Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luisteren naar je eigen verhaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luisteren naar je eigen verhaal

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beide organisten improviseren volop in de eredienst. Chiel Jan van Hofwegen: „Bij Jos van der Kooy heb ik geleerd te denken vanuit het proces, te luisteren naar je eigen muzikale verhaal. Roelof van Middendorp: „Ik kijk de psalmen door en bedenk voor mezelf een thema.

De kerkorganist

Chiel Jan van Hofwegen (37) is een van de vijf organisten in wijk 1 van de hervormde gemeente van Alblasserdam, en begeleidt één dienst per maand in de Maranathakerk in Rotterdam-Zuid. Roelof van Middendorp (49) is organist van de Oude Kerk in Barneveld. Beide musici hebben een praktijk met orgel- en pianoleerlingen.

Uit een RD-enquête blijkt dat ongeveer 80 procent van de organisten geregeld of minder vaak improviseert. „Dat lijkt me een redelijk gemiddelde”, reageert Van Middendorp. „Ik vind het niet heel opvallend. Improviseren is iets wat je moet kunnen. Ik kan me voorstellen dat mensen die het goed kunnen een collectevoorspel improviseren, en mensen die er niet zo handig mee zijn alleen een korte intonatie uit hun hoofd spelen. Van die 80 procent geeft 24 procent aan het „soms” te doen, dat zou die laatste groep kunnen zijn.”

Van Hofwegen: „Wat er geïmproviseerd wordt, is inderdaad vers twee. Toch vind ik dat er best vaak wordt geïmproviseerd, meer dan ik had verwacht. Vier van de vijf mensen doen het in elk geval, even los van de kwaliteit.”

Bij de vraag door welke mensen organisten worden geïnspireerd als ze improviseren, komen Klaas Jan Mulder en Dick Sanderman als eerste twee uit de bus. Dat Klaas Jan Mulder bovenaan staat, verbaast Van Middendorp niet. „Hij had een rechtstreekse aanpak. De goed klinkende harmonieën komen prettig over. Z’n manier van harmoniseren bij de samenzang vond ik altijd heel sterk. Hij wist een doorgaande lijn te creëren, waardoor het lekker zong.”

Van Hofwegen: „De uitkomsten zijn divers, maar ik vind het goed te volgen dat Mulder met stip bovenaan staat als vertegenwoordiger van een meer romantische school, en Dick Sanderman als vertegenwoordiger van een klassieke stijl. Ook Sanderman spreekt iedereen aan. Zijn koraalboeken zijn goed speelbaar, de muziek zit goed in elkaar. Ik denk dat hij grote invloed heeft.”

Deze twee worden gevolgd door Pieter Heykoop, Feike Asma, Sietze de Vries.

Van Middendorp: „Asma heeft niet zo veel geschreven, misschien dat men bedoelt dat zijn stijl inspireert. Wat moet je van hem zondags spelen? Er is weinig.”

Van Hofwegen: „Ik verbaasde me over de tiende plek van Klaas Bolt. Die was toch een beetje de nestor van de klassieke stijl. Als jongen was ik erg door hem gegrepen.”

Van Middendorp: „Je ziet ook dat Cor van Dijk en Leen Schippers relatief hoog staan. Hun psalmbewerkingen worden veel gebruikt, ze zijn blijkbaar heel praktisch.”

Hoe vaak improviseert u in de eredienst?

Van Middendorp: „Ik denk tussen de 80 en 90 procent van de speeltijd. Improviseren vind ik het prettigst. Soms zoek ik een passend koraalvoorspel, of een preludium en fuga. Ik speel van Bach tot Zwart.”

Van Hofwegen: „Ook ik improviseer vrijwel altijd in de diensten. Een heel enkele keer speel ik literatuur. Zo heb ik bijvoorbeeld tijdens de vierde adventszondag de grote ”Aus tiefer not” van Bach gespeeld. In de nieuwsbrief heb ik dat uitgelegd, en de dominee citeerde het ook nog een keer in zijn preek. Het was een mooie eenheid.”

In welke stijl voelt u zich thuis?

Van Middendorp: „Zelf kom ik toch algauw in een romantische stijl terecht. Voor andere stijlen moet ik veel bewuster kiezen, dan blijf ik bijvoorbeeld bewust in een kerktoonsoort. Of ik doe iets met een minimaltechniek, dat werkt vaak ook goed. Uitgangspunt is dat de muziek goed in het gehoor ligt.”

Van Hofwegen: „Ik doe van barok tot vroegmodern, verder ga ik eigenlijk niet. Met modern doe je de meeste mensen geen plezier. Ik bereid al mijn voorspelen voor. Dan zit ik toch meestal wel een uurtje of anderhalf te werken en te bedenken: dit voorspel ga ik zo doen, en dan schrijf ik de eerste maten van mijn idee uit.”

