Ziel-ig
Ergens op de site Leraar24 zegt iemand: „Bij ons in de klas is niemand zielig.” Die opmerking is tot nog toe blijven haken, waarschijnlijk omdat het mogelijk is er een tijdje over na te denken. Niemand is zielig. Je komt hier op het terrein van het onderscheid tussen doen en zijn. Er zal geen pabo, opvoedcursus of pedagogisch boek zijn waarin dit verschil niet aan de orde komt.
U kent vast wel het accentsverschil: „Je bent niet vervelend, maar je doet vervelend.” Dit is beslist geen onzin, maar het illustreert een bepaalde grondhouding. Bij het woordje zielig zouden we echter wat langer kunnen stilstaan. Dat doen we, waarbij we vooral voortborduren op de laatste twee letters van het woord.
De heer Plato (ik ben even zijn voornaam kwijt) probeerde wat gedachten over de ziel op een rijtje te zetten, en meende dat er een kennend deel, een willend deel en een voelend deel zijn.
Als we een kind dus bezield vinden, beweren we dat het kan kennen, voelen en willen. En dat is uiteraard een compliment. Maar als we een kind zielig vinden, bedoelen we iets anders. Wanneer een kind niet scoort op het kennende deel, zou je het onintelligent kunnen vinden, en het dom noemen.
Zijn er problemen met het willende deel, dan kun je het zwak vinden, of lui noemen. Als het voelende deel niet in balans is, vinden we het kind wellicht overgevoelig, en noemen het bang.
De uitgang -ig is een heel merkwaardige. Het woord ziel klinkt edel, zielig daarentegen klinkt onaantrekkelijk. Bij dit soort woorden verandert telkens de lading dankzij de -ig. Let maar eens op. Hand, handig. In, innig. Knul, knullig. Aard, aardig. Lucht, luchtig. Een, enig. Geest, geestig.
Vreemd toch, die laatste. We vinden kinderen soms erg geestig, en dat is veel minder onplezierig dan wanneer we kinderen als zielig bestempelen. Als volwassenen ervaren we het niet als een probleem als mensen ons geestig vinden, terwijl we in het geheel niet graag voor zielig zouden willen doorgaan.
Maar als we tot ons door laten dringen dat de ziel een onsterfelijke geest is, dan wordt het woordje zielig wel heel nietig, niet? Het komt wel voor dat iemand een eeuw wordt, maar dan nog is een eeuw niet eeuwig.
Wat zijn we hardleers. We maken maar wat graag geestig van geest. Het heil is niet vanzelfsprekend heilig. En we doen luchtig over de geestelijke boosheden in de lucht. Onze hang naar geld vinden we al snel geldig, en we zijn mondig genoeg om te beweren dat we het nodig hebben, zonder nood. Als die hardleersheid niet verandert, zijn we zielsongelukkig. Laten we tijdig opmerken hoe nodig het is om de nood van onze tijd te zien. Dan beseffen we ook dat onze kinderen niet zielig zijn, maar wel een ziel hebben. En dat het niet op zieligheid aankomt, maar op zaligheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 28 juli 2015
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 28 juli 2015
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's