„Waardenburg is goed voor mij geweest”
WAARDENBURG. Ds. M. Mondria is deze maand veertig jaar predikant en staat veertig jaar in Waardenburg. „Waardenburg is goed voor mij geweest, beter dan ik voor Waardenburg ben geweest.
„Aan mijn kant was veel onvolkomen. Er was veel gebrek en tekort en er was nogal wat ambtelijk werk met zonden bevlekt. Dat moet ik na al die jaren eerlijk bekennen. Maar van de gemeente heb ik veel liefde mogen ontvangen en God is goed geweest voor een onnutte dienstknecht.”
Mondria werd op 6 oktober 1942 in Apeldoorn geboren in een christelijk gereformeerd gezin. Al jong liep hij met de roeping om predikant te worden. Toen hij 22 jaar oud was, werd hij toegelaten tot de studie voor predikant aan de Theologische School van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn. „Ik heb slechts het eerste jaar in vooropleiding afgemaakt. In dat jaar raakte ik er steeds minder van overtuigd dat ik daar op mijn plaats was. Ik had altijd gemakkelijk kunnen leren, maar het leek wel alsof alles vastliep. Het ging niet. Ik kreeg het advies om ermee te stoppen.”
De weg was duister en de toekomst donker. In 1966 werd Mondria lid van de Gereformeerde Gemeenten, waar hij in 1970 werd toegelaten tot de studie aan de Theologische School.
Op 27 september 1973 werd kandidaat Mondria verbonden aan de gemeente in Waardenburg. „In mijn studententijd werd de gemeente van Waardenburg al op mijn hart gebonden. Maar toen we met vier medestudenten beroepbaar werden gesteld, kreeg een ander het beroep. Dat heeft veel strijd gegeven, want de Heere had me duidelijk gemaakt dat ik naar Waardenburg zou moeten. Toen de student die het beroep had gekregen, ervoor bedankte, werd het tweede beroep op mij uitgebracht. Ik had wel meer beroepen gekregen, maar naar mijn beleving was Waardenburg het enige. Ik heb het aangenomen, nog voordat ik de beroepsbrief ontvangen had.”
Daar staat hij nog steeds. „Als iemand mij in 1973 had gezegd dat ik veertig jaar in één gemeente zou staan, dan had ik waarschijnlijk gezegd: Dat kan ik nooit. Maar hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op deze dag.”
Aan beroepen van andere gemeente ontbrak het niet. „Elk beroep wordt uitgebracht onder aanroeping van de naam des Heeren. Daar mag je niet lichtvaardig mee omgaan. Er zijn wel beroepen geweest waarbij ik me afvroeg wat de Heere ermee wilde zeggen, maar als er geen licht van boven over een beroep viel, moest ik altijd weer bedanken. Als het donker is, moet je maar geen stappen doen.”
Ds. Mondria is 70 jaar, zou met emeritaat kunnen gaan. „Ik weet dat dat mag, maar ik durf niet. Ik mag al het werk in de gemeente nog doen, hoewel ik goed weet dat dat morgen opeens anders kan zijn.”
In de afgelopen veertig jaar zijn z’n preken niet veranderd, zegt ds. Mondria. „Tenminste, wat de grondslag betreft niet. Het zou niet goed zijn als dat wel zo was, want de grondslag van de waarheid en de wijze waarop God een mens bekeert, zijn ook niet veranderd. Misschien word je in al die jaren iets doordachter.”
Ds. Mondria preekt weleens buiten de eigen kerkelijke grenzen. „Ik nodig mezelf niet uit, het gebeurt maar incidenteel. Als ik ergens gevraagd word om het Woord te bedienen, kan ik niet zomaar nee zeggen.”
Met de plaatselijke gereformeerde gemeente in Nederland heeft de Waardenburgse predikant goede contacten. „Toen ze daar hun kerk aan het verbouwen waren, hebben we hun gezegd dat ze voor doordeweekse diensten onze kerk mochten gebruiken, en dat is ook een aantal keren gebeurd.”
Ds. Mondria heeft altijd, zegt hijzelf, „onderscheidenlijk” willen preken. „Ik heb geprobeerd Schriftuurlijk-bevindelijk het werk van de Drie-enige God te verkondigen, zoals dat in de drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid gestalte krijgt. Velen spreken alleen over Jezus, maar we hebben tegen God gezondigd. Een mens krijgt niet met Jezus, maar met God te doen. In de prediking moet aan de orde komen dat de zaligheid in geen Ander is, daarom moet er plaatsgemaakt worden voor Christus en voor Zijn werk.”
Waardenburg begeert, zegt de predikant, een separerende prediking, „zoals die vanouds in onze gemeenten is geleerd en zoals die ons door ds. G. H. Kersten is voorgehouden. Het is onze hoge opdracht om het onderscheid tussen dood en leven, tussen schijn en zijn, te verkondigen, zoals de Heere Jezus dat in Zijn gelijkenissen aan de discipelen heeft voorgehouden. Er moet een wonder in het leven gebeuren. Christus zegt: Gij moet wederom geboren worden.”
In een speciale kast bewaart de predikant een overzicht van de preken die hij gehouden heeft. Het zijn er 3900 geweest. „De Heere weet de vrucht ervan, die misschien pas in de eeuwigheid openbaar zal komen. Maar als het over mijn preken gaat, moet ik vooral zeggen: „Heere, doe verzoening over al mijn zonden.” Het is mijn verzuchting dat Hij ermee zou willen doen wat Hem behaagt. Het is een grote verwaardiging als een nietig mensenkind het Woord van de hoge God mag preken aan Adamskinderen. En dat moeten niet alleen nederige woorden zijn, maar vooral de beleving van het hart.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's