Van Middendorp: „Ik kijk de psalmen door en bedenk voor mezelf een thema. Er moet iets zijn waaraan je je vast kunt houden. Meestal onthoud ik dat wel. Soms schrijf ik iets op, bijvoorbeeld als je iets als canonvorm wilt spelen. Het moet wel goed uitkomen.”

Wie inspireert u als het om improviseren gaat?

Van Middendorp: „Mij viel op dat ik de naam van Geert Bierling niet tegenkwam. Zijn improvisatie/samenzang-cd’s uit Delfshaven vind ik geweldig.”

Van Hofwegen: „Ja, die zijn gaaf! Deze kant van Bierling is niet zo bekend.”

Van Middendorp: „En ik vind dat Marco den Toom heel creatief harmoniseert. Dat inspireert, het neemt me mee.”

Van Hofwegen: „Ik oriënteer me vooral op de grote meesters Bach, Buxtehude en Reger. En Klaas Bolt is voor mij het begin geweest van stijlimprovisatie. Verder ontleen ik ideeën aan wat Sietze de Vries doet, of aan mensen als Hayo Boerema en Jos van der Kooy. Bij Van der Kooy heb ik geleerd te denken vanuit het proces, en te luisteren naar je eigen muzikale verhaal.”

Kunt u een voorbeeld geven van een recente improvisatie waardoor u als het ware zelf was verrast?

Van Middendorp: „De predikant citeerde onlangs een lied, ik weet niet meer precies welke het was. Maar ik kende het goed, en combineerde het toen met de slotzang, Psalm 119. En het paste precies in elkaar, het klopte allemaal. Dat vind ik dan wel leuk.”

Van Hofwegen: „Afgelopen biddag begonnen we met Psalm 65 vers 1: De lofzang klimt in stilheid tot U. Ik had bedacht: dan ga ik beginnen met een fluit 4 en 2 tegenover een zachte achtvoet. En ik had de beginharmonie opgeschreven. Al spelend ontstond er nog wat en nog wat, en je denkt: wow, dat klinkt gaaf! Het werd een mooie, verstilde sfeer, die je eigenlijk ook wilde hebben. Je hoort dat de mensen dan zitten te luisteren.”

Op het orgel zou je ook lichte muziek kunnen improviseren. Hoe kijkt u daar tegen aan?

Van Middendorp: „Dick Sanderman heeft composities gemaakt, bijvoorbeeld over ”Create in me a clean heart”. Wij hebben hier ’s middags een meer vrije liturgie. Dan speel ik liederen uit Op Toonhoogte, liederen die je ritmisch gezien nog goed op een orgel kunt spelen. Wij zingen hier bijvoorbeeld ”Heer, ik kom tot U”, nr. 216, gewoon bij het orgel. Eigenlijk moet het met de piano, maar het gaat goed, en waarom: de mensen zingen het door de week, ze kennen het. Dat is ook de enige reden waarom zo’n lied goed kan lopen, anders gaat het niet.”

Van Hofwegen: „Lichte muziek speel ik niet op orgel, maar op piano. Ik speel namelijk ook in een combo. Opwekkingsliederen moet je eigenlijk met een band spelen, met een goeie bassist en een drummer. Ik doe dat één keer in de twee maanden, en dat vind ik heel leuk.”

Waarom kan lichte muziek niet op orgel?Van Hofwegen: „Ik vind dat het wel kan, maar je moet het kunnen, dat is het. Jazzpianist Bert van den Brink improviseert fantastisch op orgel. En ken je Barbara Dennerlein? Je zou haar naam eens moeten googelen. Ze is een Hammondorganiste die in een kerk in New York een concertserie heeft gehad onder de titel ”Pedal and Pumps”. Jazz geïmproviseerd op orgel, fenomenaal!”

Hoe brengt u de improvisatiekunst over op de leerlingen?

Van Middendorp: „Ik gebruik het harmonisatieboekje van Bert Matter en Peter Molenaar. Wil je voorspelen kunnen maken, dan staan er in de handreiking van Kees van Eersel veel praktische voorbeelden.”

Van Hofwegen: „Bij al m’n leerlingen werk ik vanuit de harmonie, dat is de basis. Ik leer hun eerst akkoorden spelen vanuit het 1-4-5-systeem. Leerlingen die met liturgisch improviseren bezig zijn, krijgen diverse vormen aangeleerd. Soms ben ik een halfjaar bezig met de techniek van de trio. En bij pianoleerlingen is het belangrijk dat ze arrangementen kunnen lezen.”

Van Middendorp: „Ik heb een leerling die heel creatief is, maar hij wil wat hij bedenkt elke keer helemaal opschrijven, daar voelt hij zich prettig bij. Improviseren is ook durven, vertrouwen dat je uit het hoofd kunt spelen. Dat kan alleen als er een goede basis is.”

Dit is het zesde deel in een serie artikelen naar aanleiding van de RD-enquête onder kerkorganisten. Zaterdag deel 7.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 maart 2015

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

Luisteren naar je eigen verhaal

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 maart 2015

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's