Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Burgerhulpverleners zetten reanimatie op de kaart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Burgerhulpverleners zetten reanimatie op de kaart

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nederland staat met Noorwegen wereldwijd aan de top als het gaat om succesvolle reanimaties. „We hebben in ons land een effectieve zorgketen. Gemiddeld 23 procent van de mensen overleeft daardoor een hartstilstand buiten het ziekenhuis. Verreweg de meeste overlevers hebben daarna een goede kwaliteit van leven.

Ank van Drenth (64), als arts al sinds het begin van de jaren tachtig werkzaam bij de Hartstichting, is blij met dit mooie resultaat, maar is tegelijk ook nuchter. „Driekwart van de patiënten overlijdt nog altijd. Dat is de realiteit.”

Ze heeft vrijwel vanaf het begin meegemaakt hoe het reanimatieonderwijs in Nederland van de grond kwam. „Pas in 1960 werd uitwendige hartmassage voor het eerst beschreven. Onze toenmalige medisch directeur Bart Dekker begon in 1972 op het kantoor van de Hartstichting met het geven van reanimatielessen aan familieleden van hartpatiënten. Dat waren de eerste cursussen.”

Met grote voortvarendheid werd de opleiding uitgebouwd. Artsen en verpleegkundigen verzorgden de lessen. „Er waren jaren dat we 100.000 lesboekjes in omloop brachten. Later gingen ook andere organisaties, zoals EHBO-verenigingen en het Rode Kruis, meedoen.”

Uit recent publieksonderzoek blijkt dat inmiddels ruim 5 miljoen Nederlanders een reanimatiecursus hebben gevolgd. Zo’n 40 procent heeft dat de afgelopen twee jaar nog gedaan.

Bij een hartstilstand zijn inmiddels in 70 procent van de gevallen omstanders aanwezig die kunnen reanimeren. Via hun mobiele telefoon kunnen ze direct 1-1-2 bellen. De automatische externe defibrillator (AED) deed massaal zijn intrede. Snel inzetbare hulpverleners van politie- en brandweer, zogeheten first responders, zijn vaak snel ter plaatse en hebben een AED bij zich. De nieuwste ontwikkeling is dat de 1-1-2-centrale burgerhulpverleners via hun mobiele telefoon oproept om ter plekke snel hulp te bieden.

Dat alles heeft ertoe geleid dat het overlevingspercentage na een hartstilstand buiten het ziekenhuis de laatste jaren fors is gestegen. Van Drenth: „Van 9 procent in 1995 en 18 procent in 2006 naar 23 procent in 2011, zo blijkt uit onderzoek in Noord-Holland. In Utrecht steeg dit percentage van 20 in 2009 naar 24 in 2012.”

Zelfs als een familielid van een slachtoffer niet kan reanimeren, geeft een centralist van de meldkamer via de (mobiele) telefoon aanwijzingen hoe hartmassage moet worden toegepast. De Hartstichting ziet nog mogelijkheden om het gemiddelde overlevingspercentage verder te verhogen. „We kennen deze cijfers uit bepaalde gebieden van onderzoek, maar we willen via zesminutenzones overal 25 procent overleving kunnen halen”, zegt Van Drenth. Ze is het eens met cardioloog dr. Ruud Koster, verbonden aan het AMC in Amsterdam, die eerder al aangaf dat 40 procent haalbaar is.

Van Drenth plaatst bij deze percentages wel een kanttekening. Bij patiënten met ventrikelfibrilleren is de overlevingskans het grootst: 40 procent. Bij deze ritmestoornis trekt het hart zo snel samen –tot wel 400 keer per minuut– dat het zijn pompfunctie verliest en alleen nog trilt. „Met een of meer elektrische schokken van een AED kun je dan vaak het normale ritme weer herstellen. Je reset het hartritme als het ware. Bij andere ritmestoornissen zoals asystolie, waarbij het hart letterlijk stilligt, heeft het toedienen van een schok geen zin. Slechts 3 tot 5 procent van de slachtoffers overleeft in dat geval.”

Burgerhulpverleners

Alweer vele jaren is het werken met een AED geïntegreerd in de reanimatielessen voor iedereen, zo ook voor de EHBO’ers, Rode Kruisvrijwilligers en leden van bedrijfshulpverleningsteams. Steeds vaker zijn AED’s te vinden in winkelcentra, bij bedrijven en op plaatsen van evenementen. Er zijn inmiddels zo’n 60.000 tot 80.000 AED’s in ons land, schat Van Drenth. En gebruikt worden ze ook. In Noord-Holland was in 2009 bij 21 procent, in 2012 al bij 51 procent van de reanimaties buiten het ziekenhuis een AED aangesloten.

De nieuwste ontwikkeling is het plaatsen van AED’s in woonwijken, dorpen en plattelandsgebieden. Rond deze AED’s formeren zich groepen burgerhulpverleners die via de 1-1-2-centrale worden opgeroepen. „Een belangrijke doorbraak, want de meeste hartstilstanden hebben nog altijd thuis plaats. Vrijwel alle meldkamers in Nederland doen eraan mee.”

