De Naam
Heidelbergse Catechismus, Zondag 36
De Naam van God betekent in de Schrift onder meer: alle eigenschappen die aan God worden toegeschreven. Zo ook de dienst van God, het vertrouwen op Hem, de aanroeping, grootmaking en belijdenis van God, zoals in Micha 4:5: „Want alle volken zullen wandelen, elk in de naam zijns gods, maar wij zullen wandelen in de Naam des Heeren van onze God, eeuwig en altoos.” En in Mattheüs 28:19: „Dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.” En in Handelingen 21:13: „Ik ben bereid niet alleen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor den Naam des Heeren Jezus.”
Deze Naam gebruiken wil zeggen: Hem noemen, of bij het spreken gebruiken. Ons wordt niet verboden die Naam te gebruiken, maar wel om hem lichtvaardig of vergeefs te gebruiken, zoals bij het dagelijks spreken, in strijd met Christus’ leer, Mattheüs 5:37: „Laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen”; of valselijk, zoals in de ongeoorloofde en valse eden, of ten slotte smadelijk, zoals in vloeken, lasteren en bezweren, waarin de werken des duivels met Gods Naam bedekt worden.
Zacharias Ursinus, hoogleraar in Heidelberg
(”Schatboek Heidelbergse Catechismus”, 1657)
De Heidelbergse Catechismus bestaat 450 jaar. De meditatie komt iedere zaterdag uit het ”Schatboek”, een verklaring van de catechismus.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's