Zolang hij maar op een hoofd past
Hoeden maken is een combinatie van handwerk en maatwerk. „Er is eigenlijk maar één beperking: wat je maakt moet op een hoofd passen. Een kijkje in de wereld van cloches, capelines en mallen van lindehout.
Nienke Visser (62) kwam in aanraking met het hoedenmakersvak door het volgen van een cursus. „Vanaf dat moment was ik gegrepen door de hoed.” Ze leerde het ambacht van hoedenmaakster Erna Wouters en krijgt nog steeds les van Marianne Jongkind, die al meer dan vijftig jaar in het vak zit.
Ze begon een eigen bedrijf, Hoeden en Zo, in haar woning in ’s-Gravendeel. De zijkamer is winkel-showroom, de ruimte achter de keuken werd het atelier. Daar liggen en staan hoeden in verschillende fasen van ontwikkeling.
Voor alle gelegenheden waarbij mensen anno 2013 hoeden dragen maakt Nienke Visser creaties. Via haar website (hoedenenzo.nl) weten hoedenliefhebbers uit het hele land haar te vinden. „Ik krijg vooral opdrachten voor trouwerijen, maar ook van vrouwen die een nieuwe hoed voor de kerk zoeken.” Sommige opdrachtgevers willen een nieuwe hoed voor een paardensportevenement. „Ik heb meerdere hoeden gemaakt voor de races in Ascot”, vertelt ze. En elk jaar is er tijdens Prinsjesdag wel een hoed van haar te zien. „Het leuke van hoeden maken, is dat er eigenlijk maar één beperking is: wat je maakt moet op een hoofd passen. Het is trouwens wel mijn streven om draagbare hoeden te maken.”
Handwerk
Nienke Visser werkt vooral in opdracht en altijd volgens eigen ontwerp. Elke hoed is een combinatie van handwerk en maatwerk. Er gaat dus veel tijd in zitten. Zeker tien uur, schat Nienke Visser, maar vaak ook langer. Een hoed van Hoeden en Zo is dus niet goedkoop. Prijzen liggen tussen de 75 en de 350 euro. „Het valt me op dat vooral vrouwen die een nieuwe hoed voor de kerk willen me duur vinden. Dat zal ermee te maken hebben dat ze gewend zijn aan de prijzen in een hoedenwinkel. Fabriekshoeden zijn natuurlijk goedkoper.”
Ze vertelt een anekdote over een echtpaar. De vrouw vond een handgemaakte hoed eigenlijk te duur. „Toen zei haar man: Maar deze hoed wordt speciaal voor jou gemaakt. En hij staat je mooi. Je doet het maar.” Ze ging overstag. „Toen haar hoed klaar was en ze hem opzette, was ze er zo blij mee. Een prachtig moment.”
Inspiratiebron
Nienke Visser heeft enkele tientallen hoeden op voorraad, maar die fungeren voornamelijk als inspiratiebron voor een nieuw model. „Ik merk dat mensen vaak geen idee hebben wat ze willen. Daarom laat ik meestal eerst iets passen uit mijn winkel. Dat is natuurlijk niet gelijk goed, maar uiteindelijk wordt het vaak toch wel iets in die richting.”
Een tekening maakt ze niet. Ze luistert naar de wensen van de klant, laat mogelijke materialen en modellen zien en gaat aan de slag met een centimeter. In haar hoofd en onder haar handen vormt zich vervolgens, stap voor stap, een nieuwe hoed.
„Als ik zeker van mijn zaak ben, maak ik een hoed in één keer helemaal af. Als ik twijfel laat ik de garnering bijvoorbeeld nog achterwege. Het is altijd spannend als een klant de hoed opzet. Is hij of zij tevreden? Het is ook een mooi moment. Eigenlijk wordt het pas leuk als je een hoed op een hoofd ziet. En als je merkt dat een klant blij is met wat je hebt gemaakt. Gelukkig is dat meestal het geval.”
Klokachtig
Wie denkt dat een hoedenmaker wel planken vol rollen vilt zal hebben liggen, komt bedrogen uit. Nienke Visser legt in haar atelier een paar voorgevormde maar slappe hoedachtige objecten van vilt op tafel. „Hier werk ik veel mee. Het klokachtige model heet een cloche, de ander die al meer lijkt op een hoed met een rand wordt een capeline genoemd.” In de fabriek wordt met behulp van grote mallen van de grondstof, wol of haar, vilt in vorm gemaakt. Een cloche wordt gebruikt voor hoeden met een kleine rand. Een capeline is de basis voor een hoed met een bredere rand.