In Enschede nam Ambulance Oost, een lokale organisatie voor ambulancevervoer, in 2007 het initiatief tot de inzet van deze burgervrijwilligers in combinatie met het gebruik van AED’s. Het initiatief kreeg al snel landelijke navolging.

Twee oproeporganisaties zijn er momenteel op dit terrein actief: Hartveilig wonen en HartslagNu. Hartveilig wonen zit vooral in de Randstad en is aangesloten bij de meldkamers van de drie grote steden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Verder zit de organisatie in de ambulanceregio’s Zeeland en Noordoost-Gelderland. HartslagNu beslaat de rest van Nederland.

Van Drenth: „Inmiddels beschikken we in Nederland over zo’n 85.000 burgerhulpverleners in woonwijken. Voor een optimale landelijke dekking zijn zo’n 200.000 van deze vrijwilligers nodig.”

Woonwijken

De burgerhulpverleners maken het mogelijk dat ook in woonwijken binnen zes minuten reanimatie met inzet van een AED is gestart. „Dat is een enorme tijdwinst, zeker in drukke steden, dorpen en plattelandsregio’s waar de aanrijtijden van ambulances kunnen uitlopen tot een kwartier”, zegt Van Drenth.

Anthon Wolf (38), ambulancechauffeur en officier van dienst geneeskundig in Elburg, tevens landelijk projectleider van Hartveilig wonen, bevestigt dit. De ontwikkelingen gaan snel. „Toen we in 2008 van start gingen, alarmeerden we onze vrijwilligers alleen via sms-berichten. Dat werkt nog steeds zo voor mensen die geen mobiel internet hebben op hun telefoon. Een prima methode. Maar we alarmeren steeds vaker ook via een speciale app op de smartphone, waarbij het gps-systeem peilt welke burgerhulpverleners zich binnen een bepaalde straal rond het slachtoffer ophouden. Alleen die mensen krijgen dan de melding.”

Deze manier van werken heeft grote voordelen, aldus Wolf. „Ik woon in Elburg, maar als ik in Zeeland op vakantie ben en ik heb de app aan staan en er is een reanimatie binnen een straal van 1000 meter, dan word ik ook daar gealarmeerd. En mensen die te ver van een slachtoffer verwijderd zijn, krijgen geen onnodige melding.”

Op het moment dat burgerhulpverleners na een oproep via de app op de knop ”ik ga” drukken, verschijnt bij een deel op hun scherm een kaartje met de route naar het slachtoffer. Andere burgerhulpverleners zien op hun scherm de plaats waar de dichtstbijzijnde beschikbare AED hangt. Met daarbij de pincode om de kast te openen. Zij haasten zich daarna met de AED naar het slachtoffer. HartslagNu is in maart gestart met een vergelijkbare app.

Wolf: „We zijn nu bezig met aanpassingen aan onze AED-kasten, zodat we deze bij een reanimatiemelding op afstand kunnen openen. Een vrijwilliger heeft dan zelfs de pincode niet meer nodig.”

Per AED zijn er tien tot twintig vrijwilligers in de directe omgeving nodig, weet Wolf. Wanneer vier à vijf personen reageren dat zij op weg zijn, laat het oproepsysteem de andere vrijwilligers weten dat zij niet meer hoeven te gaan. „Onze ervaring is dat er meestal drie of vier ter plaatse komen. In Elburg hebben we veel vrijwilligers. En die zijn ons heel vaak vóór, ondanks dat we met de ambulance klaarstaan. Pas nog was er een nachtelijke reanimatie op 400 meter vanaf de ambulancepost. Toen we aankwamen, was een burgerhulpverlener al bezig met een AED. Dat was wel héél snel, maar het was dan ook zijn buurman.”

Van Drenth van de Hartstichting noemt zo’n oproepsysteem een uniek innovatief Nederlands product. Er is inmiddels vanuit andere West-Europese landen en de VS belangstelling voor. Hartveilig wonen heeft plannen om het onder het predicaat ”Heartsafe Living – AED Alert System” ook in deze landen te introduceren. „We hopen binnenkort onze eerste pilot te draaien in het buitenland”, zegt Wolf. Hij is zeer te spreken over de inzet van burgerhulpverleners. „Hun inzet is fantastisch. Ik zeg altijd: Jullie kunnen als vrijwilligers het verschil maken. Allereerst voor het slachtoffer. Vroegtijdige hulp vergroot de overlevingskansen aanmerkelijk. Maar ook voor het ambulancepersoneel. Als je achter het stuur van de ambulance zit en je hebt een aanrijtijd van twaalf minuten naar het slachtoffer van een hartstilstand, dan is het ook voor ons een geruststellend idee als je weet dat burgerhulpverleners al bezig zijn met reanimeren.”

Dit is het eerste deel in een serie artikelen over reanimatie. Volgende week zaterdag: ”Angst voor leven als kasplantje onterecht”.

