Dienstbaar en boeiend
Ze kan het nog niet echt bevatten. „Dit is een droom, zegt Kirstin Gramlich als ze de Lebuïnuskerk in Deventer binnenstapt. De van oorsprong Duitse dame is met ingang van maandag de nieuwe cantor-organist van de monumentale kerk. „In de eredienst moet je als organist dienstbaar én boeiend zijn.
Bij de klavieren van het Holtgräveorgel uit 1839 verontschuldigt ze zich. „Ik moet nog even zoeken, hoor. Ik heb hier nog maar vier keer gespeeld.” Ze laat de Gemshoorn van het hoofdwerk horen. „Die is heel mooi. Of neem de Vox Humana van het bovenwerk. Sowieso is het bovenwerk heel kleurrijk. En op het hoofdwerk is het bijzonder dat je naast een volwaardig plenum ook nog een scala aan fluiten hebt.”
Op het drieklaviers instrument, waarin nog materiaal van het vorige orgel van Schnitger uit 1722 verwerkt zit, kun je veel muziek kwijt, stelt de 37-jarige Gramlich. „Ik speel graag muziek van de Hongaar Ligeti. Of van Liszt en Reger en Mendelssohn. Dat kan hier heel goed. Misschien alleen de grote stukken van Reger niet; maar ik speel ook liever zijn kleinere composities.”
Uit haar tas komt de Pièce Héroïque van César Franck. „Ik heb de laatste tijd veel Franck gespeeld, omdat ik mee wilde doen aan het Franckconcours in Haarlem. Door mijn benoeming hier heb ik daar maar van afgezien. Het valt precies samen met mijn intrede hier.”
Ze laat horen hoe ze de Frans-romantische muziek van Franck op het oer-Hollandse orgel zonder zwelwerk zou registreren. „Ik ben niet zo’n purist. Jos van der Kooy heeft me bijgebracht dat mannen als Widor hun eigen muziek zelf op onze Hollandse orgels kwamen spelen. Op zulke mooie instrumenten speel je deze muziek niet gauw kapot. Het komt aan op een goede uitvoering. En op een symfonische ruimte. Nou, die heb je hier. De Lebuïnus is een van de mooiste kerken die ik in Nederland ken. Je kunt symfonische muziek honderd keer beter op een orgel zonder zwelkast in een kathedrale ruimte spelen, dan op een orgel zonder karakter mét zwelwerk waar er in Duitsland nogal wat van zijn.”
Bij haar installatie op 29 september gaat ze Bach spelen. „Ik wil heel graag de Toccata, Adagio en Fuga in C laten horen. Dat is zo’n sprankelend en flitsend stuk waar de vreugde vanaf spat. Alleen al de pedaalsolo in de Toccata. Het is wel een uitdaging, waar ik best tegen opzie. Maar het is een stuk waar ik niet genoeg van kan krijgen.”
Keulen
De naam van Kirstin Gramlich kwam ineens bovendrijven toen bekend werd wie er in Deventer was benoemd in de vacature van Jan Kleinbussink, die met pensioen is gegaan. Hiervoor was ze werkzaam als cantor-organist in Purmerend.
De Duitse woont nu twaalf jaar in Nederland. Ze groeide op in de landelijke omgeving van Heidelberg. „Ik had al jong een passie voor orgelspelen. Na piano- en orgelles ben ik na de middelbare school in Keulen kerkmuziek gaan studeren. Waarbij ik altijd voor de breedte heb gekozen: naast spelen wilde ik zingen en dirigeren.”
Tijdens haar stage in Worms kwam ze in contact met Ewald Kooiman, die haar over de orgelcultuur in Nederland vertelde. Ze besloot zich in 2000 in te schrijven voor de Orgelacademie in Haarlem. Daar ging een wereld voor haar open. „Fantastisch! Elke dag les op het Müllerorgel in de Bavo! Dat was ik in Keulen wel anders gewend. Daar zaten we in een betonnen pand met slechte oefeninstrumenten. In de meeste kerken waar je kon oefenen stonden al even slechte orgels. Als er al nieuwe zijn, zijn dat vooral orgels waar alles op gespeeld moet kunnen worden. Dat stond voorop bij de bouw, niet de artistieke kant. Vaak blijven zulke instrumenten koud.”
