„Beleid onderwijsachterstanden heeft wankele basis”
Basisscholen in Nederland ontvangen extra financiële hulp van het ministerie van Onderwijs voor kinderen met onderwijsachterstanden als gevolg van het milieu waarin ze opgroeien. De indicatoren die de overheid hanteert bij de bepaling van deze hulp hangen tegenwoordig nog maar zwak samen met de werkelijke prestaties van kinderen. Ook is onduidelijk hoe dit geld precies wordt besteed en welke leerlingen ervan profiteren.
Dat blijkt uit onderzoek van Geert Driessen, gepubliceerd in het septembernummer van Mens en Maatschappij. In het onderwijsachterstandenbeleid, dat in de jaren tachtig is ontwikkeld, wordt nu alleen nog het opleidingsniveau van de ouders meegenomen als indicator van achterstand. In de beginjaren werden daarnaast ook nog het ouderlijk beroepsniveau en de etnische herkomst gebruikt voor de toekenning van de hulp aan basisscholen. Volgens Driessen zeggen ook die drie indicatoren tezamen lang niet hoe goed een kind het op school doet.
Als de toekenning van extra geld is gebaseerd op factoren die schoolprestaties zo slecht voorspellen, rijst de vraag of het geld bij de juiste leerlingen terechtkomt, stelt Driessen. Er zou per kind naar de werkelijke prestaties gekeken moeten worden, stelt hij in Mens en Maatschappij. beeld ANP
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 15 september 2015
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 15 september 2015
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's