Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christelijke wetenschapper heeft streepje voor

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke wetenschapper heeft streepje voor

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De wetenschap biedt volop mogelijkheden voor jongeren met een reformatorische achtergrond. Universiteiten hebben behoefte aan integere, betrouwbare onderzoekers. Juist op dat gebied hebben christenen een naam hoog te houden, vindt Geerten van Nieuw Amerongen.

Na zijn studies biochemie en farmacochemie rolde Van Nieuw Amerongen als vanzelf de wetenschap binnen. „Mijn belangstelling ging uit naar de scheikunde van het leven –biochemie– en naar de scheikunde die gebruikt wordt om het leven te beïnvloeden – farmacochemie. Dat bleef de rode draad in mijn onderzoek.”

Inmiddels is hij programmaleider in het Institute for Cardiovascular Research van de Vrije Universiteit Amsterdam (ICAR-VU), de spin in het web van alle onderzoek aan bloedvaten aan de VU.

Hoewel het instituut veel expertise bij elkaar heeft gebracht over bloedvaten, zitten de onderzoekers verspreid door het hele VU medisch centrum. „Bloedvaten zitten nu eenmaal niet geïsoleerd in ons lichaam. Op de longafdeling heeft er onderzoek naar plaats, maar op de maag-darm-leverafdeling bijvoorbeeld ook.” Daardoor neemt het aansturen van onderzoek het grootste deel van zijn dagtaak in beslag.

Van Nieuw Amerongen waardeert het dat wetenschappers van christelijken huize op de VU de ruimte krijgen. „Juist nu het frauderen van de hoogleraren Diederik Stapel, Mart Bax en Don Poldermans aan het licht is gekomen. Er is behoefte aan degelijke, integere wetenschappers die niet sjoemelen met data. Dat legt een grote verantwoordelijkheid op christenwetenschappers: we mogen dat vertrouwen niet beschamen.”

Raakt u soms niet in de knoop met uw Bijbelse principes?

„Zelden. Bij mijn eigen onderzoek vrijwel niet. Dat ligt echter anders wanneer een onderzoeker aan de slag moet met cellen die via abortus zijn verkregen. Ik zou daar grote moeite mee hebben.

Ik moest een keer een gynaecoloog-in-opleiding die onderzoek deed aan zulke cellen helpen met een statistisch probleem. Daar kon ik gemakkelijk antwoord op geven, maar ik was het met haar onderzoek niet eens.”

In hoeverre krijgt u de ruimte om daar iets van te zeggen?

„Als er een onderzoeksvoorstel komt waarbij experimenten nodig zijn met cellen die via een abortus zijn verkregen, zal ik altijd zeggen hoe ik erover denk. In zo’n gesprek telt ieders mening, ook de mijne. En ik heb er eigenlijk nooit een vervelende opmerking over gehoord.”

Een ander punt zijn de medische congressen, die vooral op zondag plaatshebben. Hoeveel ruimte krijgt u om daarin voor een eigen invulling te kiezen?

„Het weekrooster van medici zit vol. Daarom zijn de congressen vooral op zondag. Dan ben ik absent. Evenmin reis ik op zondag.

In één geval zei mijn werkgever zelf al: „Ga maar niet.” Dat betrof een tiendaags congres waar twee zondagen mee gemoeid waren, terwijl de woensdag als vrije dag in het programma stond. Dan gaat er om economische motieven dus iemand anders. Ik had daar volkomen vrede mee.”

Daar wordt niet moeilijk over gedaan?

„Nee, ik ben vanaf het begin duidelijk geweest over mijn standpunt. En meestal valt de reactie mee. Zo moest ik voor een halfjaar naar de VS. Mijn baas zei vooraf al tegen de Amerikaan: „Denk erom, deze jongen werkt niet op zondag.” Over de soepele omgang met mijn standpunt over zondagsrust heb ik me weleens verwonderd.

