Moderne Hollandse meesters in Schiedam
Honderd kunstwerken van zestig Nederlandse kunstenaars; dat is de tentoonstelling Ik hou van Holland. Nederlandse kunst na 1945. Twee jaar lang toont het Stedelijk Museum Schiedam een overzicht van de naoorlogse tot hedendaagse kunst.
Internationaal rollen de kunststromingen in de moderne tijd over elkaar heen. In een expositie een overzicht bieden van de moderne kunstgeschiedenis, is dan ook niet eenvoudig. Het Stedelijk Museum Schiedam laat echter zien dat de kunst uit de naoorlogse periode in Nederland goed is te groeperen en alles te maken heeft met al het andere dat in de maatschappij gebeurt.
In het trappenhuis tussen de tentoonstellingszalen zijn beelden te zien van de Deltawerken in aanbouw en de opening van de nieuwe Bijenkorf in Rotterdam. Conservatoren Wilma Sütö en Colin Huizing laten zo zien dat de kunstenaars niet op een eiland leven maar reageren op de maatschappij. Dat maakt het voor de bezoeker mogelijk om de kunst in perspectief te plaatsen.
Het Stedelijk in Schiedam helpt daar ook kinderen een handje bij. De Kijk & Doe-tocht moet hun greep bieden op deze hectische kunstperiode. In heldere korte teksten geeft een boekje daarbij uitleg over diverse periodes en kunstwerken. Over Cobra bijvoorbeeld: „Zij hadden allemaal de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en wilden er met hun kunst voor zorgen dat de wereld beter zou worden. Vrijheid was heel belangrijk.” En bij het werk van Henk Peeters: „Hij vond dat je kunst eigenlijk niet hoefde te maken. Het is er gewoon al. Ook dingen die eigenlijk niet bedoeld zijn als kunst kunnen kunst zijn. Hij nam dus vaak gewoon dingen die al bestonden en noemde dat kunst.”
Met vragen zoals ”Vind je dit schilderij vrolijk of somber of misschien een beetje griezelig?” worden kinderen geprikkeld om beter te kijken naar een kunstwerk.
Vijf thema’s geven structuur aan de tentoonstelling: Oorlog &Vrijheid, Wederopbouw & Welvaart, Comfort & Koude Oorlog, Identiteit & Maakbaarheid en als laatste het thema Zonder Grenzen.
”Ik hou van Holland. Nederlandse kunst na 1945” is te zien tot 6 september 2015. >>stedelijkmuseumschiedam.nl
Oorlog & Vrijheid
Met de oorlog vers in het geheugen groepeert een aantal kunstenaars zich in de stroming Cobra; een acroniem van Copenhagen, Brussel en Amsterdam. In hun kunst is plaats voor het verwerken van een oorlogstrauma. Donkere naargeestige schilderijen met ‘monsters’ geven uiting aan de gruwelijke oorlogsjaren. Maar Cobra is vooral opgericht om de blik naar de toekomst te richten: het nieuwe perspectief moet samen gevierd worden. Nadat in de oorlogsjaren de meeste creatieve uitingen verboden waren, vieren de Cobrakunstenaars de vrijheid van expressie. En dat is te zien in hun eenvoudige, aandoenlijke en kinderlijke kunst.
”Zon” van Corneille (1922-2010) is daar een voorbeeld van. Realiteit is voor hem niet zo belangrijk, verbeelding des te meer. Dat wordt versterkt door zijn reizen naar Afrika, waar hij kennismaakt met de primitieve kunst. Zijn schilderij “Zon” laat door de kleuren en vormen zien dat hij ook geïnspireerd is door de kunstenaars Paul Klee en Jean Miró.
Het sámen vieren van de vrijheid blijkt na drie jaar niet meer haalbaar; Cobra valt uiteen. De wereld is in de greep van de Koude Oorlog en de Cobrakunstenaars moeten vaststellen dat de wereld weinig geleerd heeft van de Tweede Wereldoorlog.
Comfort & Koude Oorlog
Na de oorlog is het tijd voor wederopbouw. Het Amerikaanse Marshallplan geeft een belangrijke financiële impuls aan de Nederlandse economie, die zich weer ontwikkelt. Beeldend kunstenaar Henk Peeters (1925-2013) vindt dat de kunst ver achterloopt op de wetenschap en de techniek en maant zichzelf en zijn collega’s meer gebruik te maken van de moderne middelen en materialen die voorhanden zijn. Te denken valt aan kunstgras en schuimplastic tot zelfs een complete vriezer.
Peeters kiest eerst zijn materiaal, daarna een thema. Die werkwijze komt voort uit de beschikbaarheid van al die voor hem moderne spullen. In 1965 glipt het kunstenaarschap hem uit de vingers en zet hij al zijn werk bij het oud vuil. Daarover zegt hij zelf later: „Je kon twee dingen doen: fabriceren of ophouden.”
Eind jaren negentig pakt hij de draad weer op. Hij maakt onder andere ”Alie 2” een opgespannen koeienhuid. Hiermee gaat hij verder in het gedachtegoed van de Nulgroep waarvan hij eerder deel uitmaakte.
Zonder Grenzen
In het thema Zonder Grenzen is te zien dat kunstwerken in de 21e eeuw weer maatschappijkritisch worden. Er is dan geen sprake meer van dominante kunststromingen of kunstenaarsgroepen. Digitale installaties en fotografie behoren definitief tot het domein van de kunst. Dat blijkt bijvoorbeeld bij ”Wire Head and Body” van de Rotterdammer Dwigt Marica (1973): een pop die levensecht nonchalant tegen de muur leunt, maar met een hoofd en armen van gekleurde computerkabels. Het commentaar van de maker: „We kunnen wereldwijd met elkaar praten, maar problemen niet oplossen.”
Die problemen verbeeldt kunstenaar Ronald Ophuis (1968), die zichzelf vergelijkt met een oorlogsjournalist. Hij onderzoekt voormalige slagvelden en toont menselijk geweld en het lijden dat volgt. Zonder moreel oordeel, maar als een spiegel voor de kijker.
Waar in deze zaal de mooie kant van vrijheid en open grenzen te zien is, wordt ook de andere kant ervan zichtbaar. Kunst mag in deze tijd over alles gaan. Onderwerpen zoals God en seksualiteit worden niet ongemoeid gelaten. Ook dát is een spiegel voor de kijker.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 7 oktober 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 7 oktober 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's