„Leid ons in de strijd...”
„Tot een religieuze verdieping heeft deze tijd zeker niet geleid, schreef de Duitse theoloog Martin Schian. „Veeleer leidde het tot sterke afstomping en ook wel tot een volledige afkeer van God. De kerken waren gedesillusioneerd over de uitwerking van de Grote Oorlog. Maar toch: zelf meenden ze er lering uit te kunnen trekken.
In het themanummer ”Religie en de Eerste Wereldoorlog” van Transparant, het blad van de Vereniging van Christenhistorici (VCH), beschreef Hanneke Takken in september 2013 de Eerste Wereldoorlog als „meer dan alleen een militair en politiek conflict. Het was een oorlog tussen beschavingen, een conflict tussen culturen waarin deelnemers geloofden grote waarden te verdedigen.”
Het artikel vatte een deel van het onderzoek samen voor de dissertatie die Takken momenteel afrondt. Ze doorvorst de rol van de kerken in drie van de oorlogvoerende landen: Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië. Daarover levert ze ook een bijdrage aan een bundel die dit najaar verschijnt (zie kader ”Nederlandse christenen en WO I”).
De kerk was zeer betrokken bij de oorlog. Er werden bidstonden gehouden en kerkgebouwen waren vaak doordeweeks open voor mensen die wilden bidden.
De betrokkenheid bleek ook uit de massale bijeenkomsten die bij het uitbreken van de oorlog in 1914 werden gehouden. „Leid ons, Heere Zebaoth, leid ons, drie-enige God, leidt ons in de strijd en tot de overwinning!” zei de Duitse hofprediker Bruno Doehring toen de mobilisatie was afgekondigd. „Als wij niet het recht en het goede geweten aan onze zijde hadden, als we niet –ik zou bijna willen zeggen fysiek– de nabijheid van God voelden, die ons vaandel uitrolt en onze Keizer het zwaard in de hand drukt om de kruistocht, de heilige oorlog te voeren, dan moeten we sidderen en beven.”
De tegenpartij meende echter al evenzeer voor de goede zaak te staan. Ook de bisschop van Londen had het over een kruistocht en een heilige oorlog. En in Parijs liepen ten minste 30.000 mensen te hoop om te bidden voor de overwinning op „het blasfemische Duitse volk”, dat Franse kerkgebouwen verwoestte en priesters executeerde.
En zo waren de kerken overtuigd van de rechtvaardigheid van de eigen oorlogvoering. „Ze geloofden dat hun geloofsgenoten aan de andere zijde van het front zich op een dwaalweg bevonden en vaak als zwakke schaapjes achter hun gecorrumpeerde natie aanhobbelden”, zegt Takken.
Nationalisme kreeg –en dat stond in een eeuwenoude traditie– een diepreligieuze lading. De oorlog werd als deel van Gods heilsgeschiedenis gezien: wel een straf op de zonde, maar toch ook zuiverend, om het kwaad uit Europa te verwijderen. Aan beide zijden van het front waren er echter ook geestelijken die opriepen tot matiging. De anglicaanse aartsbisschop in het Engelse Canterbury stelde dat de oorlog niet Gods werk, maar dat van de duivel was.
Kans
Er zijn veel overeenkomsten in de manier waarop de Franse rooms-katholieke, Britse anglicaanse en Duitse protestantse kerken de oorlog rechtvaardigden en betekenis gaven, concludeert Takken. De oorlog leek voor vele geestelijken een buitenkans voor de kerk, die steeds meer in de marge was geraakt. De kerken liepen aanvankelijk vol, en ook aan het front kregen geestelijken de gelegenheid om vele on- en randkerkelijken te bereiken.
Maar vooral Britse en Duitse geestelijken kwamen al snel tot de conclusie dat de oorlog niet de omstandigheden creëerde voor een nationale wedergeboorte en een blijvende re-integratie van de kerk in de samenleving. Het kerkbezoek nam al snel weer af en niet alle soldaten waren ontvankelijk voor de geestelijke verzorging die werd geboden. Vooral Britse en Duitse geestelijken moesten concluderen: nood leert toch de meeste mensen niet bidden. „Religiositeit bleek voor velen alleen bij gevaar een tijdelijk toevluchtsoord”, concludeert Takken.