Het is wel belangrijk om consequent te zijn, ook als je daarmee jezelf benadeelt. Ik was een keer genomineerd voor een prestigieuze onderzoeksprijs. De finale was op zondag. Ik zei toen: „Daar kan ik niet bij zijn.” De reactie was: „Jammer voor je, dan gaat de prijs aan jou voorbij.” Als je ook op zulke momenten principieel bent, zien anderen dat het niet alleen voor de vorm is. Overigens heeft dit voorval mijn wetenschappelijke carrière niet geschaad.”

Is de VU een uitzondering in de omgang met christelijke wetenschappers?

„Ik vermoed dat het begrip voor mijn standpunt op de Universiteit van Amsterdam wellicht wat minder zal zijn. De VU draagt wat dat betreft nog steeds het gereformeerde verleden met zich mee. De universiteit wil vandaag de dag een inspirerende ontmoetingsplaats zijn waar gewerkt wordt aan verbinding tussen disciplines, culturen, religies en maatschappelijke opvattingen, zoals dat officieel zo mooi heet.”

Hoe staat u als christenwetenschapper in het academische klimaat?

„Ik stoor me behoorlijk aan het mensbeeld in de wetenschap. Als onderzoeker moet ik me keer op keer profileren: tien keer per jaar moet ik opschrijven hoe goed ik ben. Dat staat haaks op de Bijbelse noties van bescheidenheid, matigheid, dat wij nietig stof en as zijn. Zo’n mensbeeld is ten enenmale vreemd aan het wetenschappelijk carrièredenken.

In juni heb ik de Amsterdam Science & Innovation Award 2013 gewonnen. Toen wierp een jury me nog voor de voeten: „Je moet niet zo bescheiden zijn.” Dat is gewoon niet leuk.”

Levert dat mensbeeld ook nog consequenties op voor het omgaan met leven en dood in de medische wereld?

„Vooropgesteld, ik weet dat er enorm wordt geknokt voor een patiënt die in een kritieke toestand verkeert. Maar wanneer iemand overlijdt, is naar de overtuiging van de meeste collega’s „alles voorbij.” Ze hebben een puur materialistisch wereldbeeld waarin geen plaats is voor God en een leven na de dood.”

Is er ruimte om daarover met hen in gesprek te gaan?

„Meestal gebeurt dat als ik met collega’s op reis ben. Ik merk dan dat ze vooral zouden wíllen dat er na het leven niets is, maar zeker weten doen ze dat niet.”

Hun materialistische wereldbeeld leidt vrijwel automatisch tot het aanvaarden van de evolutietheorie als verklaring voor de oorsprong van de biologische wereld. Wat merkt u daarvan?

„Weinig. Het voordeel van mijn werk is dat het exacte wetenschap is: ik meet, beschrijf en leg uit. De discussies gaan vooral over de feitelijke conclusies.

Maar in de wetenschappelijke literatuur wordt de evolutietheorie hinderlijk vaak aangevoerd als verklaring voor het ontstaan van bijvoorbeeld bloedvaten. Het valt mij overigens op dat er rijkelijk gebruik wordt gemaakt van fantasie; ik lig er dus niet wakker van.

Tijdens mijn colleges leer ik de studenten: Stel vragen bij alles wat je opleiders je willen bijbrengen. Ik stimuleer bij hen een kritische geest. Dat is een insteek die ook reformatorische jongeren met een wetenschappelijk ambitie zou moeten aanspreken.”

Dit is het eerste deel in een vierdelige serie over wetenschappers en levensbeschouwing. Volgende week prof. dr. Ronald Meester.


Dr. G. P. van Nieuw Amerongen

Geerten van Nieuw Amerongen (42) is programmaleider bloedvatonderzoek van het Institute for Cardiovascular Research aan het VU medisch centrum te Amsterdam (ICAR-VU) en universitair hoofddocent aan de medische faculteit. Van Nieuw Amerongen is ouderling van de gereformeerde gemeente van Stolwijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 december 2013

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

Christelijke wetenschapper heeft streepje voor

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 december 2013

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's