„Afscheiden zit in de GKV-traditie”
Een nieuwe vrijmaking gaf in 2003 uiting aan het zich opstapelende onbehagen in een deel van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV). Precies tien jaar later staat deze kerk aan de vooravond van een mogelijk nieuwe twistappel: de vraag of vrouwen ambtsdrager kunnen worden. Dreigt een nieuwe kerkscheuring?
Het risico van nieuwe kerkelijke strubbelingen is niet denkbeeldig, constateert historicus prof. dr. G. Harinck. De directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) (HDC) stelt dat „afscheidingen als oplossing voor een probleem in de traditie zitten van de GKV.”
Het zuiveren van de kerk en haar te bewaren bij de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid, stond bij alle afscheidingen sinds 1834 voorop, aldus Harinck. In die lijn staan ook de groepen die zich vanaf 2003 afscheidden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, stelt de historicus, die zelf lid is van de GKV. Bij de hoofdstroom van de ”nieuwe vrijgemaakten”, De Gereformeerde Kerken (hersteld) (DGK), ziet de HDC-directeur echter „iets radicaals.” Bij eerdere afscheidingen werd de weg van het kerkelijk bezwaar maken „helemaal afgelopen. De nieuwe vrijgemaakten daarentegen zijn zelf weggegaan.”
De andere groep die na 2003 buiten de kerk kwam te staan, noemt zich de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN). De oorzaak van het ontstaan van dit „voorlopige kerkverband”, zoals het zich noemt, was geen centraal georganiseerde vrijmaking. De gemeenten die deel uitmaken van de GKN zijn ontstaan door scheuringen in plaatselijke GKV- en DGK-gemeenten.
Voortzetting
Opvallend noemt Harinck het dat De Gereformeerde Kerken (hersteld) zich beschouwen als de voortzetting van de GKV. „Zij menen dat het de GKV zijn die afwijken van de oude paden. Vanuit de DGK-optiek terecht. Ze verlangen terug naar de situatie tussen pakweg 1944 en 1960. Toen was er een soort zuiver vrijgemaakt denken.”
Het verlangen naar de periode rond dat ijkpunt kwam op toen de GKV vanaf de jaren 90 een ontwikkeling doormaakten, aldus Harinck. Nieuwe vrijgemaakten hebben volgens hem inwendig de angst dat de GKV de vroegere Gereformeerde Kerken in Nederland, de ‘synodalen’, achternagaan. Die rekenden vanaf de jaren 60 af met traditioneel gereformeerde opvattingen. „Het gevoel leeft dat het behoud van alles waarvoor gestreden werd in de jaren 60, nu wordt opgegeven.”
Harinck stelt dat er parallellen zichtbaar zijn tussen ontwikkelingen bij de synodalen toen en de vrijgemaakten nu. Toch hoeft het volgens hem met de GKV niet dezelfde kant op te gaan. „Er is weliswaar nu ook in de GKV discussie over de vrouw in het ambt, de hermeneutiek, de liturgie en ethische kwesties zoals homoseksualiteit en dergelijke. Maar de geschiedenis herhaalt zich nooit op dezelfde wijze. Ik zie in de GKV momenteel geen theologisch modernisme zoals Kuitert en Wiersinga voorstonden in de jaren 60 en 70.”
Reformanda
In de voorgeschiedenis van de nieuwe vrijmaking ziet Harinck een aantal ontwikkelingen die zouden leiden tot het vertrek van GKV-leden rond 2003. „Vanaf de tweede helft van de jaren 80 groeit de irritatie bij sommigen. Het ontstaan van de vereniging Reformanda in 1991 is een belangrijk moment. Dan is er nog geen sprake van een scheuring, maar het verenigingsblad Reformanda geeft overduidelijk uiting aan het onbehagen. Later volgt ook het blad Nader Bekeken. In tegenstelling tot Reformanda bestaat dat nog steeds, maar de groep die daaraan meewerkt, wil in de kerk blijven.”
Reformanda was bij de start in 1991 geen afscheidingsbeweging, stelt Harinck. „De initiatiefnemers wilden waarschuwen en in gesprek komen met de kerk. Historisch gezien speelden ze een interessante rol. Zij waren er alert op dat er wezenlijke dingen veranderden in een kerk die de neiging had dat te ontkennen. Wat ze bijvoorbeeld scherp peilden, was dat met het openstellen van de redactie van het Nederlands Dagblad voor niet-vrijgemaakten, de lijn van 1944 werd verlaten. Die stap paste in de groeiende openheid naar buiten toe, dat heeft de groep die verantwoordelijk was voor die verschuiving moeten erkennen.”
De historicus signaleert dat de nieuwe vrijmaking gepaard ging met felle debatten en forse beschuldigingen in de kerkelijke pers. Een gevolg van de debatcultuur in het neocalvinisme, denkt hij. „Lijdelijkheid en geduld hebben: dat zijn bepaald geen kenmerken van het gemiddelde gereformeerd-vrijgemaakte kerklid. Zoals het ook niet vreemd is dat er vanuit de afscheidingen na 2003 nieuwe afscheidingen ontstonden.”
