Mens niet in staat om zichzelf te redden
Dit artikel is de eerste aflevering van een vijfdelige serie op de opiniepagina over de vijf punten van het calvinisme. De artikelen worden geschreven door Amerikaanse new calvinists. Vandaag: Ra McLaughlin over de totale verdorvenheid van de mens.
Vijf punten van het calvinisme
In 1618-1619 wordt de Dordtse synode gehouden. De aanwezigen spreken zich uit over een verweerschrift uit 1610. Het verweerschrift, de zogenaamde ”remonstratie” of de vijf artikelen van de remonstranten, vertolkt de opvattingen van Jacobus Arminius en keert zich op vijf punten tegen de traditionele calvinistische leer: 1. De verkiezing tot de zaligheid is gebaseerd op een voorzien geloof. 2. Jezus heeft voor iedereen de verzoening verworven. 3. De gevallen mens kan uit vrije wil kiezen om zich te bekeren en te geloven in het Evangelie. 4. Het wederbarende werk van de Heilige Geest kan worden weerstaan. 5. Het is mogelijk dat een oprecht gelovige uiteindelijk toch verloren gaat.
De Dordtse synode veroordeelt terecht de vijf artikelen van de remonstranten. De opvattingen van de synode zijn vastgelegd in de zogeheten Dordtse Leerregels. De Dordtse Leerregels bestaat uit vier delen; de synodale reactie op het derde en het vierde artikel van de remonstranten is samengevoegd.
De Dordtse Leerregels zijn de eerste systematische uiteenzetting van de leerstukken die tegenwoordig bekend zijn onder de noemer ”de vijf punten van het calvinisme”. Deze vijf punten zijn: 1. De totale verdorvenheid van de mens. 2. Onvoorwaardelijke verkiezing. 3. Beperkte verzoening. 4. Onwederstandelijke genade. 5. Volharding van de heiligen.
Hoewel alle vijf artikelen van de remonstranten problematisch zijn, geldt dat de derde dwaling zo mogelijk het ernstigst is. De stelling dat de verdorvenheid van de mens hem niet de mogelijkheid om tot Christus te gaan ontneemt, vormt de wortel van de dwaalleer van Arminius en zijn volgelingen. Dit leerstuk verheft ten onrechte de gevallen menselijke wil boven Gods soevereiniteit. De andere remonstrantse dwalingen zijn op verschillende manieren een gevolg van deze misvatting.
De Dordtse synode stelt tegenover de remonstrantse dwaling het leerstuk van de totale verdorvenheid. Dit was ook toen geen nieuw leerstuk. Nieuw is wel dat het voor de eerste keer formeel is uiteengezet. Met het leerstuk van de totale verdorvenheid wordt kortweg bedoeld dat de mens door de zonde zo sterk is aangetast dat hij op geen enkele manier in staat is om zichzelf te redden of zich tot God te wenden om genade.
Het woordje ”totale” verwijst naar ieder deel van de mens. Op Jezus Christus na –Die op geen enkele manier door de zonde besmet is– is geen enkel deel van welk mens dan ook gevrijwaard van de gevolgen van de zonde.
Het woordje ”verdorvenheid” verwijst naar de verdorvenheid die de zonde veroorzaakt in de mens. Alle delen van de mens (lichaam, ziel, hart, geest, kracht, emoties, intenties, de wil, neigingen enzovoort) zijn verdorven door de zonde. De verdorvenheid van de mens stelt alle mensen en alle delen van ieder mens schuldig voor God.
De totale verdorvenheid van de mens maakt ook dat de mens zelf niets verdienstelijks kan bijdragen aan zijn eigen zaligheid. De verdorvenheid van de mens is de reden dat hij zo vijandiggezind is jegens God dat hij niet alleen onmachtig, maar ook onwillig is om zich te bekeren of op een goede manier te reageren op het Evangelie.
De bron van het kwaad dat huist in ieder mens is te herleiden tot Adams zonde in de hof van Eden (Gen. 3:6-7). Toen Adam at van de verboden vrucht van de boom der kennis des goeds en des kwaads werd zijn natuur aangetast door de zonde. Omdat Adam de hele mensheid vertegenwoordigde, staan alle mensen met hem schuldig voor God (Rom. 5:12-19).
