Gods oordeel
„En van dezen heeft ook Henoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen.”
Judas:14, 15a
Judas zet het opwekkende woord ”ziet” voorop, omdat er een belangrijke zaak aan de orde komt.
De Rechter wordt door Henoch genoemd „de Heere.” Daarmee bedoelt hij de Messias, Die David in de geest een Heere noemde (Psalm 110). Deze eretitel geeft Henoch Hem ook met nadruk, als aan de Schepper en Onderhouder van alle schepselen, aan Wie de Vader de einden der wereld tot een eigendom gegeven heeft. Hij zal tot het gericht komen.
Wel is waar dat dit grote plechtige werk van het oordeel, net als alle andere werken Gods, aan de Drie-enige God toebehoort en dat dus noch de Vader, noch de Heilige Geest daarvan uitgesloten is.
Desondanks zal Gods Zoon als zichtbare Rechter op de wolken des hemels verschijnen. Daarom staat er: „De Heere onze Rechter”, en kort daarna: „De Heere onze Verlosser.” Zo zegt Hij Zelf in Johannes 5:22: „De Vader oordeelt niemand, maar heeft heel het oordeel de Zoon gegeven.”
Koenraad Mel, predikant te Hersfeld
(”Bazuinen der eeuwigheid”, 1752)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 2015
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 2015
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's