Gerhard Hormann over het basisinkomen
De laatste weken duikt het begrip basisinkomen steeds vaker in de media op, waardoor het automatisch associaties oproept met de komkommertijd. Economen Willem Vermeend en Rick van der Ploeg spraken in dit verband zelfs over zomerzotheid.
Zo dreigt dit onderwerp al te worden afgeserveerd voordat de discussie goed en wel op gang is gekomen. En dat terwijl het allerlei interessante vragen oproept.
Een van de redenen om serieus na te denken over de invoering van een soort basisinkomen (want het kan ook in de vorm van omgekeerde belastingheffing), is de robotisering. De vrees bestaat dat die trend tot zo veel banenverlies zal leiden dat er simpelweg niet genoeg werk is voor iedereen. Wellicht is die angst ongegrond, maar het kan geen kwaad om van gedachten te wisselen over een soort plan B of te filosoferen over een maatschappij waarin werk en geld een andere rol vervullen.
Een van de voordelen van een basisinkomen –een onvoorwaardelijk geldbedrag voor elke volwassen Nederlander– is de grotere keuzevrijheid. Zo kunnen vrouwen besluiten om niet deel te nemen aan het arbeidsproces zonder dat het gezinsinkomen daaronder lijdt en behoort de achtergestelde positie van de kostwinner tot het verleden. Op die manier vormt een basisinkomen indirect een beloning, en daarmee een impliciete waardering, voor opvoeding, huishoudelijk werk en mantelzorg. Dat is een inspirerende gedachte voor iedereen die het gezin beschouwt als solide basis en ideale samenlevingsvorm.
Tegelijk is het de achilleshiel van dit hele idee, want zodra het basisinkomen wordt opgevat als een soort aanrechtsubsidie, zou de animo met name bij linkse partijen snel verflauwen. Door tegenstanders is het een premie op luiheid genoemd, een hangmatsubsidie, maar er is nog niemand die gewezen heeft op de kans dat vrouwen dan zelf weer gaan zorgen voor kinderopvang.
Natuurlijk is het nog maar de vraag of een onvoorwaardelijk basisinkomen voor elke volwassen Nederlander betaalbaar is, maar het is goed om een discussie op gang te brengen over de functie van arbeid in een mensenleven en de waarde van vrijwilligerswerk. Die gedachtewisseling is hard nodig, nu steeds vaker een beroep wordt gedaan op mensen om mantelzorg te verrichten, terwijl de AOW-leeftijd blijft stijgen.
Dat is de ironie: dat er in feite al een soort basisinkomen is voor iedereen boven een bepaalde leeftijd, maar dat we die grens steeds verder opschroeven en de uitkering tegelijk steeds minder onvoorwaardelijk maken (denk bijvoorbeeld aan het gedoe rond de kostendelersnorm die nog steeds niet definitief van de baan is). Wat dat betreft staat de Haagse politieke realiteit ver af van de sympathieke en idealistische gedachte van een gegarandeerd inkomen voor iedereen.
De maatschappelijke discussie wordt pas echt interessant wanneer het niet langer gaat over de betaalbaarheid van een dergelijk stelsel of gesteggel over de precieze hoogte van het maandbedrag, maar over de vraag wat we nu eigenlijk beschouwen als basisbehoeften. Aan welke voorwaarden, zowel materieel als immaterieel, moet zijn voldaan voor een volwaardig en vervullend leven?
Draait het daarbij in de eerste plaats om financiële zekerheid, of nemen we ook geestelijke armoede mee in de berekeningen? Dan neemt de discussie niet alleen een totaal andere wending, maar krijg je ook een heel ander verhaal.
De auteur is schrijver en publicist. Reageren? hormann@refdag.nl
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 2015
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 2015
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's