Gods vloek die rust op Adam treft iedereen die op een natuurlijke manier uit hem is voortgekomen (Rom. 5:19). Dat geldt voor ieder mens, uitgezonderd Christus. De hele mensheid (mannen, vrouwen, kinderen, baby’s) en ieder deel van ieder mens (lichaam, ziel, hart, geest, kracht, emoties, intenties, de wil, neigingen enzovoort) is vervloekt. De verschrikkelijke gevolgen zijn onder meer: verdoemenis (Rom. 5:16-18), haters van God met als gevolg dat de mens onwillig is om zich te bekeren of vergeving te ontvangen (Rom. 8:5-7), geestelijke dood bij de geboorte (Rom. 8:10) en uiteindelijk de lichamelijke dood (Rom. 5:12-14).
Het leerstuk van de totale verdorvenheid betekent niet dat niemand meer iets goeds kan doen. De Bijbel leert dat zondige, gevallen mensen ogenschijnlijk goede dingen kunnen doen, bijvoorbeeld het voeden van hun kinderen (Matth. 7:11). Het leerstuk van de totale verdorvenheid van de mens betekent dat we vanwege onze zondige natuur vijanden zijn van God. En omdat we geen dingen kunnen doen die tegen onze zondige natuur ingaan, kunnen we niets doen waarmee we God werkelijk behagen. Alles wat we doen, komt voort uit een hart dat God haat. Onze zondige natuur maakt dat al onze verrichtingen fundamenteel onacceptabel zijn in de ogen van God. Onze zondige natuur is verder de reden dat de mens van nature nooit goed genoeg kan zijn om zichzelf te redden, zich te bekeren of het Evangelie te geloven.
Hoe is het dan mogelijk dat een mens zalig kan worden? Als we allemaal als schuldige zondaars geboren worden, God van nature haten en Zijn genade onmogelijk kunnen accepteren, wat voor hoop is er dan nog? De Dordtse synode voegt haar reactie op twee van de vijf artikelen van de remonstranten samen. Het antwoord op de vraag of er nog hoop is, ligt in het leerstuk dat de Dordtse synode verbindt aan de totale verdorvenheid van de mens: Gods onwederstandelijke genade.
Het leerstuk van de onwederstandelijke genade leert dat, wanneer het God behaagt om de uitverkorenen te zaligen, de Heilige Geest op wonderlijke wijze gaat werken in het hart. Het is niet zo dat de Geest het wilsvermogen herstelt waardoor de mens kan gehoorzamen aan het Evangelie, zoals bijvoorbeeld John Wesley leert. Dat vormt uiteindelijk namelijk geen garantie voor de zaligheid. De Heilige Geest wederbaart de mens; Hij schenkt nieuw geestelijk leven. Onderdeel van de wedergeboorte is de verandering van de zondige menselijke natuur. Dit leidt ertoe dat een mens God niet langer haat, maar gaat liefhebben.
Het werk van de geest is onwederstandelijk. Als dat niet zo zou zijn, zou de mens zich nooit verzoenen met God. De mens beschouwt God immers van nature als zijn vijand. De heerlijke werkelijkheid is echter dat God Zijn uitverkorenen zo liefheeft dat Hij niet toelaat dat zij zich keren tegen hun eigen zaligheid. God gebruikt bij de wedergeboorte geen grof geweld. Hij verandert hun hart, gedachten en wil, zodat zij oprecht berouw krijgen over hun zonden, God smekend zoeken om vergeving en uitzien naar herstel van de band met Hem.
Het leerstuk van de totale verdorvenheid van de mens is waarschijnlijk het slechtste nieuws wat een mens ooit kan ontvangen. Het leerstuk staat echter niet alleen. Het gaat gepaard met het beste nieuws, en dan op zo’n manier dat alle eer voor het zaligen van zondaren is aan God, aan God alleen.
De auteur is medewerker van Third Millennium Ministries, een organisatie die wereldwijd christelijke voorgangers toerust door de verspreiding van theologische lectuur. >>thirdmill.org
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 april 2015
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 april 2015
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's