Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meer dan de profeten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meer dan de profeten

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Iedereen die op een heldere, onbewolkte avond omhoogstaart, raakt onder de indruk van wat hij ziet. Al die flonkerende sterren, de heldere maan, de sterrenbeelden die al sinds mensenheugenis in dezelfde onderliggende positie staan, de planeten, de vallende sterren, de kometen, de verduisteringen van zon en maan – ze maken alle eeuwen door indruk op ieder die het ziet.

Dat blijkt bijvoorbeeld uit de naamgeving van de dagen van de week. De Grieken en de Romeinen vernoemden alle dagen naar planeten: de dag van de zon, de maan, van Mars, Mercurius, Jupiter, Venus en van Saturnus. Ook verbonden zij de planeten met hun religie. Dat is iets van alle eeuwen: het heelal roept religieuze gevoelens op bij de mens. Ook nu zijn er nog vele natuurreligies waarin men zon, maan en sterren aanbidt. En dat gebeurt echt niet alleen in de binnenlanden van Afrika. Ook vele moderne mensen geloven in wat de horoscoop en de astrologie voorspellen.

Des te opvallender vond ik de ontdekking dat de Bijbel wel verwijst naar de zon, maan en sterren, maar niet naar de planeten. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat de Bijbelschrijvers niet afwisten van het bestaan van planeten. Integendeel, ik vermoed juist dat ze dit heel goed wisten, maar dat dit te maken heeft met de cruciaal andere plaats die de hemellichamen in de Bijbel innemen dan in andere (toenmalige) religies. De Bijbel stelt dat sterren, zon en maan onderworpen zijn aan God, en zelf volkomen willoos zijn. Vandaar dat Psalm 121 zegt: „De zon zal u overdag niet steken, de maan niet in de nacht.” Zon, maan en sterren zijn niet alleen onderworpen aan God, ze zijn zelfs door Hem geschapen. De invloed van de planeten op ons is daarmee zo verschrompeld dat ze het noemen niet waard zijn.

In tegenstelling tot de planeten worden de zon, maan en sterren wel veelvuldig in de Bijbel genoemd – niet om aanbeden te worden. Juist deze hemellichamen moeten aanbidden: „Loof Hem, zon en maan, loof Hem, alle lichtende sterren!” (Psalm 148:3).

Maar ook ons mag het bekijken van de hemellichamen tot aanbidding en verwondering brengen. Het mooie is dat de wetenschap hierin kan bijdragen. Want hoe meer wij ontdekken van het heelal, hoe meer het brengt tot verwondering. In die zin wordt onze verwondering gelimiteerd door onze beperkte kennis.

Neem bijvoorbeeld de natuurwetten die de bewegingen van alle hemellichamen beschrijven. Er zijn tientallen voorbeelden te geven van natuurconstanten die als ze slechts een duizendste of een miljoenste kleiner of groter waren geweest, ertoe zouden leiden dat de aarde te koud of te heet zou zijn, te langzaam of te snel zou draaien, de wind te hard zou waaien, het getij te groot zou zijn, veel meer meteorieten op de aarde zouden inslaan, of de zon geen licht zou geven. De antieke wereld had daar geen flauw benul van – ook de Bijbelschrijvers niet. Toch bewonderen ze met hun beperkte kennis Gods eer en heerlijkheid in het hemelrond.

De astronoom professor Heino Falcke verwoordde het onlangs zo in het dagblad Trouw: „Ik kwam tot de ontdekking dat natuurwetten volstrekt onderdeel zijn van God. En dat ik dus nog meer mag zien dan de profeten.”

Misschien is juist de natuurkunde, en in het bijzonder de sterrenkunde, het onderdeel van de wetenschap dat het meest tot verwondering over de Schepper leidt. Zo denkt in ieder geval de Canadese astronoom dr. Hugh Ross. Hij stelt dat de astronomie kijkt naar het verleden, terug tot in de scheppingsdagen, vanwege de enorme tijden die het licht nodig heeft om van de sterrenstelsels naar de aarde te reizen. Maar een bioloog kijkt naar het heden, naar de tijd van de nog steeds voortdurende zevende scheppingsdag, waarin God rust van Zijn werk. En daarom kan een astronoom in zijn wetenschapsbeoefening veel explicieter dan een bioloog het werk van God terugzien, aldus dr. Ross.

Hij stelt dan ook dat daarom het percentage christenen onder sterrenkundigen beduidend hoger is dan onder biologen. Hij vertelt dat hij in Japan (waar slechts 2 procent van de bevolking christen is) een lezing hield op de nationale sterrenwacht van Tokio voor Japanse astronomen. De helft van de aanwezige astronomen gaf aan christen te zijn – de helft van de overigen zei de Bijbel te bestuderen om christen te worden.

Zo vertellen de hemelen ons hoe machtig God is – het Evangelie vertelt ons dat deze God naar onze planeet kwam om ons tot Zijn kinderen aan te nemen. Dat is pas echt verwonderlijk, en daar hoeven we niet eens voor te studeren: zelfs een kind mag erin delen.

Henk van den Brink is natuurkundige. Reageren? rubriekforum@refdag.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 2015

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's

Meer dan de profeten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 2015

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's