Ook hoeden van gevlochten materiaal maakt Nienke Visser op deze manier. Ze laat een aquablauwe cloche van stro zien. „Die worden helemaal met de hand gevlochten”, vertelt ze. „Als de rand niet te breed wordt, kun je met een cloche of capeline een hoed uit één stuk maken.”
Ze werkt ook veel met plat materiaal op rollen, bijvoorbeeld met sinamay, een transparant geweven product op basis van vezels van de bananenplant. „Als je daarvan een hoed maakt, heb je altijd twee delen: één voor de bol en één voor de rand.” Dat is meer werk, want de twee delen moeten met de hand aan elkaar worden gezet.
Lindehout
De mal is het belangrijkste gereedschap van een hoedenmaker. Nienke Visser laat haar mallenkast zien: planken vol met houten objecten in allerlei vormen. Groot, klein, rond, asymmetrisch, hoekig, met knepen en vouwen.
Het model van de mal bepaalt grotendeels hoe een hoed eruit komt te zien. Het is voor een hoedenmaker prettig om een ruime collectie mallen te hebben, maar dat is tegelijk een hele investering. De mallen zijn meestal van lindehout. „Dat is zacht genoeg om er punaises in te drukken.”
Nienke Visser pakt een groene cloche van wolvilt om te demonstreren hoe de bol van een hoed zijn vorm krijgt. Eerst wordt het vilt natgemaakt met een melkachtige vloeistof, een zogenaamde appret. „Dat zorgt ervoor dat het materiaal uiteindelijk stevig wordt en zijn vorm houdt.” De natte cloche wordt boven een stoomapparaat gehouden om het vilt zacht te maken. Een link werkje, want stoom is heet.
Natte wol
Als het in het atelier naar natte wol begint te ruiken, is de cloche klaar om over de mal te worden getrokken. Dat moet met de hand en komt precies. „Dat kost tijd en je hebt er best wat kracht voor nodig om het goed te krijgen. Als het vilt strak om de mal zit, moet je het onderaan met punaises vastzetten om het tijdens het drogen op z’n plaats te houden.”
Ze laat een eerder opgespannen bol zien om te demonstreren hoe vormvast hij na deze behandeling is. En blijft, mits goed behandeld. „Klanten vragen me weleens of ze met hun hoed ook in de regen kunnen lopen. Nee, dus. Als je dat wilt, moet je een regenhoed kopen. Of een paraplu opsteken.”
Als de hoed van de mal gehaald wordt, begint het creatieve werk pas echt. „Eigenlijk heb je dan alleen nog maar een basismodel. Daarmee kun je alle kanten op. Wat doe je met de rand, hoe zet je die vast, wat voor garnering kies je. Daarmee zet je als hoedenmaker je eigen handtekening.”
En wat is dan een echte Nienke Visserhoed? „Een strak model, soms asymmetrisch. Zonder tierelantijnen. Niet te veel veren, niet te veel bloemen.”
Punaises
De ’s-Gravendeelse hoedenmaakster heeft dit jaar voor het eerst twee stagiaires, die allebei aan een paar hoeden werken. „Ik had niet gedacht dat dat zo leuk zou zijn. Zij leren dingen van mij, maar ik leer ook van hen. Het is leuk om te merken dat er in het onderwijs weer waardering is voor ambachtelijke technieken.”
Stagiaire Anne werkt aan een lichtroze vilthoed in twee delen: een asymmetrische bol en een brede rand. „Omdat de rand zo breed is, wordt deze hoed in twee delen gemaakt”, legt Nienke Visser uit. De bol ligt al klaar op de werktafel. Anne is bezig om de rand na het stomen met punaises op een mal vast te zetten.
Stagiaire Salsyra is bijna klaar met een pothoed uit een stuk. Ze heeft hem eerder die morgen van de mal gehaald en de rand afgeknipt. Nu zet ze met de hand een ripsbandje aan de binnenkant vast. Nienke Visser geeft instructies voor het vervolg. „Knip zo als garnering maar een bandje van het materiaal dat over is.” Ze geeft met haar vingers aan hoe breed ongeveer: een paar centimeter.
Als Salsyra het bandje om de bol heeft vastgezet, probeert ze een paar mogelijkheden uit om van het restant een versiering te maken. Een lusje hier, of een dubbele lus daar. Ze kijkt Nienke Visser aan, die goedkeurend knikt. „Leuk, doe het maar zo.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 oktober 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 oktober 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's