Rococo, schapenboutmouw en strakke korsetten
Mode verandert telkens weer en grijpt tegelijkertijd terug op het verleden.
Waar kan een uitstapje in de modegeschiedenis beter starten dan aan het hof van Lodewijk XIV, de vorst die een onmiskenbaar stempel drukte op de cultuur van het zeventiende-eeuwse Europa? De Franse Barok beleefde hoogtijdagen en de mode aan het hof te Versailles was op die leest geschoeid. Kenmerkend was het gebruik van zware stoffen, overdadige versieringen en golvende lijnen. Na de dood van Lodewijk XIV in 1715 en onder de heerschappij van Lodewijk XV werd de stijl losser en extravaganter. De taille van de dames was angstwekkend smal -bewerkstelligd door een korset– en de rokken wijd, vanwege hoepelrokken van walvisbaleinen. Mannen droegen een getailleerde jas over een vest en broek, zijden kousen, een hemd met jabot en een vernuftig gestrikte das. Naarmate de jaren verstreken, werd deze rococomode extremer. De hoepels namen bijvoorbeeld bizarre vormen aan: soms hadden de jurken een spanwijdte van 2 meter, waardoor vrouwen alleen zijdelings door een deur konden.
De Franse Revolutie zorgde voor een behoorlijke omwenteling, ook in de mode. De silhouetten kregen een natuurlijker lijn en luxe stoffen en frivoliteiten werden afgekeurd. De japonnen werden nu gemaakt van dunne stof die vrij langs het lichaam hing: het tegendeel van de stijve, gemodelleerde rococogewaden. Maar rond 1820 verdween deze neoclassicistische trend en regen vrouwen zich toch weer in het korset. De romantiek deed zijn intrede en vrouwen hulden zich in wijde jurken met extreem opbollende schapenboutmouwen. De romantische schijnwereld bood een ontsnapping aan de harde werkelijkheid van de opkomende industrialisatie. De romantiek ging naadloos over in de Victoriaanse stijl: de mouwen werden langer en gladder, de kleuren gedekter, de rokken zwaarder en extremer. Het onverbiddelijke korset kon intussen leiden tot allerlei onverkwikkelijke lichamelijke klachten. „Het kwam voor dat interne organen in elkaar werden gedrukt, longen en nieren door gebroken ribben werden geperforeerd, of dat de longcapaciteit ernstig werd aangetast”, zo schrijft Mairie Mackenzie in ”Mode begrijpen” (2010).
De Victoriaanse mode ontwikkelde zich in gegoede kringen tot de mode van de Belle Epoque, wat letterlijk ”mooie tijd” betekent. Of het echt mooi was, valt te betwijfelen, want de strakke, knellende korsetten voor dames bleven. De jurken werden romantisch en klokvormig. Mannen droegen hoge hoeden, jacquets en hoge boorden. In de beginjaren van de twintigste eeuw ging de taillelijn weer omhoog. Jurken waren gemaakt van soepele, zachte stof en vrouwen hoefden zich niet meer te onderwerpen aan korsetten die hun lichaam in onnatuurlijke bochten dwongen. Ontwerpers als Coco Chanel en Jean Patou verhieven de eenvoud tot toppunt van elegantie.
Na de Eerste Wereldoorlog maakte de confectiemode een behoorlijke groei door. Omdat er in de oorlog veel standaard legeruniformen moesten worden geproduceerd, hadden kleding- en textielfabrieken het nodige geïnvesteerd in machines. Van die ontwikkeling profiteerde de consument. Couturiers breiden hun tot nu toe handgemaakte collecties uit met confectiemodellen. De overgrote meerderheid van de bevolking bleef overigens aangewezen op het zelf maken van kleding, maar omdat naaimachines niet meer zo duur waren en er papieren patronen kwamen kon die zelfmaak-kleding er toch modieus uitzien.
De crisisjaren braken aan en ook nu weer ontstond een nostalgische modetrend: de neovictoriaanse stijl met zijn romantische, wijduitstaande jurken. De trend duurde overigens niet lang: de Tweede Wereldoorlog maakte er korte metten mee. Voor al die extra meters stof was geen geld meer. In Engeland legde de overheid haar burgers zelfs een strak schema op voor het ontwerp, de productie, de prijs en de hoeveelheid kleding. Kenmerkend waren de minimaal geplooide rokken met een standaardhoogte van 45,5 centimeter boven de grond en strakke, korte jasjes.
Na de oorlog bepaalde de zogeheten New Look tien jaar lang de mode. Ontwerper Christian Dior zette hiervoor de toon. De rokken waren wijd, de tailles dun, de schouders rond. Vanaf de jaren zestig volgden modetrends elkaar in steeds sneller tempo op, onder invloed van de opkomst van de massamedia, de massacommunicatie en het consumentisme. Nieuwe ontwikkelingen, muziekstijlen en filosofische stromingen leidden direct tot de introductie van nieuwe kleedstijlen, die haast niet meer bij te houden waren. Opvallende ontwikkeling is de opkomst van de vrijetijdskleding eind jaren zeventig: de spijkerbroek, het T-shirt en de pullover worden onder mannen gemeengoed.
In de jaren tachtig wordt de term ”yup” gemunt, als aanduiding voor jonge, succesvolle stadsbewoners. Daarbij hoort een kleedstijl van maatkostuums met brede schouders en mantelpakjes met schoudervullingen. Eind jaren negentig komt de term ”vintage” in zwang, die tweedehandskleding opeens hip maakt. In de huidige postmoderne tijd kan de consument uit zo’n enorme hoeveelheid stijlen kiezen, dat van een rode draad feitelijk geen sprake meer is. Wel blijft met regelmaat een nostalgische trend opduiken, zoals nu de romantische jurken in jarenvijftigstijl.
Gelukkig zonder korset.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 30 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 30 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's