In 2001 verkaste Gramlich naar Amsterdam en ging ze in de leer bij Jos van der Kooy, die ze nogal eens noemt in het gesprek. „Ik had vaak les in de Westerkerk in Amsterdam. Ik mocht eerst twee uur studeren voordat Jos kwam. Geweldig! Zo’n ruimte heb je nodig om bij het hart van de muziek te komen. Want bijvoorbeeld de vraag hoe snel je een stuk moet spelen, kun je alleen maar beantwoorden in zo’n grote ruimte. Daar kun je pas echt tot een goede uitvoering komen.”
In Purmerend, waar ze in 2003 aan de slag ging, heeft ze een mooie tijd gehad. „Ik heb aan het conservatorium van Amsterdam ook de studie koordirectie gedaan. Die kennis wilde ik inzetten voor de cantorij. Ik probeerde de koorzangers bij te brengen dat de grote traditie van geestelijke muziek die we hebben in de kerk thuishoort, en niet alleen in het Concertgebouw. Daarom voerden we onder andere het motet ”Jesu meine Freude” van Bach uit, maar ook de ”Schöpfung” van Haydn.”
Favorieten
Toch schreef ze de brief naar Deventer. „Ik miste de kathedrale ruimte: zo’n schitterende grote kerk waar je dagelijks terechtkunt om te studeren. En zeg nu zelf: zo vaak komen dergelijke posten niet vrij.”
Nu ze in de IJsselstad gaat werken, wil Gramlich –die getrouwd is en een dochter heeft– er ook gaan wonen. „Het is een interessante stad met cultuur minnende mensen.”
Wat ze van plan is op haar nieuwe werkplek? „Het is niet mijn ambitie om direct allerlei dingen te veranderen. Ik kende Jan Kleinbussink al; hij was bij mijn masterexamen betrokken. Hij is een diep denkende musicus die hier de achterliggende 43 jaar veel goeds heeft gedaan: er is een goed koor, de liturgie is mooi vormgegeven. Natuurlijk ga ik het op mijn eigen manier doen en heb ik mijn favorieten. Frescobaldi is bijvoorbeeld een van mijn grote liefdes en sowieso Italiaanse muziek; daar heeft Matteo Imbruno in Amsterdam mij mee aangestoken.”
Gaan er cd’s komen vanuit de Lebuïnuskerk? „Dat wil ik wel graag. Muziek van Mendelssohn bijvoorbeeld, of Liszt. En de 20e-eeuwse muziek van Ligeti zou ik graag vastleggen.”
Samenzang
De musica vertelt dat ze in Duitsland rooms-katholiek is opgevoed. Aan haar kerkmuzikale ervaringen in de parochies bewaart ze gemengde herinneringen. In Nederland kwam ze in aanraking met de protestantse traditie. Toen moest ze een inhaalslag maken. „Dat is toch leuk? Ik was op het Duitse liedboek helemaal uitgekeken. Ik vond het heerlijk om al die Nederlandse liederen te leren.”
In de liturgie wil ze zich als organist „gepast” bewegen. „Ik speel graag moderne muziek en improviseer ook veel in hedendaagse stijl. In de eredienst moet je daar echter mee oppassen. Je kunt mensen er boos mee maken. Dat moet je niet willen. In de liturgie staat de dienstbaarheid voorop.”
Ze ziet uit naar het begeleiden van de samenzang. „Vorig jaar zijn hier in Deventer drie protestantse gemeenten samengevoegd. Op zondagochtend zit de Lebuïnus daardoor helemaal vol. Dat is heerlijk zingen, als er veel mensen zijn.”
Hoe ze de begeleiding vormgeeft? „Vooropstaat dat het om het zingen gaat, niet om het orgelspel. Je moet geen preek willen houden, jezelf niet belangrijk willen maken. Je moet zó spelen dat mensen heerlijk kunnen zingen in plaats van hen te irriteren. Dat vraagt dat je zelf achter het orgel meezingt, meeademt. Dus dienstbaar orgelspel, maar tegelijk ook boeiend.”
Cantor-organist
De protestantse gemeente Deventer nam zondagavond in een vesperdienst afscheid van haar cantor-organist Jan Kleinbussink. Deze heeft de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Kleinbussink was vanaf 1970 aan de Lebuïnuskerk verbonden. Kleinbussink is vrijdag nog te horen tijdens het afsluitende orgelconcert in de zomerserie vrijdagavondconcerten in de Lebuïnuskerk.
In de ochtenddienst van 29 september zal Kirstin Gramlich als cantor-organist „in de bediening worden gesteld”, aldus de agenda van de kerk. Zij is op 28 september (16.00 uur) al te horen in de Lebuïnuskerk tijdens een zogenoemde orgelestafette van de Stichting tot Behoud van het Nederlandse Orgel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's