>>hartstichting.nl (klik op: ”wat we doen”) >>hartveiligwonen.nl >>hartslagnu.nl


Reanimeren geeft spanning en voldoening

De 49-jarige Antoine Hekers, ondernemer in Ospel (gemeente Nederweert), heeft inmiddels veertien keer iemand gereanimeerd.

A.M. Alblas

In een straal van 1000 meter rond de plek waar hij zich op elk willekeurig moment bevindt, kan hij een oproep ontvangen om naar een slachtoffer te gaan om te gaan reanimeren.

In 2008 organiseerde de dorpsraad van Ospel een informatieavond over reanimatie. Daar waren twaalf mensen aanwezig. „Als bedrijfshulpverlener (bhv’er) was ik daar vanzelfsprekend ook”, zegt Antoine Hekers. Naar het voorbeeld van Twente wilden de initiatiefnemers in Limburg eenzelfde systeem opzetten waarbij vrijwilligers via een sms’je worden opgeroepen voor een reanimatie.

Het werd Hart voor Limburg. In elke kern van de gemeente kwam een automatische externe defibrillator (AED) te hangen. Hart voor Limburg valt operationeel onder HartslagNu. Nederweert telt 17.000 inwoners, van wie 5000 in Ospel, en heeft 303 hulpverleners, van wie 106 in Ospel.

In 2011 deed Antoine Hekers zijn eerste reanimatie. „Ik werd gebeld door een buurtgenoot. Iemand was onwel geworden. Toen ik daar aankwam, was iemand al aan het reanimeren en 1-1-2 was gebeld. Ik heb de reanimatie overgenomen tot de ambulance arriveerde. Maar nog altijd had ik geen sms’je van de meldkamer ontvangen. Kennelijk faalde het oproepsysteem op dat moment. Het slachtoffer overleed echter.”

De eerste vraag die bij Hekers opkwam was: Wat heb ik fout gedaan? „Zo’n reanimatie heeft een behoorlijke impact op je. Ik heb erover gesproken met mensen die erbij geweest zijn en met de partner van het slachtoffer. Die vroeg me om voor haar op te schrijven hoe ik het had beleefd.”

Bij een andere oproep, die Hekers ’s nachts kreeg, waren hulpverleners al aanwezig. Inmiddels arriveerde een hulpverlener met de AED. „De man heeft het overleefd. Wekelijks kom ik hem nog tegen in het dorp. De impact die zo’n reanimatie op je heeft is wel anders”, zegt hij. „Toch geeft het altijd spanning als je een oproep krijgt. Het gaat immers altijd om een bekende in zo’n klein dorp. Zoals bij mijn buurvrouw van 35 jaar. Na vijf dagen belde ze me vanuit het ziekenhuis. Dat geeft voldoening.”

Bij de helft van de veertien reanimaties die Antoine Hekers deed, was het resultaat positief.

Er hangen inmiddels 34 AED’s in Nederweert, inclusief Ospel. „Toch willen we ook buiten de kernen van de gemeente meer AED’s en hulpverleners hebben. De in 2013 opgerichte Stichting Hartslag voor Nederweert biedt jaarlijks een herhalingscursus reanimatie aan. De AED’s worden door bewoners en bedrijven aangeschaft.”


Eerste minuten na hartstilstand van levensbelang

Jaarlijks krijgen zo’n 15.000 à 16.000 Nederlanders –hun gemiddelde leeftijd ligt op 66 jaar– buiten het ziekenhuis een hartstilstand. In 30 tot 40 procent van de gevallen is daar niemand getuige van. De slachtoffers zijn alleen thuis of het gebeurt tijdens de slaap.

Bij zo’n 10.000 slachtoffers zijn er wel familieleden of omstanders aanwezig. In driekwart van de gevallen beginnen zij met reanimeren. Dat resulteert in jaarlijks 7000 à 8000 reanimaties buiten het ziekenhuis.

De eerste minuten zijn bij een hartstilstand voor een slachtoffer letterlijk van levensbelang, zegt Ank van Drenth, arts bij de Hartstichting. „De overlevingskans daalt met zo’n 10 procent per minuut als er niet wordt gedefibrilleerd. Daarom is de directe inzet van omstanders en burgerhulpverleners thuis, in de openbare ruimte, in winkels, op sportvelden en in de horeca zo belangrijk. Zij kunnen adequate hulp bieden totdat de professionele zorgverleners arriveren. Ambulances hebben te maken met aanrijtijden. Als het ambulancepersoneel na acht tot tien minuten arriveert en er is tot die tijd niets gebeurd, dan is de overlevingskans al dramatisch laag.”

Uit verschillende onderzoeken in ons land blijkt dat omstanders bij zo’n 70 tot 75 procent van de slachtoffers van een hartstilstand met reanimatie zijn begonnen. Van Drenth: „Deze inzet is vergeleken met andere westerse landen heel hoog. Duitsland komt niet hoger dan 15 procent, van België zijn geen gegevens bekend. Alleen in Scandinavië is de situatie vergelijkbaar met ons land.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juni 2015

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

Burgerhulpverleners zetten reanimatie op de kaart

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juni 2015

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's