Was deze vrijmaking te voorkomen?
„Ik denk dat velen in de GKV die vraag met nee beantwoorden. Ik geloof niet dat de generale synode van 2003 iets radicaals heeft gedaan dat aanleiding gaf tot deze vrijmaking. De deur is van de andere kant dichtgegooid.”
Het aantal leden dat vertrok bleef relatief beperkt, terwijl een veel groter aantal GKV’ers rond 2003 verontrust was.
„Een belangrijke rol daarbij speelt het gebrek aan werfkracht van degenen die de afscheiding leidden. En er waren inmiddels ook heel wat vrijgemaakten van mening dat je kerkelijke verschillen niet oplost met een afscheiding.”
Volgend jaar spreekt de generale synode over onder meer de vrouw in het ambt. Kan dat een opmaat vormen naar nóg een afscheiding?
„Die zorg is er in de GKV. Synodeleden zullen denken: Hoe houden we iedereen binnenboord? Daarom verwacht ik niet dat de knoop al in 2014 wordt doorgehakt.”
Mocht er na de synode van 2014 toch een afscheiding komen, dan is het volgens Harinck allerminst zeker dat deze groep zich aansluit bij degenen die de GKV eerder verlieten. „De GKV’ers van nu zijn meeveranderd met ontwikkelingen in de kerk. Als ze overstappen, kan het gevoel ontstaan terug te gaan in de tijd. Dat past een neocalvinist niet, die wil vooruit. Daarom denk ik dat degenen die tegen de vrouw in het ambt zijn diep zuchten, bezwaard blijven, maar uiteindelijk niet massaal weggaan.”
Dr. S. de Marie, preses van de laatstgehouden generale synode van De Gereformeerde Kerken (hersteld) (DGK), ziet het ontstaan van ‘zijn’ kerkverband niet als „een gewone afscheiding.”
Dat hangt samen met zijn definitie van het woord ”vrijmaking”. „Daarmee wordt aangegeven dat je de kerk wilt voortzetten, vrij van verkeerde synodebesluiten. Dat kan niet zonder afscheiding van het kerkverband.”
Volgens de Zwolse predikant is de datum van 20 september 2003 in strikte zin niet te beschouwen als start van de nieuwe vrijmaking. „Op de landelijke vergadering van die dag klonk een oproep tot vrijmaking. De vrijmakingen vonden lokaal plaats.”
Een „heel belangrijke” voedingsbron voor de gevoelens van onvrede, vormde volgens dr. De Marie het besluit in 1999 „om de zondagsrust niet langer te baseren op het vierde gebod. Dat was zodanig dat we toen zeiden: Als men hier niet op terugkomt, gaan we als kerk van de geboden van de Heere af.”
Voorafgaand aan de generale synode van 2002 werd vanuit bezwaarden door middel van een brochure en andere voorlichting aandacht gevraagd voor de betekenis van deze vergadering. Dr. De Marie: „Meer dan duizend bezwaarschriften werden ingediend, op een totaal van ten minste elf on-Schriftuurlijke zaken. Deze werden alle afgewezen.”
De groep die zich uiteindelijk vrijmaakte, was klein.
„We hebben nooit willen zien op het getal. We mogen nog steeds de genadige en bewarende leiding zien van de Heere.”
Wat had deze vrijmaking kunnen voorkomen?
„Misschien kan ik beter zeggen wat we zo node gemist hebben: geen enkele kerkelijke vergadering is serieus ingegaan op de bezwaren. Op een gegeven moment sterkte het mij in de overtuiging dat we ons moesten afscheiden. Onze Schriftuurlijke argumenten werden niet gehoord, het Woord van de Heere sprak niet meer.”
Bijna gelijktijdig met het ontstaan van de DGK kwamen ook gemeenten buiten de GKV te staan die nu de GKN vormen. Wat scheidt en wat bindt u?
„Wat ons bindt, zijn de bezwaren tegen de ontwikkelingen binnen de GKV. Het is jammer dat onze gezamenlijke geschiedenis is getekend door nieuwe scheuringen. Toch is naar mijn mening het kenmerkende bij de GKN wat ik zou willen omschrijven als independentisme. Deze groep had en heeft moeite met het volgen van de kerkorde. Dat blijkt ook uit het feit dat de GKN zich een voorlopig kerkverband noemen. Mogelijk hangt dat samen met negatieve ervaringen die men in de GKV heeft gehad met de opstelling van kerkelijke vergaderingen. Maar dat mag geen reden zijn om onkerkordelijk te handelen. Ik zie wel de roeping om waar mogelijk te blijven zoeken naar toenadering.”
Volgend jaar spreekt de GKV-synode over vrouwelijke ambtsdragers. Denkt u dat er kerkleden de overstap maken naar DGK als de vergadering daar ja tegen zegt?
