Vrouw van Jezus-fragment
De aflevering van de Harvard Theological Review (jaargang 107) die vorige week verscheen, besteedt uitgebreid aandacht aan het in 2012 gepresenteerde Koptische papyrusfragment waarin onder meer staat: „Jezus zei hun: Mijn vrouw” en „zij kan mijn discipel zijn.” Harvard Divinity School redigeert het tijdschrift en is ook de werkgever van professor Karen L. King, die het onderzoek naar het fragment leidt. De Divinity School meldde vorige week in een persbericht dat recent onderzoek de oudheid aantoont van het fragment. Het is vermoedelijk uit de „zesde tot negende eeuw” na Christus afkomstig.
Wie het dossier dat het tijdschrift nu publiceert op zich laat inwerken, heeft aanleiding genoeg om het fragment en de publiciteit eromheen sceptisch te bekijken. Het persbericht zegt dat het fragment al uit de zesde eeuw kan dateren. Dat is een rare fout. Uit het radiometrisch onderzoek dat de biologiehoogleraar Noreen Tuross in maart 2014 heeft verricht, blijkt namelijk dat de papyrus dateert uit de tijd tussen 659 en 869 (jaartallen die het persbericht zelf ook noemt). De ondergrens is dan de tweede helft van de zevende eeuw; niet de zesde eeuw, zoals het persbericht zegt. Het gaat om een middeleeuws fragment.
In maart 2014 is de inkt op de papyrus onderzocht. Daarover luidt de laatste conclusie in het tijdschrift iets anders dan in het uitvoerige onderzoeksrapport, dat online te raadplegen is. De scheikundige James T. Yardley en de conservator Alexis Hagadorn, beiden verbonden aan Columbia University in New York, hebben de inkt op het papyrusfragment en op andere papyri onderzocht. Zij concludeerden dat de gebruikte inkt „primair gebaseerd is op carbon zwart pigmenten” die vanaf het begin van de jaartelling veel voorkomen. In hun uitvoerige rapport stelden Yardley en Hagadon bovendien dat de voor- en achterzijde van het fragment „verschillende, maar vergelijkbare mengsels van inkt” zouden kunnen bevatten. Dat de inkt op de voor- en achterzijde verschillend zou kunnen zijn, lijkt relevante informatie, althans voor een inktonderzoek. Waarom zwijgt de laatste conclusie in het tijdschriftartikel er dan over? Het artikel meldt dat de uitkomsten voor de voor- en achterzijde binnen de foutmarge „niet te onderscheiden zijn.”
Het onderzoek van de inkt was natuurlijk vooral van belang omdat het een vervalser die moderne inkt had gebruikt, meteen kon ontmaskeren. Een gewiekste vervalser, dat geeft onderzoekleider King zelf toe, zou echter ook vandaag nog een inktsoort kunnen gebruiken die oud lijkt. „Inkt op carbonbasis is precies de inkt die ik gebruikt zou hebben als ik de vervalser was”, schrijft de egyptoloog Leo Depuydt van Brown University in zijn vernietigende artikel over de authenticiteit van het fragment. De geboren Vlaming Depuydt laat weten dat hij er „persoonlijk 100 procent van overtuigd is dat het Vrouw van Jezus fragment een vervalsing is.”
Depuydt constateert dat het leeuwendeel van de woorden of woordgroepen ook in het Thomasevangelie te vinden is. Hij geeft een kansberekening die uitwijst dat het spontaan ontstaan van een zo grote mate van overeenkomst in uitdrukkingen en woorden als hier te zien is, statistisch uiterst onwaarschijnlijk is. De fragmentschrijver moet wel het Thomasevangelie voor zich hebben gehad. Bovendien signaleert Depuydt „grammaticale blunders” in het Koptisch, fouten die een geboren Koptischsprekende auteur eeuwen geleden beslist niet zou hebben gemaakt.
Ook paleografisch gezien levert het fragment vragen op. Malcolm Choat van de Macquarie University constateert dat het handschrift „niet lijkt op formele literaire producties in welke periode dan ook.” Er is een informele manier van schrijven gebruikt waarbij soms ook één en dezelfde letter op verschillende manieren is geschreven. Sommige letters lijken door een penseel geschreven te zijn en niet door een pen. Maar in de Romeinse tijd werden penselen niet of nauwelijks meer gebruikt: een penseel „zou je niet moeten tegenkomen in deze context.” Misschien mankeerde er dan iets aan de pen? Choat vindt dat het fragment er wat verdacht uitziet, maar een ondubbelzinnig bewijs voor een vervalsing ziet hij niet.
De eigenaar van het papyrusfragment heeft aan professor King een kopie gegeven van een notitie erover. Daarin wordt een zekere professor Fecht genoemd, misschien de egyptoloog die in Berlijn doceerde en in 2006 overleed. Deze notitie zegt over het fragment: „Professor Fecht meent dat dit een bewijs voor een mogelijk huwelijk zou kunnen zijn.” Het gebruik van zo’n tekst door de verkopers van het fragment is een slecht teken. Ook King erkent dat „geen serieuze geleerde” het fragment als een historische bron over Jezus zou beschouwen.
De papyrus dateert dus blijkbaar uit de vroege middeleeuwen. Of de geschreven tekst zelf ook zo oud is, is zeer de vraag. Voor historische reconstructies van de ideeëngeschiedenis van de eerste zes eeuwen is de tekst, hoe dan ook, onbruikbaar.
Dr. Aza Goudriaan is universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Reageren? focus@refdag.nl
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 14 april 2014
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 14 april 2014
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's