Wel vormde de oorlog een leerschool voor de kerk. „Hun nauwe contact met de gewone man, met de soldaat, had ze de tekorten van hun kerk in vredestijd laten zien. Zo ook voor de Britse militair geestelijke Neville Talbot. Hij schreef in 1917: „Nu is het tijd voor de kerk om intensief na te denken over de oorlog en de kwesties waarmee de oorlog de kerk confronteert, en hiervan te leren.”” Britse geestelijken stelden dat de Anglicaanse Kerk te dogmatisch, elitair en verdeeld was. Hun Duitse collega’s wezen op de nauwe banden tussen kerk en staat: hierdoor reageerde de kerk inadequaat op de oorlogsmoeheid en had zij het volk opgeroepen tot de laatste snik door te vechten.
De Franse rooms-katholieken keken minder kritisch terug op hun aandeel in de oorlog. „Voor hen was de oorlog een kans geweest om de natie te laten zien dat je 100 procent Frans en 100 procent rooms-katholiek kon zijn”, stelt de promovenda. „De oorlog bood hun de mogelijkheid om de goede katholieke deugden te laten zien: naastenliefde, liefdadigheid en vooral martelaarschap.”
Nachtmerrie
Veel Franse rooms-katholieke geestelijken moesten onder de dienstplicht in het leger dienen als soldaat. „Deze antiklerikale maatregel was aanvankelijk een nachtmerrie voor de kerk (een geestelijke mocht immers niet doden), maar gaf de geestelijken juist de mogelijkheid om te laten zien dat ze als katholiek het ultieme offer –hun leven– wilden geven. Zo keek de Rooms-Katholieke Kerk ook terug op haar aandeel aan de oorlog: van de kerk was een geweldig offer gevraagd. Publicaties die aan het eind van en net na de oorlog de activiteiten van de kerk evalueerden, staan vol met getuigenissen van heldhaftige geestelijken die zich opofferden voor hun medesoldaten en met lijsten van omgekomen geestelijken. Zo werd het bloedoffer beklemtoond.”
Echte vrede
„Biduur in dreigende oorlogstijd”, noteerde oefenaar L. Wijting van een op zichzelf staande gemeente in Rijssen in zijn preekbeurtenregister. Of: „biduur voor de vrede.” Direct na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog hield hij elke week een bidstond in zijn gemeente, over teksten zoals Openbaring 14:6 en 7: „...Vreest God, en geeft Hem heerlijkheid, want de ure Zijns oordeels is gekomen...” Toen Nederland buiten de oorlog bleef, was er op de dankdag in november reden tot danken: „Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden...” (Psalm 103:10 en 11).
In tal van preken en kerkbladen kregen de oorlogsomstandigheden aandacht. Ds. J. D. van der Velden (Gereformeerde Kerken) in Rotterdam-Kralingen preekte op zondag 29 september 1918 over Jeremia 8:20-22. „Wat zou ons biduur een rijke zegen afwerpen als er een verootmoedigd volk met belijdenis van zonde, met verbreking over allerlei breuk, des Heeren troon als bestormde, en de vrucht was een breken met alles wat de Heere mishaagt, een vragen naar Hem, de Heelmeester, en naar de balsem Zijns Woords, een vragen naar Zijn wegen in alle verhoudingen des levens, tot eer Zijns Naams.”
Nederland bleef tijdens de Eerste Wereldoorlog buiten de strijd. Daarover zei oefenaar M. Remijn (Gereformeerde Gemeenten) in Krabbendijke in een preek: „Nu kan hier in dit leven de bitterheid onder de voorzienigheid Gods nog voor een poosje wijken, doordat wij nog enkele jaren verschoond blijven voor grote ellende en verdriet als vruchten van de algemene verdiensten van Christus. Maar die vrede welke de wereld kent, is kort van duur, ja zij is ijdel, want wij bezitten haar buiten God.”
En met een verwijzing naar de Spaanse griep die aan het eind van de oorlog grote aantallen slachtoffers maakte: „Hoevelen zijn er in onze gemeente die in deze dagen van bezoeking en beproeving de bitterheid des doods hebben moeten ondervinden in hun nauwste betrekkingen en vrienden.”
