Jan Rap
Het is genoegzaam bekend dat ik, in tegenstelling tot Abraham Kuyper, een maat ben van ”Jan Rap”. Eigenlijk staat Jan Rap voor: rapaille, geboefte, gepeupel, grauw, plebs, schorem, schorremorrie, uitschot. Ik houd het echter maar op degenen die „het verschil niet weten tussen hun rechter- en hun linkerhand”, zoals ooit in Ninevé. Dominees uit de volkskerk kunnen daar sappige, ook snerpende verhalen over vertellen.
Ds. J. ter Schegget, ooit in het gevolg van Kuyper, later hersteld, dat wil zeggen van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, was eens op huisbezoek bij een Friese vrouw. Ze had van tevoren netjes een Bijbel op tafel gelegd, geleend bij haar buurvrouw. Ze kon echter lezen noch schrijven.
Hij maakte ook mee dat hij met een communist, die hem steevast van de deur vloekte, aan de praat raakte, omdat hij zijn voet tussen de deur bleef houden. Uiteindelijk legde de man zijn hoofd neer in vertrouwen op de Man, over Wie de dominee altijd weer kwam te spreken.
Uit het boek ”Herder en leeraar” (’s-Gravenhage, 1941) van D. van der Stoep blijkt wel hoe Drenthe, en dan vooral ”de zandgemeenten”, de kroon spande met Jan Rap. Drie keer in het leven ging men naar de kerk: bij de doop, de huwelijksbevestiging en bij de begrafenis. Kerk op wielen. Collectief had men er, hoewel laat, afscheid genomen van Rome, even collectief was men overgegaan naar de gereformeerde religie. Maar individueel: ho, maar! De kerk was er vooral voor de begrafenis, citeert Van der Stoep „een Drentsch predikant.” Dan was de hele gemeente, c.q. de gemeenschap aanwezig. De dominee werd er „in vol ornaat” verwacht en werd ook geacht een ”ernstigewoordjesspreker” te zijn. De dominee moest ook vooral niet denken dat men de godsdienst „helemaal den rug heeft toegekeerd” maar „men kan erg moeilijk zo lang achter elkaar in de kerk zitten.”
Toen er eens in een Drentse gemeente „van kerkelijk hoogerhand” op werd aangedrongen dat men toch zou bidden en danken „en uit den bijbel lezen bij ’t eten”, merkte een ouderling op: Alles goed en wel, maar dan ga ik liever uit de kerkenraad.
Wel moest de dominee aan het sterfhuis „natuurlijk” uit de Bijbel voorlezen. „Jazeker, dominee, wij hebben wel een bijbel.” „En dan komt men met een oud gezangenboek aandragen of een oud profaan boek, dat er nogal bijbelachtig uitziet.”
Bij de begraafplaats gekomen, trok men er driemaal omheen, om de eventuele terugweg van de ziel van de overledene onvindbaar te maken. Was de dominee eenmaal vertrokken, dan ging men verder met Lucas Bols, eventueel nog verzuchtend „dat het je niet van mensen wordt aangedaan.” En vervolgens klopte de dominee weer op „de doovemansdeur.”
En toch… Ik sluit af met een eigen ervaring uit mijn Rotterdamse tijd. Bij een kaartenbakgezin uit de Jan Raptraditie was er steevast de snauw aan de deur bij een poging tot huisbezoek. Totdat het hoofd van het gezin bij ernstige ziekte zijn buurman (een Jehova’s getuige) aan boord kreeg om hem te bekeren. Toen wilde hij meer van de Bijbel weten. We kwamen als geroepen. Hij, zijn vrouw en vijf kinderen werden op dezelfde dag gedoopt. Hoe zou Jona daarover hebben gedacht?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 23 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 23 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's