„Sommige voorgangers onder de verontrusten in de GKV hebben min of meer uitgesproken dat ze in de kerk willen blijven. Ook hebben ze zich wel afgezet tegenover ons kerkverband. Wij voelen verwantschap met het gedachtegoed de groep rond prof. Douma. Je zou verwachten dat ze naar ons overkomen, tenzij principiële verschillen blijken. De geschiedenis vertelt ons dat geluiden van achterblijvende verontrusten in de kerk op een zeker moment uitsterven.”
Uw eigen kerkverband kent enkele honderden leden. Lopen DGK ook niet het risico uit te sterven?
„Het is waar, we zijn klein. Wat de toekomst brengt? Dat moeten we in de hand van de Heere leggen. Hij vraagt trouw en zal voor Zijn kerk zorgen.”
Ds. A. van Houdt, predikant van de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt in Urk, kan de bezwaarden die zich in 2003 vrijmaakten niet volgen in hun besluit de GKV te verlaten.
De Urker predikant is ervan overtuigd „binnen de GKV een plaats, taak en roeping te hebben om te bouwen aan het Koninkrijk van God. Ik wil met een positieve insteek in de GKV staan.” Toch is hij niet zonder zorg. Er is volgens hem sprake van „het geleidelijk schuiven van de panelen ten aanzien van de exegese en de hermeneutiek.”
Daarmee hangt samen het volgens ds. Van Houdt verdwijnende zondebesef en het winnen aan populariteit van een therapeutisch godsbeeld. „Hier en daar is sprake van een evangelicalisering van de gemeente. Ook is de kinderdoop niet vanzelfsprekend meer.”
Het deze maand verschenen rapport over de toelating van vrouwen tot de ambten ziet hij als een document waarin de gevolgen van een andere exegese en hermeneutiek zichtbaar worden. „Duidelijke uitspraken van de Schrift over de positie van de vrouw worden verklaard vanuit de wil van Paulus om ingang te vinden bij de hoorders van die tijd. Wij zouden in onze tijd voor een andere positie van de vrouw in de kerk moeten kiezen om een opening voor het Evangelie te vinden. Ik geloof daar helemaal niets van, en zo is het ons ook niet geleerd in Kampen. Ik vind het niet juist wanneer wij als GKV hierin een eigen koers zouden kiezen zonder rekening te houden met de bezwaren die hiertegen leven in eigen kring en in onze binnenlandse en buitenlandse oecumenische contacten.”
De predikant wijst erop dat de generale synode van de GKV in 2005 uitsprak dat de openstelling van de ambten voor vrouwen bij de Nederlands Gereformeerde Kerken een verhindering vormde voor verdergaand kerkelijk contact. „Het is toch volstrekt ongeloofwaardig dat wij nu een rapport op tafel hebben waarin je hetzelfde gedachtegoed tegenkomt?”
Ds. Van Houdt denkt anderzijds dat de ontwikkelingen binnen zijn kerkgenootschap niet op zichzelf staan. „Vroeg of laat zullen binnen de hele gereformeerde gezindte dezelfde vragen aan de orde komen. De Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) hebben weliswaar de vrouw in het ambt afgewezen, maar de overtuiging dat dit zou moeten kunnen, leeft nog breed. En ook in bepaalde gemeenten die zich verwant voelen met de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk functioneren vrouwelijke ambtsdragers.”
U kiest bewust voor blijven in de GKV, daar waar anderen gaan. Waarom?
„Omdat die kerken mij lief zijn en er ook heel veel goeds gevonden mag worden in ons midden, ook op het gebied van de theologie. De Theologische Universiteit Kampen heeft een positieve internationale uitstraling. Bovendien: het kan niet de bedoeling zijn dat wij wanneer ons iets niet aanstaat maar meteen de kerk verlaten om voor onszelf te beginnen. Het beeld van de gemeente in het Nieuwe Testament is ook lang niet altijd onverdeeld positief. Ik lees niet dat Heere tegen een van de zeven gemeenten in het Bijbelboek Openbaringen zegt: „Nu wordt het toch eens tijd dat je opstapt.” Wel lees ik keer op keer de aansporing om de strijd aan te binden met wat niet goed is, ook in de brieven van Paulus. Tegelijk moeten we beseffen dat Calvijn al heeft gesproken over een zekere tolerantie binnen de kerk.”
Is er naar uw indruk in de kerk genoeg aandacht voor geluiden van bezwaarden? En waaruit blijkt dat?
„Ik vind die vraag moeilijk te beantwoorden. Mijn voorzichtige indruk is dat we wel meer rekening zouden moeten houden met het effect van ons handelen en onze besluitvorming in de achterban. Ik kijk altijd met een zekere jaloezie naar de CGK, waar men tot het uiterste gaat om elkaar vast te houden. Daar zouden wij meer van moeten hebben. We zijn als kerk een volk in de woestijn, en ook zij die achteraanlopen, moeten mee kunnen komen.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's