Aan het eind van het jaar 1918 blikte ds. C. Densel (Gereformeerde Gemeenten) in het Amerikaanse Passaic terug op de Eerste Wereldoorlog en de Spaansegrieppandemie. In de oudejaarspreek verwees hij naar de oprichting van de Volkerenbond: „Maar juist ziende op het jaar dat achter ons ligt, past ons schuldbelijdenis. Wat is er veel gebeurd! Gods oordelen en gerichten zijn over de aarde heengegaan en hebben er velen geveld. Nauwelijks heft God Zijn slaande hand een weinig op of stof- en mensenvergoding wordt weer allerwegen toegepast. In plaats van op te merken, doet bijna alles met koortsachtige gejaagdheid mee om de brokstukken van de zogenaamde menselijke beschaving, verlichting en veredeling, die zo recht tot gruis zijn geslagen, weer tot een gebouw van menselijke inbeelding op te richten. Och, mochten wij een Ezra’s belijdenis vinden: „Zie, wij zijn voor Uw aangezicht in de schuld!””
Uit de nieuwjaarspreek van ds. Densel in 1919: „Het oude jaar doorgeworsteld hebbend onder zware bezoeking Gods aan volkeren en koninkrijken, vreselijke verwoestingen die de natuurlijke wereld op haar grondvesten deden beven en in de zedelijke wereld een tal van rampen verwekten, die op elk gebied een gehele omkering schijnen te bewerkstelligen, kunnen en mogen wij het aangehaalde woord tot het onze maken: „Het oude is voorbijgegaan!””
>>digibron.nl/eerstewo
Gereformeerden wereldwijd
Aan de universiteit in het Duitse Siegen wordt van 3 tot 5 juli een internationale conferentie over de Eerste Wereldoorlog en gereformeerden wereldwijd gehouden. Op het programma staan onder meer lezingen over gereformeerden in landen die in oorlog waren en in neutrale gebieden. Prof. dr. G. Harinck spreekt over Nederland en dr. G. J. Beuker over de Nederlandse Gereformeerde Kerk in het Duitse grensgebied.
Organisatoren van de conferentie zijn behalve de universiteit ook het Duitse Gesellschaft für die Geschichte des reformierten Protestantismus en de Johannes a Lasco Bibliotheek in Emden.
>>reformiert-info.de
Nederlandse christenen tijdens WO I
Aan de Vrije Universiteit in Amsterdam heeft op 15 oktober het congres ”De kogel door de kerk? De Eerste Wereldoorlog en het Nederlandse christendom (1914-1940)” plaats. Het wordt georganiseerd door het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (HDC) dat aan de VU verbonden is, en door de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog (SSEW).
Dr. J. P. Zwemer spreekt over ”Zeeland tijdens de Eerste Wereldoorlog”, dr. G. J. van Klinken over ”Protestants Nederland en Palestina 1914-1918”, prof. dr. G. Harinck over ”Protestantse veldprediking in Nederland” en prof. dr. A. H. M. van Iersel over de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog voor het rooms-katholicisme.
Tijdens de bijeenkomst wordt een boek over het thema gepresenteerd, alsook een themanummer van Trajecta, „tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden.” In het boek schrijft medesamensteller dr. E. Koops dat in recente literatuur over de Eerste Wereldoorlog „het accent nog steeds ligt op politieke, diplomatieke en economische aspecten. Aandacht voor de culturele, mentale, godsdienstige of sociale invloeden van de Eerste Wereldoorlog op Nederland ontbreekt nagenoeg geheel.”
Terugblik in België
”Herinneringen aan ’14-’18” was op 31 mei en 1 juni het thema van de jaarlijkse Open Kerkendagen in België. „De deelnemende kerken grijpen deze kans aan om het verhaal van de kerk, de gemeenschap of de lokale helden tijdens deze duistere periode te brengen door middel van tentoonstellingen, evocaties, concerten of poëzie”, aldus de aankondiging. „Andere kerken profileren zich tijdens dit weekend dan weer als ware vredeskerken.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 juni 2014
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 juni 2014
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's