
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's